ECLI:NL:RBROT:2023:3264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10334472
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over onterecht loonstop en re-integratieverplichtingen in arbeidsrelatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, [eiser01], een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, Hovetra B.V., vanwege een onterecht opgelegde loonstop. Eiser is sinds 15 juni 2020 in dienst als chauffeur en heeft zich op 28 april 2022 ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft in verschillende rapportages aangegeven dat eiser arbeidsongeschikt is en dat er geen mogelijkheden zijn voor werkhervatting. Hovetra heeft echter de loonbetalingen stopgezet, stellende dat eiser niet meewerkt aan de adviezen van de bedrijfsarts en zijn re-integratie belemmert. Eiser betwist deze claims en stelt dat hij niet heeft geweigerd mee te werken aan redelijke adviezen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Hovetra de loonstop onterecht heeft toegepast, omdat er geen voorafgaande waarschuwing is gegeven. De rechter oordeelt dat eiser recht heeft op loondoorbetaling gedurende zijn arbeidsongeschiktheid en dat de loonstop niet gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft Hovetra veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, een eenmalige cao-uitkering, en deugdelijke salarisspecificaties. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen aan eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10334472 VV EXPL 23-72
datum uitspraak: 13 april 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. H.E.C. Heijkoop-Otterman,
tegen
Hovetra B.V.,
vestigingsplaats: Rhoon, gemeente Albrandswaard,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.D. Vrolijk.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Hovetra’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 maart 2023 met producties;
  • de bij brief van 23 maart 2023 overgelegde producties van Hovetra;
  • de bij brief van 27 maart 2023 overgelegde producties van [eiser01] ;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Hovetra.
1.2.
Op 28 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] is sinds 15 juni 2020 in dienst bij Hovetra in de functie van chauffeur. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen is de cao beroepsgoederenvervoer van toepassing.
2.2.
Het basisloon van [eiser01] bedraagt € 1.693,61 bruto per vier weken.
2.3.
[eiser01] heeft zich op 28 april 2022 ziekgemeld. Hij heeft op die dag het volgende gemaild aan Hovetra:
“Ik meld mij ziek, en wil een uitnodiging van de bedrijfsarts”
2.4.
In de probleemanalyse door de bedrijfsarts van 24 mei 2022 staat het volgende:
“(…)
Gezien het klachtpatroon acht ik betrokkene op dit moment nog arbeidsongeschikt voor het eigen werk (besturen van een voertuig op een vereiste veilige wijze is nog niet mogelijk).
Geadviseerd wordt op korte termijn gesprekken in te plannen aangaande een oplossing van de werk gerelateerde zaken en verstoorde arbeidsverhouding. De inzet van een mediator wordt geadviseerd indien een oplossing uitblijft.”
2.5.
Naar aanleiding van een telefonisch consult op 26 juli 2022 met [eiser01] heeft de bedrijfsarts het volgende gerapporteerd:
“(…)
Suggestie inzetbaarheid/werkhervatting
Er zijn geen arbeidsmogelijkheden in het eigen of ander werk.
De belangbehartigers van werkgever en werknemer werken samen aan een definitieve, door partijen gezamenlijk gedragen duurzame oplossing.
De wijze waarop partijen in deze fase aan de oplossing werken, ondersteunt het herstel van werknemer.
(…)”
2.6.
Naar aanleiding van een telefonisch consult op 12 september 2022 met [eiser01] heeft de bedrijfsarts het volgende gerapporteerd:
“(…)
Suggestie inzetbaarheid/werkhervatting
Er zijn geen arbeidsmogelijkheden in het eigen of ander werk.
De belangenbehartigers van werkgever en werknemer werken samen aan een definitieve, door partijen gezamenlijk gedragen duurzame oplossing.
(…)”
2.7.
Naar aanleiding van een telefonisch consult op 24 oktober 2022 met [eiser01] heeft de bedrijfsarts het volgende geadviseerd:
(…)
Suggesties inzetbaarheid/werkhervatting
Werkgever wordt wederom en nadrukkelijk geadviseerd om op korte termijn in samenwerking met zijn belangenbehartiger tot een definitieve en door beide partijen gedragen oplossing voor de ontstane situatie te komen. Indien een te onderbouwen belemmering voor deze oplossing aan de orde is, wordt geadviseerd om volgens de wettelijke richtlijnen zo spoedig mogelijk mediation in te zetten.
