ECLI:NL:RBROT:2023:2753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
10/244376-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor verkrachting en mishandeling van 14-jarige jongen door HIV-positieve verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling van een 14-jarige jongen. De verdachte, geboren in Ethiopië en HIV-positief, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 september 2022 de jongen in zijn schuur heeft verkracht, waarbij hij geweld heeft gebruikt en voorbijging aan de verbale en non-verbale protesten van het slachtoffer. De verdachte heeft de jongen vastgehouden en gedwongen tot anale penetratie, waarna hij klaarkwam op de kleding van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en zijn moeder als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door technisch bewijs van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waaruit bleek dat DNA van de verdachte op de jas van het slachtoffer was aangetroffen.

De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan mishandeling, omdat hij zonder gebruik van een condoom anaal seksueel contact heeft gehad met het slachtoffer, terwijl hij wist dat hij HIV-positief was. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, vooral gezien de impact op het slachtoffer, die psychisch leed heeft ondervonden door de verkrachting en de angst voor besmetting met HIV. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een meldplicht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/244376-22
Datum uitspraak: 23 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Ethiopië) op [geboortedatum01] 1978,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
P.I. Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. J. van Egmond, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten de poging zware mishandeling;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde, te weten verkrachting en mishandeling;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer en zijn moeder.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van feit 2 primair (poging zware mishandeling)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 primair en 2 subsidiair (verkrachting en mishandeling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde. Daartoe is ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer niet consistent en daarom niet bruikbaar is. De verklaring van de verdachte is daarentegen niet ongeloofwaardig en vindt steun in het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Daaruit blijkt volgens de verdediging dat er geen DNA van de verdachte is aangetroffen in en rondom de anus van het slachtoffer, dat er bij het slachtoffer geen letsel is waargenomen in het anogenitaal gebied en dat er bij de bemonsteringen geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanwezigheid van fecaal materiaal. Er was dus geen sprake van het binnendringen van het lichaam. Bovendien is er geen bewijs dat er sprake was van dwang.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde is aangevoerd dat uit de FARR-rapportage blijkt dat de kans dat de verdachte het slachtoffer zou besmetten met het HIV-virus 0% was, vanwege de medicatie die de verdachte in verband met die besmetting gebruikt.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op 24 september 2022 omstreeks 20:55 uur kwamen verbalisanten ter plaatse in de woning van [voornaam slachtoffer01] en zijn moeder, nadat moeder had gemeld dat haar 14-jarige zoon was verkracht. De verbalisanten zagen [voornaam slachtoffer01] op de bank zitten en zagen dat hij een verslagen indruk maakte. Hij keek voor zich uit, kwam apathisch en gelaten over en ze zagen tranen over zijn wangen lopen.
Verklaringen
[voornaam slachtoffer01] heeft verklaard dat hij op die bewuste avond door de verdachte anaal is verkracht in de schuur bij diens woning. De verdachte zou hem bij zijn polsen hebben vastgepakt en hem tegen de muur hebben gedrukt. Vervolgens zou hij de verdachte met zijn penis anaal hebben gepenetreerd ondanks verbale protesten van [voornaam slachtoffer01] . [voornaam slachtoffer01] heeft verklaard dat de verdachte is klaargekomen en dat het sperma van de verdachte op zijn jas en op de grond terecht kwam.
De moeder van [voornaam slachtoffer01] heeft verklaard dat ze geluiden in de schuur hoorde toen ze kwam kijken waarom [voornaam slachtoffer01] zo lang weg bleef. Toen ze de schuurdeur opende, zag ze [voornaam slachtoffer01] en de verdachte allebei met hun broek op hun knieën. Ze zag dat de verdachte bang was en dat hij de rits van zijn broek probeerde dicht te doen. [voornaam slachtoffer01] verklaarde onmiddellijk aan zijn moeder dat hij door de verdachte anaal was verkracht.
De verdachte heeft tijdens verschillende verhoren vanaf 25 september 2022 bij de politie verklaard dat [voornaam slachtoffer01] vijf tot tien minuten bij hem thuis is geweest en daarna is weggegaan. Hij ontkende dat hij hem had aangeraakt, dat hij met hem in de schuur was geweest en dat hij was klaargekomen. De verdachte heeft daarnaast op vragen van de politie verklaard dat hij besmet is met het HIV-virus.
