In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gedaagde, met als doel het opstarten van een zorgregeling tussen haar en haar minderjarige kind. De vrouw heeft al geruime tijd geen contact gehad met haar kind, wat volgens de voorzieningenrechter een spoedeisend belang met zich meebrengt. De vrouw vordert dat de GI haar medewerking verleent aan het opstarten van een zorgregeling, waarbij het kind één uur per week bij haar zal zijn, en dat er een dwangsom wordt opgelegd voor het geval de GI hier niet aan voldoet.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de GI erkent dat het opstarten van het contact te lang heeft geduurd en heeft zij excuses aangeboden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen de vrouw en de minderjarige sinds de uithuisplaatsing van het kind bij de vader. De GI heeft toegezegd om het contact op te starten en heeft een plan gepresenteerd voor een kennismaking en een herstelgesprek tussen de vrouw en de minderjarige.
De voorzieningenrechter heeft de GI veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan het opstarten van de zorgregeling en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval de GI hier niet aan voldoet. Daarnaast is de GI veroordeeld in de proceskosten van de vrouw. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.