(…)”
2.8.
Partijen hebben ervoor gekozen om met elkaar een mediationtraject in gang te zetten. Op 22 november 2022 heeft een gezamenlijk gesprek met een mediator plaatsgevonden. Na dat gesprek is de mediation beëindigd.
2.9.
Naar aanleiding van een fysiek consult op 7 december 2022 heeft de bedrijfsarts als volgt gerapporteerd:
“(…)
Bespreking
Door onderliggend arbeidsconflict zijn klachten en beperkingen ontstaan bij betrokken werknemer. Reeds ingezette mediation heeft niet voor een oplossing kunnen zorgen. Er is sprake van situationele arbeidsongeschiktheid; betrokkene kan niet meer terugkeren binnen de organisatie.
Het is dan ook zaak dat er in onderling overleg tot een oplossing wordt gekomen. Het voortduren van de huidige situatie heeft een negatief effect op de gezondheid van werknemer. Betrokkene staat hiervoor open. Hij is medisch gezien belastbaar om een weloverwogen beslissing te kunnen maken.
Betrokkene geeft aan dat werkgever in de afgelopen periode niet met een voorstel is gekomen, hij betreurt dit, omdat hij eraan toe is tot een afronding te komen.
(…)
Advies werkhervatting en arbeidsgeschiktheid
Er is sprake van situationele arbeidsongeschiktheid.
Graag in onderling gesprek met elkaar (en evt. derden) tot een oplossing komen.
(…)”
2.10.
De gemachtigde van Hovetra heeft op 13 december 2022 het volgende gemaild aan de gemachtigde van [eiser01] :
“(…)
Inzake bovengenoemde kwestie hebben zich inmiddels een aantal ontwikkelingen voorgedaan, reden waarom ik opnieuw contact met u opneem.
(…)
Duidelijk is dat de bedrijfsarts adviseert om nu toch met elkaar tot een beëindigingsregeling te komen, zodat het mij verstandig lijkt om dit de komende twee weken met elkaar te bewerkstelligen. Cliënte neemt als uitgangspunt dat het een en ander nu op korte termijn echt afgerond moet worden, aangezien zij inmiddels al meer dan zes maanden geleden een voorstel aan uw cliënt heeft gedaan en er tussentijds meerdere malen contact is opgenomen om de onderhandelingen actief op te starten. Tot nu is er echter steeds aangegeven dat uw cliënt (nog) niet bereid was tot onderhandeling. (…)
De huidige situatie is nu zo dat de bedrijfsarts uitdrukkelijk heeft aangegeven wat partijen te doen staat. Dit maakt dat zowel werkgever als werknemer zich ervoor dienen in te spannen om op korte termijn met elkaar tot een oplossing te komen. Om die reden doet cliënte het volgende hernieuwde voorstel in hoofdlijnen:
(…)
Om de vaart er nu een beetje in te houden, verneem ik graag zo spoedig mogelijk – maar in ieder geval uiterlijk aanstaande maandag 19 december 2023 voor 16:00 uur – of uw cliënt akkoord is met bovengenoemd voorstel, zodat er een vaststellingsovereenkomst opgemaakt kan worden.
(…)”
2.11.
Op 23 december 2022 heeft de gemachtigde van Hovetra het volgende gemaild aan de gemachtigde van [eiser01] :
“(…)
Dat er nu door Hovetra dermate veel druk gezet wordt, valt bij cliënt niet goed – te meer omdat het voorstel dat zij deed buitengewoon karig is als gelet wordt op de omstandigheden en ook de discussie omtrent de loonvordering die wat cliënt betreft nog steeds bestaat. Cliënt stemt niet in met het voorstel van Hovetra. Hij zal zich de komende periode beraden op zijn loonvordering, wat volgens hem een redelijke beëindigingsregeling zou zijn en of hij daartoe überhaupt in staat is. Ik bericht u nadien. Dat zal na de jaarwisseling worden (…). Op 9 januari 2023 ben ik weer op kantoor aanwezig.
(…)”
2.12.
