ECLI:NL:RBROT:2023:2804

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
10067491 CV EXPL 22-26388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst voor standhuur bij evenement door overheidsmaatregelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Ahoy Rotterdam N.V. en Betonblock Group B.V. over de huur van standruimte voor het InfraTech 2021 evenement. Ahoy had een factuur van € 17.175,95 gestuurd naar Betonblock voor de huur van standruimte, maar Betonblock heeft deze factuur onbetaald gelaten. De reden hiervoor was dat Betonblock de overeenkomst had ontbonden, omdat het evenement door de coronamaatregelen in een hybride vorm zou plaatsvinden, wat niet overeenkwam met de oorspronkelijke afspraken. Ahoy stelde dat de ontbinding niet rechtsgeldig was, omdat er sprake was van overmacht door de coronamaatregelen.

De kantonrechter oordeelde dat de e-mail van Betonblock, waarin zij de overeenkomst afzegde, kan worden aangemerkt als een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring. De rechter concludeerde dat de wijziging van de opzet van het evenement een tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst vormde, die de ontbinding rechtvaardigde. Ahoy's beroep op overmacht werd verworpen, omdat er op het moment van de aankondiging van de wijziging geen overheidsbeperkingen golden. De rechter oordeelde dat Betonblock niet gehouden was tot betaling van de standhuur, omdat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden.

De vordering van Ahoy werd integraal afgewezen, en Ahoy werd veroordeeld in de proceskosten van Betonblock. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10067491 CV EXPL 22-26388
datum uitspraak: 17 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Ahoy Rotterdam N.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst,
tegen
Betonblock Group B.V.,
vestigingsplaats: Stompetoren (gemeente Schermer),
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. M.H. Godthelp.
De partijen worden hierna ‘Ahoy’ en ‘Betonblock’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 18 augustus 2022, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord tevens inhoudende conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie, met bijlagen;
  • de brief van 11 oktober 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende bijlagen van Ahoy.
1.2.
Op 7 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens Ahoy zijn [naam01] (juridisch adviseur) en [naam02] (manager) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. J.W. Hilhorst. Namens Betonblock is [naam03] (eigenaar) verschenen, bijgestaan door mr. M.H. Godthelp. Beide partijen hebben spreekaantekeningen overgelegd. Van hetgeen verder is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2..De feiten

2.1.
Ahoy exploiteert het Ahoy-complex in Rotterdam ten behoeve van onder andere evenementen, beurzen en congressen. Van 12 tot en met 15 januari 2021 zou in het Ahoy-complex het zogenoemde InfraTech-evenement (hierna: InfraTech 2021) plaatsvinden. Dit betreft een congres c.q. beurs waarbij bedrijven / organisaties die werkzaam zijn in de infrasector elkaar ontmoeten en informatie met elkaar delen.
2.2.
Betonblock verricht werkzaamheden in de infrasector en heeft zich op 21 oktober 2019 via een deelnameformulier ingeschreven voor InfraTech 2021 en standruimte en een zogenoemd marketingserviceparket gereserveerd. Op de achterkant van het deelnameformulier staan de algemene voorwaarden voor de huur van standruimte (hierna: de algemene voorwaarden) van Ahoy gedrukt. In de algemene voorwaarden is het volgende opgenomen:
“(…)
1.
Algemeen
Door ondertekening van deze overeenkomst, c.q. deelnameformulier verplicht deelnemer zich tot de betaling van de overeengekomen standhuur binnen de daarvoor gestelde termijnen en tot daadwerkelijke deelname aan de beurs/het evenement op een wijze die in overeenstemming is met de kwaliteit en het niveau van de beurs/ het evenement, dit laatste ter beoordeling van verhuurder. Op deze overeenkomst zijn de onderhavige algemene voorwaarden van toepassing, met uitsluiting van enige andere algemene voorwaarden.
(…)
k. Indien deelnemer op enig moment zou annuleren, dan leidt zulks niet tot ontheffing van zijn plicht tot daadwerkelijke participatie en betaling.
(…)
3.
