ECLI:NL:RBROT:2023:2970

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
6 april 2023
Zaaknummer
10259172
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens niet houden van hoofdverblijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. Woonplus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde01] en ontruiming van de woning aan de [adres01] in Schiedam, omdat [gedaagde01] zijn hoofdverblijf niet in de woning had en de woning aan anderen had onderverhuurd. De gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, en tegen hen is verstek verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat de ontbinding rechtvaardigt. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van 14 dagen na de uitspraak voor de ontruiming. Daarnaast is de huurachterstand van € 445,96 toegewezen, evenals de verplichting voor [gedaagde01] om de huur van € 494,85 per maand te blijven betalen tot de ontruiming. De vorderingen tegen de andere gedaagden zijn ook toegewezen, omdat zij zonder recht of titel in de woning verbleven. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld en deze aan de gedaagden opgelegd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10259172 CV EXPL 22-39552
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Dibbets,,
tegen

1.[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] .
3. [gedaagde03],
woonplaats: [woonplaats01] ,
4. zij die verblijven in de onroerende zaak plaatselijk bekend als [adres01] te ( [postcode01] ) Schiedam,
gedaagden.
Eiseres wordt hierna ‘Woonplus’ genoemd . De gedaagden die bij hun namen bekend zijn worden hierna ook ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 december 2022 met producties;
  • de brief van 2 januari 2023 met één productie van Woonplus;
  • het antwoord van [gedaagde02] , mede namens [gedaagde03] .
1.2.
Op 2 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling in deze zaak plaatsgevonden. Op de zitting waren namens Woonplus mevrouw [naam01] (leefbaarheidsregisseur) en mevrouw [naam02] (leefbaarheidsregisseur) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van Woonplus. Geen van de gedaagden is op de zitting verschenen.
1.3.
[gedaagde01] en gedaagden sub 4 hebben niet gereageerd op de dagvaarding. Tegen hen is verstek verleend, waarna zij geen gebruik hebben gemaakt van het recht het verstek te zuiveren. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt nu één vonnis gewezen, dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

2.De feiten

2.1.
Tussen Woonplus als verhuurster en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres01] in Schiedam (hierna: de woning). Op deze huurovereenkomst zijn Algemene Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van Woonplus (hierna: Algemene Huurvoorwaarden) van toepassing. De huurprijs die [gedaagde01] aan Woonplus verschuldigd is bedraagt € 494,85 (inclusief servicekosten) per maand.
2.2.
In artikel 1 van de huurovereenkomst is het volgende opgenomen:
“(…)
Het verhuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte ten behoeve van huurder (en leden van zijn gezin).
2.3.
In de Algemene Huurvoorwaarden staat, voor zover van belang, het volgende:

Artikel 7
VERPLICHTINGEN VAN DE HUURDER
(…)
3. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan bij overeenkomst gegeven bestemming gebruiken en in het gehuurde zijn hoofdverblijf houden. (…)
6. Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven.
(…)”
2.4.
[gedaagde02] en [gedaagde03] zijn zonder toestemming of medeweten van Woonplus in de woning gaan wonen en hebben zich op het adres van de woning laten inschrijven in de Basisregistratie Personen van de gemeente Schiedam.

3.Het geschil

3.1.
Woonplus eist - na vermindering van eis - samengevat:
  • de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde01] met betrekking tot de woning te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen de woning te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen om de nog nader te bepalen kosten van het herstel van de woning aan Woonplus te betalen;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan Woonplus van de kosten van ontruiming conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming, indien [gedaagde01] niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet en Woonplus de ontruiming zelf bewerkstelligt met inschakeling van een deurwaarder;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan Woonplus van € 445,96 aan huurachterstand berekend tot en met de maand december 2022 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan Woonplus van € 494,85 per maand, voor iedere maand, een gedeelte van een maand voor een gehele gerekend, dat [gedaagde01] de woning vanaf 1 januari 2023 nog niet ontruimd en opgeleverd heeft;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan Woonplus;
  • te bepalen dat de (eventueel) voortgezette huurovereenkomst tussen Woonplus en gedaagden sub 2, sub 3 en sub 4 met betrekking tot de woning zal eindigen op hetzelfde tijdstip als waarop de (hoofd)huurovereenkomst met [gedaagde01] eindigt;
  • gedaagden sub 2, sub 3 en sub 4 te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • gedaagden te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Woonplus baseert de eis op het volgende.
  • [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst tegenover Woonplus door niet zijn hoofdverblijf in de woning te hebben en de woning aan andere personen in gebruik te geven of onder te verhuren. Dit rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst.
  • [gedaagde01] heeft ook een huurachterstand laten ontstaan.
  • Woonplus vordert van [gedaagde01] vergoeding van de advocaatkosten als schadevergoeding als gevolg van de wanprestatie door [gedaagde01] .
  • Voor [gedaagde02] en [gedaagde03] en eventueel andere bewoners van de woning geldt dat, als er sprake is van een onderhuurovereenkomst tussen hen en [gedaagde01] , er voldoende grond bestaat om de op grond van artikel 7:269 lid 1 BW voortgezette huurovereenkomst te beëindigen.
3.3.
[gedaagde02] en [gedaagde03] hebben wel gereageerd, maar geen verweer gevoerd tegen de vorderingen tegen hen. Zij hebben aangegeven dat zij de sleutels van de woning op 28 februari 2023 bij Woonplus kunnen inleveren.