Op de terechtzitting van 22 december 2022 heeft de verdachte verklaard dat [voornaam slachtoffer01] met zijn handen seksuele handelingen bij hem heeft verricht. De verdachte heeft vervolgens op 1 maart 2023 bij de politie verklaard dat [voornaam slachtoffer01] hem begon te betasten in de keuken en dat ze daarna naar de schuur zijn gegaan. [voornaam slachtoffer01] zou de rits van de broek van verdachte open hebben gedaan, op zijn knieën zijn gaan zitten en het geslachtsdeel van de verdachte hebben betast. Daarna is de verdachte klaargekomen. Toen ze van plan waren om de schuur uit te gaan, kwam de moeder van [voornaam slachtoffer01] aan. Ze zag dat het donker was in de schuur en vroeg waarom de verdachte zijn broek omhoog deed en waarom zijn rits open was. Ze zag dat [voornaam slachtoffer01] spermavlekken op zijn kleding had.
Op de terechtzitting van 9 maart 2023 heeft de verdachte een verklaring afgelegd die in grote lijnen gelijk is aan zijn laatste verklaring bij de politie, met uitzondering van het feit dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat de moeder van [voornaam slachtoffer01] hen niet in, maar buiten de schuur heeft aangetroffen en dat zij toen beiden hun kleding aan hadden. [voornaam slachtoffer01] zou de verdachte hebben afgetrokken, waarna de verdachte is klaargekomen. Daarnaast heeft verdachte aanvullend verklaard dat hij [voornaam slachtoffer01] niet tot seksuele handelingen heeft gedwongen in de schuur, dat hij geen anale seks met [voornaam slachtoffer01] heeft gehad en dat de broek van [voornaam slachtoffer01] niet uit is geweest. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens de eerdere politieverhoren niet wilde verklaren uit schaamte.
Beoordeling feit 1 primair (verkrachting)
De rechtbank stelt het volgende voorop als uitgangspunt voor de beoordeling. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader (verdachte). Wanneer dan de verdachte (een deel van) de handelingen ontkent, zoals ook in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. De wet bepaalt dat de enkele verklaring van het veronderstelde slachtoffer onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen (artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een beperkte mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het ten laste gelegde kan opleveren.
Zijn de verklaringen van [voornaam slachtoffer01] en zijn moeder betrouwbaar?
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [voornaam slachtoffer01] op een aantal punten steun vinden in ander bewijs. Zijn moeder heeft verklaard dat ze geluiden hoorde in de schuur en dat ze, toen ze de schuurdeur opende, [voornaam slachtoffer01] en de verdachte
allebeimet hun broek op hun knieën zag staan. Ze zag dat de verdachte bang keek en dat hij zijn rits probeerde dicht te doen. [voornaam slachtoffer01] vertelde haar op dat moment direct dat de verdachte ‘zijn ding in hem gestopt had’ en de verdachte zei haar dat [voornaam slachtoffer01] het zelf wilde. De verdachte heeft de verklaring van de moeder van [voornaam slachtoffer01] in zoverre bevestigd dat zij hen aantrof nadat hij was klaargekomen, dat zij de verdachte vroeg waarom hij zijn rits dichtdeed en dat hij haar heeft gezegd dat haar zoon een probleem heeft en het zelf wilde.
Op de punten waarop de verklaring van verdachte en [voornaam slachtoffer01] uiteenlopen, vindt de verklaring van [voornaam slachtoffer01] steun in het in het dossier aanwezige technisch bewijs, terwijl de verklaring van verdachte daarmee niet in overeenstemming te brengen is.
Uit onderzoek van het NFI volgt dat op de buitenzijde van de jas van [voornaam slachtoffer01] , zowel ter hoogte van de linker- als de rechtermouw, DNA van de verdachte is aangetroffen, hetgeen past bij de verklaring van [voornaam slachtoffer01] dat de verdachte hem bij de polsen heeft vastgehouden.