De gemachtigde van Hovetra heeft hierop als volgt gereageerd op 23 december 2022:
“(…)
Cliënte kan nu helaas niet anders dan concluderen dat uw cliënt zich niet houdt aan het advies van de bedrijfsarts om met elkaar in onderhandeling te treden. En wordt er nu door u bevestigd dat dit de komende drie weken ook nog niet gaat plaatsvinden. Uw cliënt houdt zich daarmee niet aan zijn reintegratieverplichtingen. Ook belemmert uw cliënt zijn herstel, nu de bedrijfsarts tevens uitdrukkelijk heeft geoordeeld dat beëindiging van het dienstverband het herstel van uw cliënt ten goede komt. Het niet nakomen van de reintegratieverplichtingen en belemmering van herstel, wordt gesanctioneerd met een loonstop. Via deze weg stelt cliënte uw cliënt daarom nog eenmaal in de gelegenheid om binnen een week na heden mee te werken aan de opdracht die de bedrijfsarts aan partijen heeft gegeven, zodat ik uiterlijk
op vrijdag 30 december 2022voor
17:00 uureen passend tegenvoorstel ontvang. Na die tijd komt het voorstel van cliënte te vervallen en kan daar op een later moment geen beroep meer op worden gedaan.
Indien er voor bovengenoemde termijn wederom geen of een afwijzend bericht wordt ontvangen, dan zal het loon van uw cliënt per
1 januari 2023stopgezet worden. Cliënte doet dat uiteraard liever niet, maar is daar door het handelen van uw cliënt (of eigenlijk het nalaten) toe gehouden op grond van artikel 7:629 BW en de Wet Verbetering Poortwachter.
De loonbetalingen zullen dan pas weer aangevangen worden vanaf het moment dat uw cliënt zijn reintegratieverplichtingen nakomt, wat inhoudt dat uw cliënt geen loon zal ontvangen over de tussenliggende periode. Ook niet achteraf / met terugwerkende kracht.
(…)”
2.13.
Deze mail is op 30 december 2022 als volgt beantwoord door een collega van de gemachtigde van [eiser01] :
“(…)
Uw bericht komt erop neer dat de loonbetaling aan cliënt gestopt wordt als hij geen beëindigingsvoorstel doet binnen de door u gestelde termijn. Ik moet zeggen dat ik dat wel een heel opmerkelijk standpunt vind. Feitelijk komt uw e-mail erop neer dat cliënt gedwongen wordt om mee te werken aan beëindiging van het dienstverband terwijl (in ieder geval hij meent dat) hij arbeidsongeschikt is en zijn advocaat afwezig is in verband met de kerstvakantie. (…)
Hoe dan ook; ik heb cliënt inmiddels gesproken. Hij kan zich niet vinden in de terugkoppeling van de bedrijfsarts. Uit de correspondentie die hij en mr. Heijkoop (overigens al vóór onderstaande e-mail) voerden, leid ik af dat hij inderdaad voornemens is een deskundigenoordeel aan te vragen.
Verder geldt dat cliënt momenteel kampt met nieuwe/andere gezondheidsklachten. Een medisch traject is in gang gezet. Middels dit bericht meldt cliënt zich dus ziek met “nieuwe” klachten. Hij wenst opgeroepen te worden voor het spreekuur van de bedrijfsarts zodat zijn belastbaarheid kan worden vastgesteld. Tot het moment waarop de bedrijfsarts zulks zal doen, kan van een loonstop (sowieso) geen sprake zijn.
(…)”
2.14.
Hovetra heeft vanaf de laatste loonperiode van het jaar 2022, loonperiode 13/2022, geen loon meer aan [eiser01] betaald.
2.15.
Naar aanleiding van een fysiek consult op 1 februari 2023 heeft de bedrijfsarts als volgt gerapporteerd:
“(…)
Bespreking
Door onderliggend arbeidsconflict zijn klachten en beperkingen ontstaan bij betrokken werknemer. Reeds eerder ingezette mediation heeft niet voor een oplossing kunnen zorgen. Er is sprake van situationele arbeidsongeschiktheid; betrokkene kan niet meer terugkeren binnen de organisatie.
Het is dan ook zaak dat er in onderling overleg tot een oplossing wordt gekomen. Het voortduren van de huidige situatie heeft een negatief effect op de gezondheid van werknemer. Betrokkene staat hiervoor open. Hij is medisch gezien belastbaar om een weloverwogen beslissing te kunnen maken.
