ECLI:NL:RBROT:2023:2598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
10294565
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in het kader van een gemengde overeenkomst zorg en huur met betrekking tot overlast en beëindiging van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg (eiseres) en Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. (gedaagde) in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01]. De zaak betreft een ontruimingsvordering van het Leger des Heils, die stelt dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [gedaagde01] rechtsgeldig is beëindigd, waardoor de huurovereenkomst ook is geëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een gemengde overeenkomst, waarin het zorgelement centraal staat. De rechter oordeelt dat [gedaagde01] zich niet aan de verplichtingen uit de zorg- en dienstverleningsovereenkomst heeft gehouden, wat heeft geleid tot overlast voor omwonenden. Ondanks herhaalde waarschuwingen heeft [gedaagde01] zijn gedrag niet aangepast. De kantonrechter concludeert dat het Leger des Heils terecht de overeenkomst heeft opgezegd en dat [gedaagde01] zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering tot ontruiming wordt toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor ontruiming. Tevens wordt Van den Bosse veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10294565 VV EXPL 23-32
datum uitspraak: 14 maart 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Leger des Heils Welzijns- en Gezondheidszorg,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. K. Bol en mr. L.I.I. Verëll,
en
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gevoegde partij,
gemachtigde: mr. M.W. Kox,
tegen
Van den Bosse Bewindvoeringen B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01],
vestigingsplaats: Middelburg,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.H. Bijvank.
De partijen worden hierna ‘het Leger des Heils’, ‘Woonbron’ en ‘Van den Bosse’ genoemd. De onderbewindgestelde zal hierna ‘ [gedaagde01] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 13 februari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de incidentele conclusie inhoudende vordering tot voeging op grond van artikel 217 Rv;
  • de e-mail van de bewindvoerder van 22 februari 2023 met één bijlage;
  • de spreekaantekeningen van het Leger des Heils.
1.2.
Op 23 februari 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen, waaronder zowel de bewindvoerder als [gedaagde01] zelf, en hun gemachtigden besproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter toegestaan dat Woonbron zich in deze procedure aan de zijde van het Leger des Heils voegt.

2.De feiten

2.1.
Per 26 mei 2020 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [gedaagde01] met benoeming van Van den Bossche Bewindvoeringen B.V. tot bewindvoerder.
2.2.
Het Leger des Heils is een stichting, die onder meer op diverse wijzen aan personen die hulp nodig hebben zorg en begeleiding verleent, gecombineerd met het verschaffen van onderdak aan die personen. In verband daarmee heeft het Leger des Heils (onder andere) de woning aan de [adres01] in Rotterdam van Woonbron gehuurd.
2.3.
[gedaagde01] is op 22 juni 2020 bij het Leger des Heils gestart met het ‘Housing First’-traject. In het kader van dat traject heeft [gedaagde01] een zorg- en dienstverleningsovereenkomst met het Leger des Heils gesloten. Op de zorg- en dienstverleningsovereenkomst zijn van toepassing de ‘Algemene voorwaarden bij zorg- en dienstverleningsovereenkomst W&G’ (hierna: ‘de algemene voorwaarden’).
2.4.
Het Leger des Heils en [gedaagde01] hebben op 22 juni 2020 ook een ‘Huurovereenkomst
woonruimte met hulp- en zorgbepaling Leger des Heils’ (hierna: ‘de huurovereenkomst’) gesloten. Op basis van die overeenkomst huurt [gedaagde01] de woning aan de [adres01] in Rotterdam van het Leger des Heils. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de ‘Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst woonruimte Leger des Heils’ (hierna: ‘de algemene huurvoorwaarden’).
2.5.
Op 13 juli 2020 heeft [gedaagde01] een door de Gemeente Rotterdam opgesteld ondersteuningsverslag voor akkoord ondertekend, waarin is opgenomen op welke punten er zorg en begeleiding aan [gedaagde01] zal worden verleend.
2.6.
Het Leger des Heils heeft op 14 juni 2021 een schriftelijke officiële waarschuwing aan [gedaagde01] gestuurd, waarin aan hem wordt verzocht geen verbale en/of fysieke agressie te gebruiken tegenover of in bijzijn van medewerkers van het Leger des Heils. Op 26 november 2021 heeft het Leger des Heils nogmaals een schriftelijke officiële waarschuwing aan [gedaagde01] gestuurd.