Verder is er DNA van [voornaam slachtoffer01] op en onder de eikel en op de huid van de penis van de verdachte aangetroffen. Op en onder de eikel van verdachte is ook bloed aangetroffen, net als in en rondom de anus van [voornaam slachtoffer01] . Daarnaast is DNA van de verdachte op de rechterbil van [voornaam slachtoffer01] aangetroffen. In de bemonstering bij de anus van [voornaam slachtoffer01] is tevens een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Deze aangetroffen sporen passen niet bij de verklaring van de verdachte - namelijk dat de broek van [voornaam slachtoffer01] niet uit is geweest en dat er geen anale seks heeft plaatsgevonden - maar wel bij de verklaring van [voornaam slachtoffer01] .
De rechtbank acht de laatstgenoemde bevindingen van doorslaggevend gewicht en is van oordeel dat op grond van deze combinatie van technische bevindingen, in onderlinge samenhang bezien - tezamen met de gedetailleerde verklaring van [voornaam slachtoffer01] , de verklaring van moeder en het voornoemde en in de bijlage opgenomen steunbewijs dat de juistheid van die verklaring bevestigt - buiten redelijke twijfel vaststaat dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Beoordeling feit 2 subsidiair (mishandeling)
Onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede - onder omstandigheden - het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. [1] Op 29 mei 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat het handelen van de verdachte op een manier waardoor het slachtoffer ziek kan worden - namelijk het hoesten in het gezicht van het slachtoffer en uitspreken dat hij besmet is met het coronavirus - en de daarop bij het slachtoffer volgende angst en het risico om daadwerkelijk ziek te worden voldoende is om aan dit criterium te voldoen. [2]
De verdachte heeft verklaard dat hij in 2013 positief is getest op HIV en dat hij daar dagelijks medicatie voor inneemt. Hij heeft verder verklaard dat hij overleg moet plegen met een dokter als hij kinderen wil en dat hij een condoom moet gebruiken tijdens de seks om ervoor te zorgen dat de ander niet besmet raakt. Uit de verklaringen van de verdachte volgt dus dat hij op de hoogte was van zijn besmetting met het HIV-virus en dat hij wist dat dit virus seksueel overdraagbaar is. Desondanks heeft de verdachte verregaande seksuele handelingen verricht met het slachtoffer zonder daarbij gebruik te maken van een condoom. Verder heeft hij het slachtoffer of de politie er niet direct van op de hoogte gebracht dat hij HIV positief was.
Nadat het slachtoffer hiervan op de hoogte was gebracht, verklaarde hij boos en verdrietig te zijn. De verdachte heeft door zijn handelen bij het slachtoffer angst veroorzaakt dat hij daadwerkelijk besmet zou zijn met het HIV-virus. De verdachte heeft daarmee bij het slachtoffer opzettelijk een hevige onlust veroorzakende gewaarwording aan het lichaam teweeggebracht. Hieraan doet niet af dat uit (later) onderzoek bleek dat geen kans op besmetting aanwezig was.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
door geweld, te weten het (in een schuur)
- zich opdringen aan [slachtoffer01] en
- naar beneden trekken van de kleding van [slachtoffer01] en
- voorbij gaan aan de verbale en non-verbale protesten van [slachtoffer01] en
- vastpakken en vasthouden van de handen en polsen van [slachtoffer01] en
- duwen van [slachtoffer01] (tegen een muur) en
- feit dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en fysiek overwicht en
- feit dat hij een voor hem dreigende situatie heeft doen ontstaan,
(geboren [geboortedatum02] 2007) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer01] en
- klaarkomen op de kleding van die [slachtoffer01] ;
2
hij op 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
opzettelijk de gezondheid van [slachtoffer01] heeft benadeeld door zonder daarbij gebruik te maken van een voorbehoedsmiddel (condoom) anaal seksueel contact met die [slachtoffer01] te hebben, terwijl hij, verdachte, wist dat hij was geïnfecteerd met het HIV-virus.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.verkrachting;

2.mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting en mishandeling van zijn destijds 14-jarige achterbuurjongen [voornaam slachtoffer01] . De verdachte heeft het slachtoffer meegenomen naar de schuur, bij zijn polsen en schouder vastgehouden en anaal verkracht. Daarna is hij klaargekomen op de jas van het slachtoffer. De verdachte is daarbij voorbijgegaan aan de verbale en non-verbale protesten van het slachtoffer. Voorts heeft de verdachte geen gebruik gemaakt van voorbehoedsmiddelen, terwijl hij wist dat hij besmet was met het HIV-virus.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen kunnen ondervinden van het misbruik. Uit de slachtofferverklaring die de moeder van het slachtoffer tijdens de zitting heeft voorgelezen, blijkt dat het handelen van de verdachte ingrijpende gevolgen heeft gehad voor [voornaam slachtoffer01] en voor zijn moeder. [voornaam slachtoffer01] kan nog altijd moeilijk praten over wat er is gebeurd en heeft veel last van schaamte. Zijn moeder vreest dat [voornaam slachtoffer01] hierdoor later in zijn leven nog veel problemen zal ondervinden.