Momenteel is de situatie veranderd door bijkomende medische gezondheidsproblematiek. Daartoe zal nader onderzoek worden verricht om duidelijkheid/vervolg in te kunnen schatten. Dit is van invloed op de belastbaarheid van betrokken werknemer. Op dit moment is dan ook het advies de vorderingen in de gezondheidssituatie af te wachten alvorens met elkaar in gesprek te gaan over een oplossing. In een volgend spreekuur kan beoordeeld worden of er mogelijkheden zijn ontstaan.
(…)
Advies werkhervatting en arbeidsgeschiktheid
Er is sprake van situationele arbeidsongeschiktheid.
Medische gezondheidssituatie afwachten
Later in onderling gesprek met elkaar (en evt. derden) tot een oplossing komen.
(…)”
2.16.
Op 17 maart 2023 heeft Hovetra een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen ingediend bij de kantonrechter. In deze zaak heeft nog geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • Hovetra te veroordelen aan hem te betalen € 4.962,70 bruto aan achterstallig salaris berekend t/m periode 2/2023 met rente;
  • Hovetra te veroordelen aan hem te betalen € 150,46 bruto aan eenmalige cao-uitkering met rente;
  • Hovetra te veroordelen aan hem te betalen de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW over voornoemde bedragen met rente;
  • Hovetra te veroordelen aan hem te betalen de buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
  • Hovetra te veroordelen aan hem te betalen het basisloon van € 1.693,62 bruto per vier weken vanaf de uitspraak van dit vonnis tot het moment waarop het dienstverband tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, eventueel met wettelijke rente en wettelijke verhoging;
  • Hovetra te veroordelen aan hem te verstrekken deugdelijke salarisspecificaties van de salarisbetalingen die worden gevorderd, op straffe van een dwangsom;
  • Hovetra te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende.
Hovetra heeft ten onrechte de loonbetalingen aan [eiser01] stopgezet. [eiser01] is ziek en heeft niet geweigerd mee te werken aan redelijke adviezen van de bedrijfsarts.
[eiser01] heeft een spoedeisend belang bij zijn loonvordering. Hij heeft het inmiddels meer dan twee maanden zonder salaris moeten stellen en dat is een lastige opgave. Hij heeft er een groot belang bij om op zo kort mogelijke termijn weer salaris te ontvangen.
3.3.
Hovetra is het niet eens met de eis en voert het volgende aan.
  • [eiser01] heeft zijn spoedeisend belang bij de loonvordering verspeeld, nu hij sinds 13/2022 geen loon meer ontvangt, terwijl hij pas in februari 2023 een aanvraag voor een kort geding heeft gedaan.
  • Op grond van artikel 7:629a lid 1 BW had [eiser01] een deskundigenoordeel van het UWV bij de loonvordering moeten overleggen. Dat heeft hij niet gedaan.
  • Hovetra heeft terecht de loonbetaling aan [eiser01] gestopt op grond van artikel 7:629 lid 3 sub b en sub d BW, omdat [eiser01] niet heeft meegewerkt aan de adviezen van de bedrijfsarts en omdat dit zijn herstel belemmert.
  • Als Hovetra niet gerechtigd was tot het toepassen van een loonstop, dan was zij in ieder geval bevoegd tot het opschorten van het loon tot het moment dat [eiser01] eindelijk gaat meewerken aan de adviezen van de bedrijfsarts. Daar is tot op heden geen enkele sprake van.
  • Het loon van [eiser01] bedraagt € 1.693,61 per vier weken in plaats van € 1.693,62 per vier weken.
  • Er is geen ruimte voor toekenning van de wettelijke verhoging, nu het niet betalen van het salaris te wijten is aan [eiser01] .
  • Voor zover de kantonrechter de loonvordering zal toewijzen, is er geen ruimte voor het opleggen van dwangsommen voor het overleggen van loonspecificaties.
  • Er is ook geen ruimte voor toekenning van een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De gemachtigde van [eiser01] heeft slechts enkele e-mails gestuurd, met daarin steeds enkel en alleen de sommatie om tot betaling van het achterstallig loon over te gaan.