Overmacht
Verhuurder behoudt zich het recht voor in geval van overmacht (in Nederland conform art. 6:75 BW) de beurs/het evenement geen doorgang te doen vinden, in welk geval deelnemer geen aanspraak kan maken op vergoeding van schade in welke vorm dan ook. Onder overmacht wordt verstaan iedere buiten de schuld van verhuurder ontstane en niet voor verhuurdersrisico komende tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, ongeacht of die omstandigheid ten tijde van het sluiten van de overeenkomst te voorzien was. De overeenkomst zal dan middels een schriftelijke bevestiging van verhuurder ontbonden zijn, met inachtneming van het volgende:
a. Vindt de beurs/het evenement om voormelde reden geheel geen doorgang, dan worden de inschrijvingen en eventueel reeds geschiede vaststellingen van standruimten als vervallen beschouwd en zullen de door deelnemer reeds gedane betalingen ter zake van de standhuur worden gerestitueerd onder aftrek van de reeds voor verhuurder ontstane kosten, die geheel of gedeeltelijk over deelnemers naar evenredigheid op basis van de standruimte welke was gehuurd, kunnen worden omgeslagen. Deze restitutie zal geschieden binnen zestig (60) dagen na het besluit de beurs/het evenement geen doorgang te doen vinden.
b. Indien verhuurder, anders dan in geval van overmacht, besluit de beurs/het evenement geen doorgang te doen vinden, hetgeen ter vrije beoordeling van verhuurder is, dan zal verhuurder dit uiterlijk vier (4) weken voor aanvang van de beurs/het evenement aan deelnemer meedelen. De overeenkomst zal na een schriftelijke verklaring ontbonden zijn; deelnemer heeft dan recht op restitutie van de volledige standhuur, zonder dat enige schadeplichtigheid voor verhuurder ontstaat.
(…)”.
2.3.
Per factuur van 6 september 2020 heeft Ahoy een bedrag van € 17.175,95 (inclusief btw) bij Betonblock in rekening gebracht voor de huur van de standruimte en het marketingservicepakket. De betalingstermijn voor deze factuur bedroeg 30 dagen.
2.4.
Per e-mail van 5 november 2020 heeft Ahoy aangekondigd dat InfraTech 2021 in een hybride vorm (deels fysiek en deels digitaal) zou gaan plaatsvinden.
2.5.
Per e-mail van 6 november 2020 heeft Betonblock het volgende aan Ahoy geschreven:
“(…)
Zoals reeds telefonisch besproken, stuur ik jou hierbij de bevestiging dat ik namens Betonblock en Massfeller Beton2Go de InfraTech 2021 afzeg. Beide bedrijven het niet eens zijn met de door Ahoy voorgestelde 30% regeling en zij de boeking voor de InfraTech 2021 hierbij afzeggen zonder enige aansprakelijkheid te aanvaarden. En wel om meerdere redenen:
Onlangs heeft Ahoy besloten dat de Infratech nu door gaat met ca. 30% van de standhouder en in een hydride vorm. Deze vorm en uiting van de Infratech is niet van hetzelfde kaliber waarvoor ca. 1,5 à 2 jaar geleden geboekt is. Ook willen beide bedrijven geen risico lopen met het personeel, dat zij naar de InfraTech sturen voor opbouw en stand bezetting en dat zij door extra contactmomenten extra risico lopen om besmet te raken met het covid-19 virus.
Indien iemand dit virus binnen 1 van de bedrijven binnen brengt, dan ligt een bedrijf voor 10 dagen helemaal plat. Daar komt bij dat de mensen van Massfeller Beton2Go voor de opbouw en stand bezetting uit Duitsland komen en
zij volgens de huidige Duitse richtlijnen bij terugkeer in quarantaine moeten.
Op dit moment is er teveel onzekerheid over het verloop van de maatregelen, die door de Nederlandse en Duitse overheid worden opgelegd dan wel geadviseerd wordt, zodat beide bedrijven het maatschappelijk en economisch niet verstandig en verantwoord vinden om te deelnemen aan de InfraTech 2021.
(…)”.
2.6.
Per e-mail van 30 november 2020 heeft Ahoy het volgende aan Betonblock geschreven:
“(…)
Naar aanleiding van uw laatste bericht over InfraTech willen via deze weg aangeven dat wij het gesprek voor nu voorlopig even laten rusten.