Minderjarigen moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen ieder seksueel contact met volwassenen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij is voorbijgegaan aan de belangen van het slachtoffer en hem door zijn handelen de mogelijkheid heeft ontnomen om zijn persoonlijkheid en seksualiteit op zijn eigen tempo te ontwikkelen.
Hiernaast heeft te gelden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van het slachtoffer door bij het slachtoffer angst te veroorzaken dat hij daadwerkelijk besmet zou zijn met het HIV-virus. Het slachtoffer heeft gedurende vijf dagen medicatie moeten slikken waarvan hij ziek werd. Pas na drie weken kon vastgesteld worden dat hij niet besmet is geraakt met HIV. Naast het leed dat de verkrachting heeft veroorzaakt, rekent de rechtbank hem ook aan dat hij, terwijl hij wist dat hij is besmet met een seksueel overdraagbare ziekte, onbeschermde seks had met het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 22 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 februari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte kennen de nodige problematiek. Hij beschikt op dit moment niet over huisvesting of inkomen, hij is ongeschoold, hij beheerst de Nederlandse taal slechts beperkt en kent een beperkt sociaal vangnet. Daarentegen lijkt er geen problematiek te spelen qua middelengebruik, noch qua psychische problematiek in enge zin. Dat het gedrag van verdachte werd beïnvloed door (seksuele) problematiek, kan echter niet worden uitgesloten. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag tot matig.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van enige duur. Bij de bepaling van die duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in strafverzwarende zin mee dat het hier gaat om de anale verkrachting van een minderjarige jongen door de verdachte die was besmet met het HIV-virus. Dit heeft geleid tot extra angstgevoelens en onzekerheid bij het slachtoffer, die - gelet op zijn culturele achtergrond - al werd verteerd door gevoelens van schaamte en verdriet. De verdachte had zich daarvan bewust moeten zijn. Op de terechtzitting is niet gebleken dat de verdachte dit besef heeft of dat hij spijt heeft van zijn daden. Hij lijkt de verantwoordelijkheid voor het gebeurde bij het slachtoffer, althans buiten zichzelf te plaatsen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel is kleiner dan gevorderd door de officier van justitie, nu er vanwege de feiten en omstandigheden een hoger onvoorwaardelijk strafdeel passend en geboden is. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat het gaat om een minderjarige en er anale seks heeft plaatsgevonden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal gelet op de ernst van de feiten bij dit voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaar opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde partij01] en [slachtoffer01] (vertegenwoordigd door [benadeelde partij01] ) hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd. De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een vergoeding van € 264,32 aan materiële schade en een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij [benadeelde partij01] vordert vergoeding van een bedrag van € 3.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de immateriële en de materiele schade stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering van het slachtoffer [slachtoffer01] geheel voor toewijzing vatbaar is. Voorts heeft zij in overweging gegeven om het aan [slachtoffer01] toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022 tot de dag der algehele voldoening en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij01] heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de door [slachtoffer01] gevorderde materiële schade, voor zover die ziet op de gemaakte reiskosten, geheel voor toewijzing vatbaar is en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering van [benadeelde partij01] dient eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
De gevorderde schadevergoeding die ziet op de reiskosten zal, nu deze niet is betwist, en de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen.
De gevorderde schadevergoeding die ziet op de kleding van het slachtoffer zal, ondanks het verweer van de verdediging, worden toegewezen omdat vast is komen te staan dat de kleding van het slachtoffer in beslag is genomen en daarop DNA-sporen zijn aangetroffen die samenhangen met de strafbare feiten. Van het slachtoffer kan redelijkerwijs niet worden verwacht, zoals is betoogd door de verdediging, dat hij, mocht hij de kleding terug krijgen van de politie, deze weer gaat dragen of zal verkopen.
