ECLI:NL:RBROT:2023:3174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10334316 / VZ VERZ 23-1602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst en proceskostenveroordeling in geschil tussen verzoekster en Timing Flexgroep

Op 12 april 2023 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Marges, en verweerster Timing Flexgroep B.V., vertegenwoordigd door mr. A. van Kerkhof. De zaak betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst van verzoekster bij Timing Flexgroep na 25 december 2022 is voortgezet. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet, omdat deze op 26 december 2022 van rechtswege is geëindigd. De laatste arbeidsovereenkomst liep van 27 juni 2022 tot en met 25 december 2022, en omdat het een contract voor minder dan zes maanden betrof, was er geen verplichting voor Timing Flexgroep om de overeenkomst aan verzoekster aan te zeggen. De kantonrechter wijst erop dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend zou zijn verlengd, maar dat dit niet het geval was, gezien de duidelijke bepalingen in de overeenkomst en het feit dat verzoekster geen nieuw rooster had ontvangen voor de periode na 25 december 2022.

Verzoekster had ook een beroep gedaan op gerechtvaardigd vertrouwen, maar de kantonrechter oordeelt dat dit beroep niet slaagt. De arbeidsovereenkomst eindigde volgens de geldende ABU-fasering en verzoekster was op de hoogte van de voorwaarden. De primaire verzoeken van verzoekster worden afgewezen, maar de kantonrechter veroordeelt Timing Flexgroep in de proceskosten, omdat de transitievergoeding pas tijdens de procedure is betaald. De proceskosten worden vastgesteld op € 615,00, te betalen aan de gemachtigde van verzoekster. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10334316 / VZ VERZ 23-1602
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op 12 april 2023
in de zaak van
[verzoekster01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. Marges te Rotterdam,
tegen
Timing Flexgroep B.V.,
gevestigd in Apeldoorn,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. van Kerkhof te Apeldoorn.
De partijen worden ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Timing Flexgroep’ genoemd.
De kantonrechter is mr. E.I. Mentink en de griffier is mr. R.W.H. van Rijkom.
Aanwezig zijn:
  • mevrouw [verzoekster01] , vergezeld van een tolk en bijgestaan door haar gemachtigde;
  • de gemachtigde van Timing Flexgroep.

1..De beoordeling

1.1.
De vraag die partijen verdeeld houdt is of de arbeidsovereenkomst van [verzoekster01] bij Timing Flexgroep na 25 december 2022 al dan niet (voor onbepaalde tijd) is voortgezet. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en zij legt dat als volgt uit.
1.2.
De laatste arbeidsovereenkomst van [verzoekster01] liep van 27 juni 2022 tot en met 25 december 2022 en dus voor een periode van minder dan zes maanden. Dit betekent dat Timing Flexgroep het einde van deze arbeidsovereenkomst niet aan [verzoekster01] hoefde aan te zeggen (artikel 7:668 lid 2 sub b BW). Het betrof het zesde contract in Fase B, dus een verlenging van deze arbeidsovereenkomst zou er ook toe leiden dat [verzoekster01] voor onbepaalde tijd (Fase C) bij Timing Flexgroep in dienst zou treden (zie artikel 10 lid 3 ABU).
1.3.
In de arbeidsovereenkomst staat ten aanzien van de duur het volgende bepaald: “
Het contract eindigt van rechtswege. Wanneer wij jou niet laten weten dat jouw overeenkomst eindigt, dan wordt de laatste overeenkomst bij Timing stilzwijgend verlengd voor dezelfde duur, omvang en onder dezelfde voorwaarden.”. Verder staat erin bepaald dat de overeenkomst “
altijd van rechtswege [eindigt] op de voorlaatste werkdag in jouw geldende ABU-fasering”.
1.4.
Anders dan namens [verzoekster01] wordt bepleit, is hier naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van tegenstrijdige bepalingen. Uit de hiervoor geciteerde delen van de arbeidsovereenkomst volgt dat de arbeidsovereenkomst in principe stilzwijgend wordt verlengd, totdat het einde van de geldende ABU-fasering is bereikt. Dit laatste was hier het geval. Desgevraagd geeft [verzoekster01] ook aan dat zij wist dat een verlenging van de arbeidsovereenkomst zou inhouden dat zij voor onbepaalde tijd bij Timing Flexgroep in dienst zou treden (Fase C).
1.5.
Ook doet [verzoekster01] een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend was verlengd. Zij wijst er in dit verband op dat er steeds sprake was van een stilzwijgende verlenging van haar arbeidsovereenkomst en dat de nieuwe arbeidsovereenkomst vaak pas een paar dagen (of soms zelfs een paar weken) na ingang van de nieuwe contractstermijn in het digitale portaal van Timing Flexgroep werd geplaatst. Het betrof, volgens [verzoekster01] een formaliteit; instemming van [verzoekster01] was niet vereist. Het beroep op gerechtvaardigd vertrouwen slaagt niet. In de eerste plaats is de arbeidsovereenkomst duidelijk: aan het einde van de geldende ABU-fasering zou de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigen. Daar komt bij dat [verzoekster01] steeds tijdig (een week voorafgaand aan de volgende werkweek) haar rooster ontving en dat zij eind december 2022 géén nieuw werkrooster had ontvangen voor de periode na 25 december 2022. Uit haar schriftelijke vragen aan Timing over haar rooster en over de verlenging van haar contract is bovendien op te maken dat van gerechtvaardigd vertrouwen geen sprake was.
1.6.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster01] en Timing Flexgroep per 26 december 2022 is geëindigd. De primaire verzoeken van [verzoekster01] worden daarom afgewezen. Het subsidiaire verzoek van [verzoekster01] wordt ook afgewezen, omdat de transitievergoeding in de loop van deze procedure door Timing Flexgroep aan [verzoekster01] is betaald.
1.7.
Hoewel [verzoekster01] ongelijk krijgt, ziet de kantonrechter in de omstandigheid dat de transitievergoeding pas in de loop van deze procedure aan [verzoekster01] is betaald aanleiding om Timing Flexgroep toch in de proceskosten te veroordelen. Timing Flexgroep heeft desgevraagd ook verklaard zich hierin te kunnen vinden. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 615,00. Dit totaalbedrag moet rechtstreeks aan de gemachtigde van [verzoekster01] worden betaald, omdat [verzoekster01] op basis van een toevoeging procedeert. Voor kosten die [verzoekster01] maakt na deze uitspraak moet Timing Flexgroep een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
1.8.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

2..De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst de verzoeken af;
2.2.
veroordeelt Timing Flexgroep in de proceskosten, aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag vastgesteld op € 615,00, welk bedrag rechtstreeks aan de gemachtigde van [verzoekster01] moet worden betaald;
2.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit proces-verbaal is op 12 april 2023 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter.
38671