4..De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Hovetra als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
spoedeisend belang
4.2.
Nog los van de inhoudelijke beoordeling in deze zaak, stelt de kantonrechter voorop dat het spoedeisend belang in deze zaak voortvloeit uit de aard van de loonvordering.
Niet gezegd kan worden dat [eiser01] te lang heeft gewacht met het indienen van de loonvordering.
overleggen deskundigenverklaring vereist?
4.3.
Op grond van artikel 7:629a lid 1 BW dient een werknemer die een loonvordering over een periode van arbeidsongeschiktheid instelt in beginsel daarbij een deskundigenverklaring van het UWV over te leggen op straffe van niet-ontvankelijkheid. Deze verplichting geldt in principe niet in kort geding volgens rechtspraak van de Hoge Raad van 14 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1673), maar het is aan de rechter overgelaten te oordelen dat een verklaring toch wenselijk is.
De kantonrechter acht geen aanknopingspunten aanwezig om in deze zaak te verlangen van [eiser01] dat hij toch een deskundigenverklaring overlegt. Er is immers geen discussie tussen partijen over de vraag of [eiser01] al dan niet de bedongen of andere passende arbeid kan verrichten. Het verweer dat [eiser01] een deskundigenverklaring had moeten overleggen wordt dan ook verworpen.
arbeidsongeschiktheid
4.4.
Het uitgangspunt is dat een arbeidsongeschikte werknemer op grond van artikel 7:629 lid 1 BW recht heeft op loondoorbetaling gedurende de eerste twee jaar van de arbeidsongeschiktheid. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser01] daadwerkelijk arbeidsongeschikt was op het moment dat de loonstop werd toegepast en dat hij dat nog steeds is, in ieder geval tot aan het moment van de zitting in deze zaak. Daarvan wordt dan ook uitgegaan in de verdere beoordeling.
loonperiode 13/2022: loonstop niet van tevoren medegedeeld
4.5.
[eiser01] heeft op de zitting terecht naar voren gebracht dat voor een loonstop van tevoren moet worden gewaarschuwd en dat dat niet is gebeurd voor de loonperiode 13/2022.
In artikel 7:629 lid 7 BW staat dat de werkgever geen beroep meer kan doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven onverwijld nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan is gerezen of redelijkerwijs had behoren te rijzen.
Hovetra heeft erkend de loonstop over de periode 13/2022 niet te hebben aangekondigd. Dit brengt al mee dat zij de loonstop over die periode onterecht heeft toegepast. De vordering tot betaling van het loon van € 1.575,46 bruto over de periode 13/2022 wordt dan ook toegewezen.
loonperioden 1/2023 en 2/2023: niet betaling van loon terecht?
4.6.
Het komt er in deze zaak op neer dat Hovetra een loonstop heeft toegepast, omdat [eiser01] niet akkoord is gegaan met haar voorstel tot beëindiging van het dienstverband en geen tegenvoorstel heeft gedaan. In de wet is (limitatief) opgesomd in welke gevallen een werkgever een loonstop mag toepassen ten opzichte van een arbeidsongeschikte werknemer. Volgens Hovetra heeft zij de loonstop terecht toegepast op grond van artikel 7:629 lid 3 in verbinding met sub b en sub d BW, omdat [eiser01] niet meewerkt aan adviezen van de bedrijfsarts en omdat dit zijn herstel belemmert. In artikel 7:629 lid 3 aanhef in verbinding met sub d BW staat – kort gezegd – dat een werknemer het recht op doorbetaling van zijn loon tijdens ziekte niet heeft in de periode dat hij zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de bedrijfsarts gegeven redelijke voorschriften die erop gericht zijn om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten. Met deze voorschriften worden, anders dan Hovetra kennelijk begrijpt, voorschriften of adviezen van de bedrijfsarts bedoeld die gericht zijn op re-integratie van een werknemer. Het advies om in onderling overleg tot een oplossing te komen, waar Hovetra onder begrijpt ‘het in onderling overleg komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst’ valt daar niet onder. Het niet ingaan op een beëindigingsvoorstel van de werkgever betekent ook niet dat een werknemer daarmee zijn genezing belemmert of vertraagt, zoals bedoeld in artikel 7:629 aanhef en sub d BW.