Nu is komen vast te staan dat aan [slachtoffer01] door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal het gedeelte van de vordering dat ziet op de materiële schade geheel worden toegewezen.
Het behoeft geen betoog dat aan [slachtoffer01] door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar billijkheid worden vastgesteld op € 7.500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De rechtbank neemt hierbij als uitgangspunt Letselcategorie 3 van de Letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, die ziet op een zedenmisdrijf met seksueel binnendringen, gepleegd door een ouder persoon bij een zeer jeugdig slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat het psychisch letsel dat in deze categorie is omschreven het beste aansluit bij de omstandigheden van de onderhavige zaak. De rechtbank ziet aanleiding om in dit geval in enige mate naar boven van dit ijkpunt af te wijken, omdat het hier gaat om anale penetratie bij een kind en omdat de verdachte besmet was met HIV.
Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat het bewezen verklaarde ook grote impact heeft gehad en nog steeds heeft op het slachtoffer en zijn moeder, [benadeelde partij01] . De eventueel daaruit voortvloeiende immateriële schade voor de moeder van het slachtoffer staat echter in een te ver verwijderd verband van het bewezen verklaarde om in het kader van dit strafgeding te kunnen beoordelen. Het onderzoek naar het oorzakelijk verband tussen de eventuele schade en de feiten en naar de omvang van de eventuele schade zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. [benadeelde partij01] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Deze vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer01] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank zal bepalen dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022.
Nu de vordering van [slachtoffer01] in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van € 7.764,32 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 242 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen de hem opgelegde termijn bij de reclassering van het Leger des Heils te Rotterdam en blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich voor zijn gedrag behandelen bij I-Psy te Rotterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer01] , geboren te [geboorteplaats02] ( [land01] ) op [geboortedatum02] 2007 en [benadeelde partij01] , geboren te [geboorteplaats03] ( [land02] ) op [geboortedatum03] 1990;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 7.764,32 (zegge: zevenduizendzevenhonderdvierenzestig euro en tweeëndertig eurocent),bestaande uit € 264,32 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in haar vordering; bepaalt dat deze vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 7.764,32(hoofdsom
, zegge: zevenduizendzevenhonderdvierenzestig euro en tweeëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.764,32 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
73 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het (meermalen) (in een schuur)
- zich opdringen aan [slachtoffer01] en/of
- naar beneden trekken van de kleding van [slachtoffer01] en/of
- voorbij gaan aan de (verbale en/of non-verbale) protesten van [slachtoffer01] en/of
- vastpakken en/of vasthouden van de hand(en) en/of pols(en) van [slachtoffer01] en/of
- duwen tegen/verplaatsen van [slachtoffer01] (tegen een muur) en/of
- feit dat er sprake was van een uit verdachtes leeftijd voortvloeiend psychisch en/of fysiek en/of geestelijk overwicht en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan,
(geboren [geboortedatum02] 2007) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] , te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer01] en/of
- klaarkomen op de kleding van die [slachtoffer01] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
met [slachtoffer01] geboren op [geboortedatum02] 2007, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer01] ,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer01] en/of
- klaarkomen op de kleding van die [slachtoffer01] ;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2007, die nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit:
- het (laten) ontkleden van hem, verdachte en/of van die [slachtoffer01] en/of
- het tonen van zijn (blote) penis en onderlichaam aan die [slachtoffer01] en/of
- het (zich) laten aftrekken of betasten van zijn verdachtes penis en/of ballen door [slachtoffer01] en/of
- het klaarkomen op/over de kleding van die [slachtoffer01] ;
2
hij op of omstreeks 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk aan [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
opzettelijk zonder daarbij gebruik te maken van een voorbehoedsmiddel (condoom) anaal seksueel contact heeft gehad met die [slachtoffer01] , terwijl hij, verdachte, wist dat hij was geïnfecteerd met het HIV-virus,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2022 te [plaats01] , gemeente [gemeente01] ,
opzettelijk de gezondheid van [slachtoffer01] heeft benadeeld door zonder daarbij gebruik te maken van een voorbehoedsmiddel (condoom) anaal seksueel contact met die [slachtoffer01] te hebben, terwijl hij, verdachte, wist dat hij was geïnfecteerd met het HIV-virus.