Op 12 april 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Marges, en verweerster Timing Flexgroep B.V., vertegenwoordigd door mr. A. van Kerkhof. De zaak betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst van verzoekster bij Timing Flexgroep na 25 december 2022 is voortgezet. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet, omdat deze op 26 december 2022 van rechtswege is geëindigd. De laatste arbeidsovereenkomst liep van 27 juni 2022 tot en met 25 december 2022, en omdat het een contract voor minder dan zes maanden betrof, was er geen verplichting voor Timing Flexgroep om de overeenkomst aan verzoekster aan te zeggen. De kantonrechter wijst erop dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend zou zijn verlengd, maar dat dit niet het geval was, gezien de duidelijke bepalingen in de overeenkomst en het feit dat verzoekster geen nieuw rooster had ontvangen voor de periode na 25 december 2022.
Verzoekster had ook een beroep gedaan op gerechtvaardigd vertrouwen, maar de kantonrechter oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De arbeidsovereenkomst eindigde volgens de geldende ABU-fasering en verzoekster was op de hoogte van de voorwaarden. De primaire verzoeken van verzoekster worden afgewezen, maar de kantonrechter veroordeelt Timing Flexgroep in de proceskosten, omdat de transitievergoeding pas tijdens de procedure is betaald. De proceskosten worden vastgesteld op € 615,00, te betalen aan de gemachtigde van verzoekster. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.