De conclusie is dan ook dat Hovetra de loonstop ten onrechte heeft toegepast.
Hovetra heeft zich voor wat betreft het niet betalen van het loon van [eiser01] subsidiair op opschorting van de loonbetaling beroepen. Op grond van (het in het vorige alinea genoemde) lid 7 van artikel 7:629 BW had een loonopschorting moeten worden aangekondigd, zoals ook [eiser01] terecht heeft aangevoerd. Vaststaat dat dit niet is gedaan, zodat Hovetra om die reden de loonbetaling al niet mocht opschorten.
Dit brengt mee dat Hovetra het loon van [eiser01] over de perioden vanaf 1/2023 alsnog aan hem moet betalen. [eiser01] heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat zijn loon vanaf januari 2023 € 1.693,62 bruto per vier weken bedraagt, maar inmiddels is vast komen te staan dat het loon € 1.693,61 bruto per vier weken bedraagt. Het totaal aan toe te wijzen achterstallig salaris over de perioden 1/2023, 2/2023 bedraagt € 3.387,22 bruto.
eenmalige cao-uitkering
4.7.
Partijen zijn het erover eens dat [eiser01] nog recht heeft op een eenmalige uitkering van € 150,46 bruto op grond van de toepasselijke cao. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
toe te wijzen achterstallig salaris
4.8.
Het totaal aan toe te wijzen achterstallig salaris bedraagt hiermee € 5.113,14 bruto.
wettelijke verhoging
4.9.
Gelet op alle omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 7:625 BW te matigen tot 25%.
wettelijke rente
4.10.
De wettelijke rente over het achterstallige salaris wordt toegewezen. De wettelijke rente over het loon vermeerderd met wettelijke verhoging zal worden afgewezen, omdat niet gesteld of gebleken is dat [eiser01] een ingebrekestelling aan Hovetra heeft gestuurd, waarin hij aanspraak heeft gemaakt op de wettelijke verhoging.
toekomstig loon
4.11.
Ook de vordering tot betaling van het toekomstige loon zal worden toegewezen, nu daar geen specifiek verweer tegen is gevoerd. De kantonrechter ziet geen aanleiding daarover bij voorbaat wettelijke rente of wettelijke verhoging toe te wijzen.
salarisspecificaties
4.12.
De vordering tot het overleggen van deugdelijke salarisspecificaties wordt toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding hieraan een dwangsom te koppelen.
buitengerechtelijke kosten
4.13.
Tussen partijen is discussie over de toewijsbaarheid van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Namens [eiser01] zijn vanaf 26 januari 2023 meerdere
e-mails verzonden aan de gemachtigde van Hovetra, waarin aanspraak werd gemaakt op achterstallig salaris. Deze werkzaamheden acht de kantonrechter voldoende om voor een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden in aanmerking te komen.
De kantonrechter berekent de vergoeding op basis van het achterstallig salaris op het moment van de laatste e-mail van 10 februari 2023 hierover van de gemachtigde van [eiser01] aan de gemachtigde van Hovetra en sluit daarbij aan bij het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Daarmee komt de kantonrechter uit op een toewijsbaar bedrag van € 451,91 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
proceskosten
4.14.
Hovetra krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). [eiser01] procedeert op basis van een toevoeging. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [eiser01] daarom tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 793,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 879,00. Deze kosten moeten direct aan de gemachtigde van [eiser01] worden betaald.
Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Hovetra een bedrag betalen van
€ 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Hovetra om aan [eiser01] te betalen € 5.113,14 bruto aan achterstallig salaris over de perioden 13/2022 tot en met 2-2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 25% zoals bedoeld in artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat achterstallig salaris vanaf de data van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Hovetra om aan [eiser01] te betalen het loon van € 1.693,61 bruto per vier weken vanaf periode 3/2023 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
5.3.
veroordeelt Hovetra om aan [eiser01] deugdelijke salarisspecificaties te verstrekken van zowel het achterstallige salaris als het toekomstige salaris dat Hovetra op grond van dit vonnis aan [eiser01] moet betalen;
5.4.
veroordeelt Hovetra om aan [eiser01] te betalen € 451,91 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten;
5.5.
veroordeelt Hovetra in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 879,00, direct te betalen aan de gemachtigde van [eiser01] ;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
757