2.7.
Op 16 november 2022 heeft Woonbron een brief aan [gedaagde01] gestuurd, waarin zij [gedaagde01] sommeert geen overlast in zijn woonomgeving te veroorzaken. Het Leger des Heils heeft daarna op 29 november 2022 nogmaals een schriftelijke officiële waarschuwing aan [gedaagde01] gestuurd.
2.8.
Het Leger des Heils heeft ten slotte op 28 december 2022 een brief aan [gedaagde01] gestuurd, waarin zij de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [gedaagde01] heeft opgezegd per 18 januari 2023 en waarin zij ook heeft medegedeeld dat daardoor de huurovereenkomst automatisch eindigt per 18 januari 2023.

3.Het geschil

3.1.
Het Leger des Heils eist samengevat:
  • de bewindvoerder te veroordelen om de woning aan de [adres01] in Rotterdam te ontruimen;
  • de bewindvoerder te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het Leger des Heils baseert de eis op het volgende. Omdat [gedaagde01] de verplichtingen uit de zorg- en dienstverleningsovereenkomst niet nakomt en zich zodanig gedraagt dat van het Leger des Heils niet kan worden verwacht dat zij deze overeenkomst voortzet, heeft Leger des Heils de zorg- en dienstverleningsovereenkomst rechtsgeldig beëindigd. De huurovereenkomst is onlosmakelijk met de zorg- en dienstverlenings-overeenkomst verbonden. Omdat in de overeenkomsten het zorgelement overheerst komt aan [gedaagde01] geen huurbescherming toe. Dat betekent dat de huurovereenkomst is geëindigd op het moment dat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst eindigde, waardoor [gedaagde01] momenteel zonder recht of titel in de woning verblijft.
3.3.
Als de eis niet op grond van het bovenstaande kan worden toegewezen, moet [gedaagde01] ook de woning ontruimen. Hij is in dat geval namelijk ernstig tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat hij (en zijn bezoek), ondanks herhaalde schriftelijke waarschuwingen en gesprekken met begeleiders, regelmatig ernstige overlast veroorzaakt. Omdat het Leger des Heils als verhuurder moet optreden tegen deze overlast en het niet waarschijnlijk is dat de overlast zal stoppen, heeft het Leger des Heils een spoedeisend belang bij haar eis. Daarnaast heeft [gedaagde01] de woning meerdere keren in gebruik gegeven aan een derde. In de algemene huurvoorwaarden is opgenomen dat dit niet is toegestaan.
3.4.
Van den Bosse is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. [gedaagde01] heeft wel recht op huurbescherming, omdat het zorgelement in de overeenkomsten niet overheerst. Het einde van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst heeft daarom niet het einde van de huurovereenkomst tot gevolg. De zorg- en dienstverleningsovereenkomst is ook niet rechtsgeldig opgezegd, want [gedaagde01] is niet tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst. Hij betwist overlast te hebben veroorzaakt en betwist ook dat hij de sleutel van zijn woning aan derden heeft gegeven, terwijl hij zelf langdurig afwezig was. [gedaagde01] is bovendien licht verstandelijk beperkt en makkelijk beïnvloedbaar, zodat hij erg gevoelig is voor mensen die misbruik van hem willen maken. Voor zover er sprake is van enige overlast, betwist [gedaagde01] dat er sprake is van onrechtmatige hinder of enige daardoor veroorzaakte schade. Niet [gedaagde01] , maar juist het Leger des Heils is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Er is sprake van gebrekkige zorgverlening. Gezien de complexe problematiek waarmee [gedaagde01] kampt, had de zorgverlening intensiever moeten zijn en had hij eerder geholpen moeten worden.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat het Leger des Heils heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Van den Bosse en [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Om wat voor overeenkomst gaat het?
4.2.
Het Leger des Heils eist primair dat de woning wordt ontruimd omdat zij de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [gedaagde01] rechtsgeldig heeft opgezegd per 18 januari 2023 en daarmee de huurovereenkomst ook automatisch tot een einde is gekomen. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet eerst worden vastgesteld om wat voor overeenkomst het gaat en welke regels daarop van toepassing zijn.
4.3.
