ECLI:NL:RBROT:2023:2796

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
10136890
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia en een huurder, aangeduid als [gedaagde01]. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van vier maanden, die op 27 september 2022 was opgelopen tot € 2.656,53. De huurder had wel de lopende huur betaald, maar de achterstand was niet ingelopen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2023 bevestigden beide partijen de huurachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, ondanks de moeilijke persoonlijke omstandigheden van de huurder. De kantonrechter heeft de vorderingen van Vestia toegewezen, inclusief de betaling van de huurachterstand, rente en proceskosten. Tevens werd een betalingsregeling opgenomen in het vonnis, waarbij Vestia heeft toegezegd het vonnis niet te executeren, mits de huurder de lopende huur tijdig blijft betalen en de Kredietbank uiterlijk 1 augustus 2023 een afbetalingsvoorstel doet. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10136890 CV EXPL 22-30695
datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Vestia,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Vestia’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 september 2022, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde01] ;
  • de mail van [gedaagde01] van 12 januari 2023, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 20 januari 2023;
  • de mail van Vestia van 13 februari 2023, met een bijlage.
1.2.
Op 24 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Bij die gelegenheid is de gemachtigde van Vestia, mw. mr. M. Spruit, verschenen alsmede [gedaagde01] in persoon. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Aan het slot van de zitting is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde01] huurt van Vestia de woning op het adres [adres01] in [plaats01] . De huurprijs bedraagt op dit moment € 675,48 per maand. Vestia stelt in deze procedure dat [gedaagde01] zo’n grote betalingsachterstand heeft laten ontstaan dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door [gedaagde01] gerechtvaardigd is. Zij vordert daarnaast betaling van de huurachterstand, rente en proceskosten.
Huurachterstand
2.2.
Het staat vast dat op 27 september 2022 (de datum van de dagvaarding) sprake was van een huurachterstand van € 2.656,53. Sinds dat moment heeft [gedaagde01] wel steeds de lopende huur betaald, maar zij heeft de achterstand niet ingelopen. Vestia en [gedaagde01] hebben tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dat er dus, berekend tot en met februari 2023, (nog steeds) sprake is van een huurachterstand van € 2.656,53. [gedaagde01] zal worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag.
Ontbinding en ontruiming
2.3.
Vestia vordert daarnaast ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde01] om het gehuurde te ontruimen. De kantonrechter overweegt dat uit de specificatie van Vestia blijkt dat er al sinds (in ieder geval) april 2022 sprake is van een huurachterstand. Deze achterstand was in september 2022 opgelopen tot € 2.656,53. Dit komt neer op een achterstand van bijna vier maanden. Sinds dat moment is de huurachterstand niet meer kleiner geworden. De kantonrechter is van oordeel dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is gezien de hoogte van die huurachterstand. Hoewel de kantonrechter begrip heeft voor de moeilijke persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] , die zij heeft omschreven in haar mail, kunnen die omstandigheden niet tot een andere conclusie leiden. De gevorderde ontbinding wordt dus toegewezen. De hiermee samenhangende vorderingen met betrekking tot de ontruiming van de woning, en tot betaling van een bedrag gelijk aan de huurprijs worden ook toegewezen.
Rente
2.4.
Er is geen discussie over dat [gedaagde01] de huur te laat betaald heeft. Zij moet daarom op grond van de wet rente betalen (artikel 6:119 BW). Vestia heeft onbetwist gesteld dat deze rente € 11,58 bedraagt, berekend tot 27 september 2022. De gevorderde rente wordt daarom toegewezen.
Proceskosten
2.5.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Vestia tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 436,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 218,-). Dit is totaal € 1.050,43. Voor kosten die Vestia maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag van € 109,- betalen (1/2 punt x € 218,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Betalingsregeling
2.6.
Zoals hiervoor is aangegeven betaalt [gedaagde01] sinds september 2022 de lopende huur. [gedaagde01] heeft te kennen gegeven dat zij daarnaast de hulp van de Kredietbank heeft ingeschakeld. Die is op dit moment bezig met het in kaart brengen van de financiële situatie en het voorbereiden van een concreet afbetalingsvoorstel. Vestia heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij daarom dit vonnis niet zal laten uitvoeren (executeren), onder de voorwaarden dat (1) [gedaagde01] de lopende huur tijdig blijft betalen én (2) de Kredietbank uiterlijk 1 augustus 2023 een afbetalingsaanbod doet. De kantonrechter zal dit opnemen in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.7.
Dit vonnis wordt, met inachtneming van 2.6, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen, met betrekking tot de woning op het adres [adres01] in [plaats01] ;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om de woning te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en de woning onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van Vestia te stellen en te laten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Vestia te betalen € 2.668,11, aan huurachterstand tot en met februari 2023 en wettelijke rente tot 27 september 2022, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.656,53 vanaf 27 september 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Vestia te betalen € 675,48, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, per maand (of gedeelte daarvan) dat [gedaagde01] de woning in gebruik houdt, vanaf maart 2023;
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Vestia tot vandaag worden vastgesteld op € 1.050,43;
3.6.
bepaalt dat Vestia dit vonnis niet ten uitvoer mag leggen, onder de voorwaarden dat [gedaagde01] de lopende huur vanaf maart 2022 tijdig en volledig betaalt en de Kredietbank uiterlijk 1 augustus 2023 een concreet afbetalingsvoorstel aan Vestia doet;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
33394