Omwille van een goede voorbereiding onzerzijds van InfraTech 2021 Hybride is het van belang dat we ons volledig richten op de praktische zakten om het evenement in januari gereed te hebben. Een onderdeel hiervan is het maken van de beursplattegrond en de webshop zodat de exposanten de voorbereiding kunnen voortzetten. Omdat u heeft aangegeven niet te willen deelnemen zullen we u als exposant van de beursplattegrond verwijderen en geen inlogcodes sturen voor de webshop voor fysieke deelname aan InfraTech 2021. Wel ontvangt u van ons als
contractant toegang tot het digitale InfraTech Platform zodat u digitaal aanwezig kunt zijn.
De uitgangspunten en mogelijkheden die wij reeds in eerdere correspondentie hebben gecommuniceerd blijven onveranderd in stand.
(…)”.
2.7.
Op 14 december 2020 werd door de Nederlandse overheid een algehele lockdown afgekondigd. Hierdoor kon InfraTech 2021 geen doorgang vinden.
2.8.
Betonblock heeft de factuur van 6 september 2020 onbetaald gelaten.

3..Het geschil

3.1.
Ahoy eist samengevat:
  • Betonblock te veroordelen aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 13.330,01, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 11.164,37 vanaf 1 augustus 2022 tot aan de dag van algehele voldoening;
  • Betonblock te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 11.164,37, rente van € 1.227,00 (berekend tot 1 augustus 2022) en buitengerechtelijke kosten van € 886,64.
3.2.
Ahoy baseert de eis op het volgende. Vanwege de overheidsmaatregelen die zijn afgekondigd kon InfraTech 2021 in eerste instantie in hybride vorm, maar uiteindelijk geen doorgang (meer) vinden. Aangezien het afgelasten van InfraTech 2021 voortvloeit uit een overmachtssituatie, is Betonblock ertoe gehouden om - op grond van artikel 3a van de algemene voorwaarden - de reeds ontstane kosten aan Ahoy te vergoeden. Deze kosten zijn te begroten op 65% van het door Ahoy gefactureerde bedrag, oftewel € 11.164,37 (65% x
€ 17.175,95). Betonblock heeft dit bedrag, ondanks dat zij daartoe is gesommeerd, onbetaald gelaten. Ahoy heeft zich daarom genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten ad € 886,64 dienen voor rekening van Betonblock te komen. Ook maakt Ahoy aanspraak op wettelijke handelsrente, waaronder een bedrag van € 1.227,00 aan rente berekend tot 1 augustus 2022.
3.3.
Betonblock is het niet eens met de eis en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van Ahoy in haar eis dan wel afwijzing van de eis, met veroordeling van Ahoy in de proceskosten. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Nadat Ahoy op
5 november 2020 liet weten dat InfraTech 2021 voor het merendeel digitaal zou worden gehouden, heeft Betonblock de overeenkomst van 21 oktober 2019 per e-mail van
6 november 2020 afgezegd (oftewel buitengerechtelijk ontbonden). Het digitaal deelnemen aan InfraTech 2021 is immers niet wat partijen hadden afgesproken en daardoor zou Ahoy tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst. Ahoy heeft zich weliswaar op het standpunt gesteld dat sprake was van een overmachtssituatie en dat ontbinding van de overeenkomst daarom niet mogelijk was, maar in dat standpunt kan Betonblock zich niet vinden. Waar het om gaat is de prestatie zelf, de standhuur. Die kon ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding gewoon doorgaan, zij het in beperktere - voor Betonblock niet acceptabele - vorm. Mocht tot het oordeel worden gekomen dat op Betonblock (toch) een betalingsverplichting rust, dan heeft het volgende te gelden. De algemene voorwaarden zijn niet deugdelijk overeengekomen en ter hand gesteld. Betonblock beroept zich dan ook op de vernietigbaarheid van artikel 3 sub a van de algemene voorwaarden. Bovendien kan - nu ten tijde van de buitengerechtelijke ontbinding geen sprake was van overmacht en Betonblock de factuur van 6 september 2020 niet heeft betaald - uit artikel 3 sub a BW geen betalingsverplichting voor Betonblock ontstaan. Verder is volstrekt onduidelijk welke kosten als schade in aanmerking komen.
