In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] B.V. en [gedaagde01]. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.F.L. Heijting en mr. B. Martens, vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte door [gedaagde01] vanwege een aanzienlijke huurachterstand van € 78.071,47, bestaande uit een onbetaalde waarborgsom en achterstallige huur. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 1 april 2022 en de huur bedraagt € 9.874,31 per maand. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft aangevoerd dat deze is ontstaan door financiële problemen als gevolg van de coronacrisis en de oorlog in Oekraïne.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de ontruiming, gezien de hoogte van de huurachterstand en de financiële situatie van de gedaagde. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met de verplichting voor [gedaagde01] om de bedrijfsruimte uiterlijk 31 maart 2023 leeg op te leveren. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, contractuele boetes en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot betaling van de waarborgsom is afgewezen, omdat het spoedeisende belang van de eiseres onvoldoende was aangetoond. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.