Partijen zijn het er over eens dat er sprake is van een gemengde overeenkomst. Het Leger des Heils en [gedaagde01] zijn weliswaar twee overeenkomsten met elkaar aangegaan, maar uit de inhoud van de overeenkomsten blijkt dat deze als één samenhangend geheel moeten worden beschouwd. Dat geheel voldoet aan de omschrijving van twee door de wet geregelde bijzondere soorten overeenkomsten, namelijk huur en opdracht (de zorg- en begeleidingsovereenkomst. In artikel 4 van de huurovereenkomst is uitdrukkelijk opgenomen dat de hulp- en zorgverlening door het Leger des Heils en het verhuren van de woning aan [gedaagde01] onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. In artikel 4 van de zorg- en dienst-verleningsovereenkomst is opgenomen dat één van de voorwaarden van die overeenkomst is dat [gedaagde01] maandelijks op tijd de huur betaalt. Dit betekent dat er sprake is van een gemengde overeenkomst die niet kan worden gesplitst.
4.4.
Als sprake is van een gemengde overeenkomst die niet gesplitst kan worden, zoals hier dus het geval is, moet worden beoordeeld of sprake is van bepalingen die gelden voor de afzonderlijke overeenkomsten, die niet met elkaar te verenigen zijn. Als daarvan sprake is, moet vervolgens worden beoordeeld welke bepalingen in dat geval voorrang moeten krijgen (Hoge Raad 10 maart 2017, ELCI:NL:HR:2017:405). In dit geval is sprake van onverenigbaarheid. Immers, de regels over de opzegging van een huurovereenkomst voor woonruimte en een zorgovereenkomst (overeenkomst van opdracht) verschillen van elkaar en kunnen dus niet tegelijk worden toegepast. Dat betekent dat moet worden bepaald of sprake is van een overheersend element, dat er voor zorgt dat de regels van beëindiging van de huurovereenkomst óf de regels van de opzegging van de zorg- en begeleidings-overeenkomst voorrang moeten krijgen.
Welk element overheerst in de overeenkomst?
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het zorgelement in de overeenkomst centraal staat en overheerst. De woning is door het Leger des Heils aan [gedaagde01] verhuurd uitsluitend in verband met de zorg en begeleiding die zij aan [gedaagde01] verleent. Dat de woning slechts om die reden aan [gedaagde01] is verhuurd, volgt uit artikel 2 van de huurovereenkomst, waarin het volgende is opgenomen:
“Het gehuurde is uitsluitend bestemd om voor huurder als woonruimte te dienen. De woonruimte wordt uitsluitend ter beschikking gesteld teneinde hulp- en zorgverlening door verhuurder aan huurder mogelijk te maken.”
Daarnaast is in artikel 3 van de huurovereenkomst bepaald dat deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de zorg- en dienstverlenings-overeenkomst. Daaruit volgt dat de duur van de huurovereenkomst volledig afhankelijk is van die van de zorgverleningsovereenkomst.
4.6.
Bij deze beoordeling speelt ook mee dat het Leger des Heils geen professionele verhuurder is, maar dat haar hoofddoel is het verlenen van zorg en begeleiding aan kwetsbare doelgroepen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het Leger des Heils de woning aan de [adres01] in Rotterdam slechts voor dit doel van Woonbron heeft gehuurd. Ook daaruit volgt dat de woning niet aan [gedaagde01] zou zijn verhuurd als hij de zorg- en dienstverleningsovereenkomst niet zou hebben getekend. Ten slotte is ook in artikel 4 van de huurovereenkomst nog eens nadrukkelijk opgenomen dat in de relatie tussen de huurder en de verhuurder het zorg- en begeleidingselement overheersend zal zijn en dat de huurovereenkomst zal eindigen, wanneer de zorg- en dienstverlenings-overeenkomst eindigt. Het enkele feit dat het traject, waarin [gedaagde01] is geplaatst en waarvan beide overeenkomsten deel uitmaken, het ‘Housing First’-traject is genoemd, brengt - gelet op de overheersende rol van het zorgelement - niet met zich dat daaruit geconcludeerd moet worden dat het huurelement als leidend moet worden beschouwd.
4.7.
Dat het zorgelement in de overeenkomst tussen het Leger des Heils en [gedaagde01] overheerst, betekent dat in dit geval de dwingendrechtelijke bepalingen van de huurbescherming niet van toepassing zijn. Dit betekent ook dat voor de opzegging van de overeenkomst de regels gelden die daarover zijn opgenomen in de zorg- en dienstverleningsovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden.
