Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 17 maart 2023 met producties;
- de bij brief van 23 maart 2023 overgelegde producties van Hovetra;
- de bij brief van 27 maart 2023 overgelegde producties van [eiser01] ;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Hovetra.
2..De feiten
op vrijdag 30 december 2022voor
17:00 uureen passend tegenvoorstel ontvang. Na die tijd komt het voorstel van cliënte te vervallen en kan daar op een later moment geen beroep meer op worden gedaan.
1 januari 2023stopgezet worden. Cliënte doet dat uiteraard liever niet, maar is daar door het handelen van uw cliënt (of eigenlijk het nalaten) toe gehouden op grond van artikel 7:629 BW en de Wet Verbetering Poortwachter.
3..Het geschil
- Hovetra te veroordelen aan hem te betalen € 4.962,70 bruto aan achterstallig salaris berekend t/m periode 2/2023 met rente;
- Hovetra te veroordelen aan hem te betalen € 150,46 bruto aan eenmalige cao-uitkering met rente;
- Hovetra te veroordelen aan hem te betalen de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW over voornoemde bedragen met rente;
- Hovetra te veroordelen aan hem te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
- Hovetra te veroordelen aan hem te betalen het basisloon van € 1.693,62 bruto per vier weken vanaf de uitspraak van dit vonnis tot het moment waarop het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, eventueel met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
- Hovetra te veroordelen aan hem te verstrekken deugdelijke salarisspecificaties van de salarisbetalingen die worden gevorderd, op straffe van een dwangsom;
- Hovetra te veroordelen in de proceskosten;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
- [eiser01] heeft zijn spoedeisend belang bij de loonvordering verspeeld, nu hij sinds 13/2022 geen loon meer ontvangt, terwijl hij pas in februari 2023 een aanvraag voor een kort geding heeft gedaan.
- Op grond van artikel 7:629a lid 1 BW had [eiser01] een deskundigenoordeel van het UWV bij de loonvordering moeten overleggen. Dat heeft hij niet gedaan.
- Hovetra heeft terecht de loonbetaling aan [eiser01] gestopt op grond van artikel 7:629 lid 3 sub b en sub d BW, omdat [eiser01] niet heeft meegewerkt aan de adviezen van de bedrijfsarts en omdat dit zijn herstel belemmert.
- Als Hovetra niet gerechtigd was tot het toepassen van een loonstop, dan was zij in ieder geval bevoegd tot het opschorten van het loon tot het moment dat [eiser01] eindelijk gaat meewerken aan de adviezen van de bedrijfsarts. Daar is tot op heden geen enkele sprake van.
- Het loon van [eiser01] bedraagt € 1.693,61 per vier weken in plaats van € 1.693,62 per vier weken.
- Er is geen ruimte voor toekenning van de wettelijke verhoging, nu het niet betalen van het salaris te wijten is aan [eiser01] .
- Voor zover de kantonrechter de loonvordering zal toewijzen, is er geen ruimte voor het opleggen van dwangsommen voor het overleggen van loonspecificaties.
- Er is ook geen ruimte voor toekenning van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De gemachtigde van [eiser01] heeft slechts enkele e-mails gestuurd, met daarin steeds enkel en alleen de sommatie om tot betaling van het achterstallig loon over te gaan.