4.De beoordeling

de vorderingen tegen [gedaagde01]

4.1.
heeft de stelling van Woonplus dat hij in strijd met zijn verplichtingen niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning niet weersproken. Daarmee komt de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze vordering wordt dan ook toegewezen. Hetzelfde geldt voor de vordering tot ontruiming van de woning, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis. Voor wat betreft de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren en de vordering tot betaling van de met ontruiming gepaard gaande kosten geldt het volgende. De wet geeft alleen aan de deurwaarder de bevoegdheid om een gedwongen ontruiming uit te voeren. Daarbij kan de deurwaarder de hulp van politie en justitie inroepen. De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren wordt daarom afgewezen. Het staat nog niet vast of er kosten gemaakt worden voor een ontruiming door een deurwaarder en zo ja, hoe hoog die kosten zijn. Daarom worden er geen ontruimingskosten toegewezen.
4.2.
De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt ook toegewezen.
4.3.
Woonplus heeft helemaal niets gesteld ter onderbouwing van haar vordering tot betaling van herstelkosten. Deze vordering wordt dan ook bij gebrek aan een deugdelijke grondslag afgewezen.
4.4.
Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding, waarmee bedoeld wordt de advocaatkosten van Woonplus, wordt het volgende overwogen. Volgens vaste rechtspraak is vergoeding van de werkelijke proceskosten alleen toewijsbaar als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Woonplus heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld ter invulling van deze gronden, zodat er niet van kan worden uitgegaan dat Woonplus proceskosten heeft moeten maken door misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door [gedaagde01] . De vordering tot vergoeding van de werkelijke advocaatkosten wordt dan ook afgewezen.
4.5.
[gedaagde01] moet de huur of een vergoeding gelijk aan de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten. De vordering tot betaling van € 494,85 per maand vanaf 1 januari 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming heeft plaatsgevonden wordt daarom ook toegewezen.
de vorderingen tegen de andere gedaagden
4.6.
De vordering tot het bepalen dat de (eventueel) voortgezette huurovereenkomst tussen Woonplus en de andere gedaagden eindigt of tot ontbinding van die huurovereenkomst is ingesteld voor het geval dat vast zou komen te staan dat sprake is van een onderhuurovereenkomst tussen [gedaagde01] en de andere gedaagden. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van een onderhuurovereenkomst tussen [gedaagde01] en de andere gedaagden. Aan de voorwaarde waaronder deze vordering is ingesteld is daarmee niet voldaan.
4.7.
De vordering tot veroordeling tot ontruiming is kennelijk gebaseerd op het standpunt dat [gedaagde02] , [gedaagde03] en gedaagden sub 4 in de woning verblijven zonder recht of titel. Dit is niet betwist. [gedaagde02] en [gedaagde03] hebben zelfs medegedeeld bereid te zijn de woning op 28 februari 2023 op te leveren. De vordering tot veroordeling van [gedaagde02] , [gedaagde03] en gedaagden sub 4 tot ontruiming van de woning wordt dan ook toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt bepaald op 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis.
proceskosten
4.8.
Gedaagden krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen, met dien verstande dat tegen [gedaagde01] en gedaagden sub 4 één salarispunt wordt toegekend, nu zij anders dan [gedaagde02] en [gedaagde03] geen verweer hebben gevoerd. De kantonrechter stelt de kosten aan de kant van Woonplus voor alle gedaagden vast op € 132,22 aan dagvaardingskosten, € 322,00 aan griffierecht en
€ 132,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt). Dit is totaal € 586,22. Gedaagden zullen hoofdelijk veroordeeld worden tot betaling van dit deel van de proceskosten. [gedaagde02] en [gedaagde03] moeten daarbovenop nog een bedrag van € 80,00 aan salaris voor de gemachtigde betalen aan Woonplus, nu zij verweer hebben gevoerd en dat geleid heeft tot een mondelinge behandeling. Zij zullen daartoe hoofdelijk worden veroordeeld.
Woonplus heeft op de zitting medegedeeld dat zij de proceskosten niet op [gedaagde02] , [gedaagde03] en gedaagden sub 4 zal verhalen, als de sleutels van de woning uiterlijk op 28 februari 2023 zijn ingeleverd bij Woonplus. Dit zal worden opgenomen in de beslissing.
Voor kosten die Woonplus maakt na deze uitspraak moeten gedaagden een bedrag betalen van € 66,00 (1/2 punt x € 132,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonplus te betalen € 445,96 aan huurachterstand berekend tot en met december 2022, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over de bedragen die aan huurachterstand op de dag van dagvaarding openstonden en waarvan in de dagvaarding betaling is gevorderd vanaf de dag(en) van opeisbaarheid daarvan tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonplus en [gedaagde01] met betrekking tot de woning aan de [adres01] in Schiedam;
5.3.
veroordeelt gedaagden om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Schiedam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege gedaagden bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Woonplus te stellen;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] aan Woonplus te betalen € 494,85 met ingang van de maand januari 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een gedeelte van een maand voor een gehele te rekenen;
5.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, in het gedeelte van de proceskosten dat aan de kant van Woonplus tot vandaag wordt vastgesteld op € 586,22;
5.6.
veroordeelt [gedaagde02] en [gedaagde03] daarbovenop hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om € 132,00 aan proceskosten aan Woonplus te betalen;
5.7.
verstaat dat Woonplus de proceskosten niet op [gedaagde02] , [gedaagde03] en gedaagden sub 4 zal verhalen, als de sleutels van de woning op 28 februari 2023 bij Woonplus zijn ingeleverd;
5.8.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
757