Heeft het Leger des Heils de overeenkomst rechtsgeldig opgezegd?
4.8.
In artikel 4 van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst is over de beëindiging van de overeenkomst het volgende opgenomen:
“U ontvangt begeleiding volgens het Housing First principe, dit betekent dat er drie essentiële afspraken zijn waar u zich aan dient te houden. Dit betreft de volgende afspraken:
1. U betaald maandelijks op tijd de huur aan het Leger des Heils
2. U geeft geen overlast in en rondom u woning!
3. U stelt u begeleid baar open laat begeleiding toe in de woning.
Mocht u zich niet houden aan bovenstaande afspraken dan kan het Leger des Heils de overeenkomst (inclusief huurovereenkomst) ontbinden (…)”
In aansluiting hierop is in artikel 7 van de algemene voorwaarden opgenomen dat het Leger des Heils de overeenkomst met inachtneming van een redelijke opzegtermijn kan opzeggen onder meer als - kort gezegd - [gedaagde01] de verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt of zich zodanig gedraagt dat voortzetting van de overeenkomst niet van het Leger des Heils kan worden verwacht.
4.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat [gedaagde01] zich niet aan de verplichtingen uit de zorg- en dienstverleningsovereenkomst houdt en heeft gehouden. Uit alles wat door zowel het Leger des Heils als Woonbron is aangevoerd en de stukken die in het geding zijn gebracht, kan in voldoende mate worden afgeleid dat [gedaagde01] overlast veroorzaakt in zijn woonomgeving. Door het Leger des Heils zijn vele overlastmeldingen en contactnotities in het geding gebracht waaruit volgt dat er vanaf september 2020 - dus al zeer kort nadat [gedaagde01] in de woning is komen wonen - structureel door omwonenden is geklaagd over het gedrag van [gedaagde01] . Uit die meldingen blijkt onder meer dat [gedaagde01] geluidsoverlast veroorzaakt, zich intimiderend en bedreigend tegen omwonenden gedraagt en agressief reageert tegen zijn zorgbegeleiders, een en ander op zodanige wijze dat de politie meerdere malen is ingeschakeld. Daarbij is gebleken dat de overlast zich niet alleen overdag voordoet, maar ook in de avond- en nachtelijke uren.
4.10.
[gedaagde01] is diverse malen door zowel het Leger des Heils als Woonbron aangesproken op de overlast die hij veroorzaakt. Zo zijn er meerdere malen schriftelijke officiële waarschuwingen aan [gedaagde01] gestuurd, waarin hij er duidelijk op gewezen is dat de overlast moet stoppen en wat de consequenties zullen zijn als de overlast toch blijft voortduren. Desondanks heeft [gedaagde01] na die waarschuwingen zijn gedrag niet aangepast en - zo blijkt uit de meest recente overlastmeldingen (vanaf november 2022) - duurt de overlast nog altijd voort. Weliswaar is het in bepaald periodes ‘rustiger’ geweest (bijvoorbeeld tussen januari 2022 en november 2022), maar door het Leger des Heils is onbetwist gesteld dat [gedaagde01] in die betreffende periodes grotendeels niet in de woning aanwezig was wegens zijn werk op een binnenvaartschip of omdat hij in detentie zat.
4.11.
De kantonrechter volgt Van den Bosse niet in haar stelling dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder. Uit het bovenstaande volgt dat de aard en duur van de hinder zodanig is dat er gesproken kan worden van ernstige overlast. Die ernst wordt nog eens onderstreept door het feit dat de situatie rond [gedaagde01] het noodzakelijk maakte op 19 december 2022 een bewonersavond te organiseren voor de bewoners van het wooncomplex en tijdens die bijeenkomst een groot aantal buurtbewoners nogmaals hun zorgen hebben geuit. Dat de buurtbewoners [gedaagde01] bewust in een kwaad daglicht zouden willen stellen, zoals door Van den Bosse is gesteld, blijkt nergens uit en is door Van den Bosse ook niet onderbouwd. Ook de stelling dat juist [gedaagde01] degene is die overlast zou ondervinden van zijn buren, is door Van den Bosse onvoldoende onderbouwd en sluit niet aan op het beeld dat volgt uit de vele overlastmeldingen van de buurtbewoners.