3.4.
Als de buitengerechtelijke ontbinding van 6 november 2020 geen stand mocht houden (Ahoy betwist namelijk de rechtsgeldigheid daarvan door het gebruik van de niet-juridische term “afzeggen”), eist Betonblock een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 21 oktober 2019 is ontbonden, met veroordeling van Ahoy in de proceskosten.

4..De beoordeling

in conventie
4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of Betonblock 65% van de factuur van 6 september 2020, te weten een bedrag van € 11.164,37, aan Ahoy verschuldigd is. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
buitengerechtelijke ontbinding
4.2.
In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of Betonblock de overeenkomst van 21 januari 2019 per e-mail van 6 november 2020 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden.
Anders dan Ahoy betoogt is de kantonrechter van oordeel dat voornoemde e-mail van Betonblock, waarin zij aangeeft dat zij de overeenkomst “afzegt” vanwege de gewijzigde vorm waarin InfraTech 2021 zou gaan plaatsvinden, kan worden aangemerkt als een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring in de zin van artikel 6:267 BW. Aangezien het een zogenaamd lekengeschrift betreft mogen aan de vorm, bewoordingen en inhoud van een dergelijke verklaring volgens de literatuur en rechtspraak niet te hoge juridische eisen worden gesteld, zolang maar kenbaar is dat de afzender van het contract af wil en enig inzicht verschaft op grond van welke feiten hij meent hiertoe bevoegd te zijn (vergelijk Asser/Hijma 7-I 2019/696 en HR 29 mei 2011, NJ 2011/257). Dat in de e-mail van
6 november 2020 niet expliciet vermeld is dat Betonblock de overeenkomst ontbindt, doet dus niets af aan de rechtsgeldigheid van deze buitengerechtelijke ontbindingsverklaring.
4.3.
Vervolgens rijst de vraag of er voldoende grond was voor ontbinding van de overeenkomst. Vooropgesteld wordt dat iedere tekortkoming de wederpartij de bevoegdheid geeft tot ontbinding van de overeenkomst, tenzij de bijzondere aard of geringe betekenis van de tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt (6:265 BW). Betonblock stelt dat de tekortkoming door Ahoy eruit bestaat dat zij, zoals door haar medegedeeld op 5 november 2020, de opzet van InfraTech 2021 wijzigde en deze niet meer geheel live maar hybride zou laten plaatsvinden, waarbij het merendeel (70%) van de deelnemers online aan de beurs zou deelnemen. Hierdoor werd de beurs voor Betonblock niet meer aantrekkelijk, zo betoogt zij, omdat het gezien de aard van haar onderneming van belang is om live op de beurs te staan en ook live aan zo veel mogelijk bezoekers de mallen te kunnen presenteren waarmee haar betonblokken worden gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is de ingrijpend gewijzigde vorm waarin de beurs zou gaan plaatsvinden aan te merken als een (aangekondigde) tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst, die in beginsel de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt.
4.4.
Ahoy doet een beroep op overmacht en voert aan dat zij, gelet op de coronapandemie, niet anders kon dan InfraTech 2021 in gewijzigde vorm (en uiteindelijk helemaal niet) te laten plaatsvinden. Deze stelling baat haar niet. Overmacht staat immers aan een beroep op ontbinding niet in de weg, omdat voor ontbinding niet is vereist dat de tekortkoming toerekenbaar is. Bovendien heeft Betonblock terecht aangevoerd dat op het moment dat Ahoy op 5 november 2020 aangaf de beurs op andere wijze vorm te zullen gaan geven er voor dergelijke evenementen nog geen van overheidswege opgelegde beperkende maatregelen golden. Dit gebeurde pas op 14 december 2020 toen de algehele lockdown werd afgekondigd (zie 2.7.). Van een overmachtssituatie was daarom (nog) geen sprake.
4.5.