4.12.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat [gedaagde01] de overeenkomst met het Leger des Heils, ondanks meerdere waarschuwingen, niet is nagekomen. Dat betekent dat het Leger des Heils op grond van artikel 4 van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst en artikel 7 van de algemene voorwaarden de bevoegdheid had om de zorg- en dienstverleningsovereenkomst met [gedaagde01] op te zeggen. Het Leger des Heils heeft dan ook terecht van haar opzeggingsmogelijkheden gebruik gemaakt in de brief van 28 december 2022, waarin zij [gedaagde01] heeft bericht dat zij de zorg- en dienstverlenings-overeenkomst per 18 januari 2023 opzegt.
4.13.
De kantonrechter volgt Van den Bosse niet in haar stelling dat juist het Leger des Heils de overeenkomst niet zou zijn nagekomen. Dat er sprake is van gebrekkige zorgverlening door het Leger des Heils is niet gebleken. Uit de door het Leger des Heils overgelegde ondersteuningsverslag in combinatie met de contactnotities volgt dat het Leger des Heils [gedaagde01] structureel de afgesproken hulp en ondersteuning heeft geprobeerd te bieden. [gedaagde01] heeft onvoldoende concrete feiten gesteld waaruit het tegendeel zou moeten blijken.
De woning van [gedaagde01] moet ontruimd worden
4.14.
Omdat de zorg- en dienstverleningsovereenkomst en de huurovereenkomst als één samenhangend geheel worden beschouwd, is met de rechtsgeldige opzegging van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst ook de huurovereenkomst per 18 januari 2023 opgezegd. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde01] op dit moment zonder recht of titel in de woning verblijft.
4.15.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een vordering tot ontruiming zal toewijzen. Daarnaast is voldoende gebleken dat het Leger des Heils een zodanig spoedeisend belang heeft dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. De overlastsituatie is voor de buurtbewoners inmiddels niet langer houdbaar. Uit het recent opgestelde behandelplan van Ipse de Bruggen leidt de kantonrechter bovendien af dat er, gelet op de problematiek van [gedaagde01] , op dit moment geen reële kans bestaat dat de overlast op korte termijn zal stoppen, maar dat er eerst een intensief behandeltraject noodzakelijk zal zijn. Gelet op alle omstandigheden is het niet aannemelijk dat die behandeling in [gedaagde01] huidige woning kan worden aangeboden. Het Leger des Heils heeft in dit verband dan ook aangevoerd dat [gedaagde01] er juist veel meer bij gebaat zou zijn om via een begeleid wonen-traject van Skaeve Huse, een opvanglocatie voor mensen met dezelfde problematiek als [gedaagde01] , zorg en ondersteuning te ontvangen.
4.16.
De gevorderde ontruiming wordt dan ook op de primaire grondslag toegewezen. De termijn voor ontruiming wordt in redelijkheid bepaald op 14 dagen na de datum van dit vonnis. Voor toekenning van een langere ontruimingstermijn, zoals door Van den Bosse in haar conclusie van antwoord verzocht, ziet de kantonrechter in verband met de spoedeisendheid van de zaak geen aanleiding.
Van den Bosse moet de proceskosten in de hoofdzaak betalen
4.17.
Van den Bosse krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van het Leger des Heils tot vandaag vast op € 125,86 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 782,86. Voor kosten die het Leger des Heils maakt na deze uitspraak moet Van den Bosse een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt ook toegewezen.
4.18.
Voor wat betreft de proceskosten in het incident tot voeging wordt bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt. Woonbron heeft zich in de hoofdzaak aan de zijde van het Leger des Heils gevoegd. De door Woonbron verrichte werkzaamheden in de hoofdzaak zijn zodanig gering van omvang, dat de kosten aan haar zijde op nihil worden gesteld.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Van den Bosse, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01] , om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van het Leger des Heils te stellen;
5.2.
veroordeelt Van den Bosse, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde01] , in de proceskosten die aan de kant van het Leger des Heils tot vandaag worden vastgesteld op € 782,86 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling en die aan de kant van Woonbron tot vandaag worden vastgesteld op nihil;
5.3.
bepaalt dat in het incident tot voeging iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
44487