Ahoy betoogt verder dat áls al gesproken kan worden van een tekortkoming bestaande uit het grotendeels (voor 70%) niet live maar digitaal laten plaatsvinden van InfraTech 2021, dit het gevolg is van de coronapandemie en een tekortkoming vanwege het coronavirus heeft te gelden als een tekortkoming van bijzondere aard die aan de ontbinding van de overeenkomst in de weg staat. Ook op dit punt geldt dat Ahoy op het moment dat zij aankondigde InfraTech 2021 in gewijzigde vorm te zullen gaan organiseren, zij hiertoe niet gehouden was. Er golden op dat moment geen overheidsbeperkingen voor het houden van beurzen. Dat Ahoy prudent vooruitzag en InfraTech 2021 vorm wilde geven op een veilige wijze, zoals zij betoogt, siert haar, maar dit is uiteindelijk een bedrijfsmatige keuze. Kortom, er zijn geen omstandigheden die in de weg stonden aan de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst.
ontslag van betalingsverplichtingen?
4.6.
Tot slot speelt de vraag in hoeverre de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst Betonblock ontslaat van haar betalingsverplichtingen. Ahoy doet in dit kader een beroep op artikel 1 sub k van haar algemene voorwaarden, waarin is opgenomen dat als de deelnemer annuleert dit niet leidt tot ontheffing van zijn plicht tot daadwerkelijke participatie en betaling (zie 2.2.). Ahoy stelt dat zij dus recht heeft op volledige betaling van de standhuur. Dit is door Betonblock gemotiveerd weersproken. Het ligt in de rede dat dit artikel ziet op de situatie waarin een standhuurder zich om hem moverende redenen bedenkt en alsnog besluit geen gebruik te willen maken van de stand. Zonder nadere toelichting, die niet door Ahoy is gegeven, valt echter niet in te zien dat deze bepaling zo ruim moet worden uitgelegd dat deze ook ziet op de onderhavige situatie waarbij de overeenkomst op rechtvaardigde gronden is ontbonden wegens het tekortschieten door Ahoy. In artikel 3a van de algemene voorwaarden, waar Ahoy eveneens een beroep op doet, is bepaald dat als de beurs geen doorgang kan vinden vanwege overmacht de reeds door de verhuurder gemaakte kosten naar evenredigheid worden omgeslagen. Het beroep op dit artikel slaagt niet omdat de ontbindingsverklaring dateert van (ruim) voor de datum dat uiteindelijk noodgedwongen besloten werd om InfraTech 2021 geen doorgang te laten vinden. Ook dit artikel baat Ahoy daarom niet. Gelet op dit oordeel kan in het midden blijven of de algemene voorwaarden rechtsgeldig tussen partijen zijn overeengekomen.
ongedaanmakingsverbintenissen
4.7.
Indien een overeenkomst is ontbonden, moeten partijen de wederzijdse prestaties ongedaan maken. Betonblock had de standhuur nog niet betaald en is hiertoe dus ook niet meer gehouden. De eis ter zake wordt daarom afgewezen. Op het moment van de buitengerechtelijke ontbinding was nog geen sprake van een door Ahoy jegens Betonblock op geld waardeerbare geleverde prestatie. Ook uit dien hoofde heeft Ahoy dus niets van Betonblock te vorderen.
proceskosten
4.8.
Ahoy krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Betonblock tot vandaag vast op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,00). Voor kosten die Betonblock maakt na deze uitspraak moet Ahoy een bedrag betalen van € 132,00 (½ punt x € 396,00 met een maximum van € 132,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).
in voorwaardelijke reconventie
4.10.
In voorwaardelijke reconventie heeft Betonblock een verklaring voor recht geëist dat de overeenkomst van 21 oktober 2019 is ontbonden. De voorwaarde waaronder deze eis is ingesteld, namelijk dat in conventie niet komt vast te staan dat Betonblock de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden, gaat echter niet in vervulling, zoals blijkt uit het voorgaande. Deze eis behoeft daarom geen nadere bespreking.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
wijst de eis van Ahoy integraal af;
5.2.
veroordeelt Ahoy in de proceskosten die aan de kant van Betonblock tot vandaag worden vastgesteld op € 792,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
44240