ECLI:NL:RBROT:2023:3292

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/10/651935 / KG ZA 23-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van inschrijvingen in aanbestedingsprocedure door onjuiste toepassing van beoordelingscriteria

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Rasenberg Kabels en Leidingen B.V. en de gedaagden Evides B.V. en Stedin Netbeheer B.V. Rasenberg had deelgenomen aan een Europese aanbestedingsprocedure voor het aanleggen van drinkwater- en elektriciteitsverbindingen, maar haar inschrijving was ongeldig verklaard door Stedin vanwege het niet behalen van de drempelwaarde op een van de subgunningscriteria. Rasenberg vorderde herbeoordeling van haar inschrijving en de inschrijvingen van andere partijen, omdat zij meende dat de beoordelingssystematiek ondeugdelijk en niet-transparant was toegepast. De rechtbank oordeelde dat de beoordelingscommissie op verschillende subgunningscriteria was afgeweken van de voorgeschreven beoordelingssystematiek, waardoor de motivering van de scores onvoldoende transparant was. De rechtbank heeft Stedin veroordeeld om de gunningsbeslissing in te trekken en een herbeoordeling van de inschrijvingen op de subgunningscriteria K2.2, K2.3 en K3 uit te voeren, met de voorwaarde dat ten minste twee leden van de beoordelingscommissie vervangen moeten worden. Tevens werd Stedin veroordeeld in de proceskosten van Rasenberg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/651935 / KG ZA 23-76
Vonnis in kort geding van 17 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RASENBERG KABELS EN LEIDINGEN B.V.,
gevestigd te Dongen,
eiseres,
advocaten mr. J.W.A. Meesters en mr. L. van Leeuwen te Amsterdam,
tegen
1. de naamloze vennootschap
EVIDES B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden,
advocaten mr. T. van Wijk en mr. H.F. Mauer-Dogan te Arnhem.
Eisende partij wordt hierna aangeduid als ‘Baas’. Gedaagden worden gezamenlijk in enkelvoud aangeduid als ‘Stedin’ en ieder afzonderlijk als ‘Evides’ en ‘Stedin Netbeheer’.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 februari 2023, met producties 1 tot en met 8 en de bij nadere aktes overgelegde producties 9 en 10
  • de conclusie van antwoord, met producties A tot en met G
1.2.
Op 27 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, gelijktijdig met mondelinge behandeling in de zaak van Baas B.V. tegen Stedin (651938 / 23-77). In die procedure is tevens een tussenkomende partij aanwezig geweest, Siers Leiding- en Montageprojecten Oldenzaal B.V. (hierna Siers). De advocaten van Rasenberg, Stedin, Baas en Siers hebben een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

2..De feiten

2.1.
Netbeheerders Enduris B.V. en Stedin Netbeheer (per 1 januari 2022 tezamen Stedin Netbeheer B.V.) zijn op 13 mei 2020 samen met waterbedrijf Evides N.V. een Europese aanbestedingsprocedure gestart. Het doel van deze procedure was het sluiten van een raamovereenkomst met meerdere partijen voor het aanleggen, vervangen, verplaatsen en verwijderen van verbindingen en aansluitingen voor drinkwater, elektra, gas, HFC (hybrid fibre coaxial) en telecom.
2.2.
De aanbesteding is uitgezet voor twee percelen, het perceel Zeeland Noord & Rijnmond (zes raamovereenkomsten) en het perceel Zeeland Zuid (twee raamovereenkomsten). De beoogde ingangsdatum van de raamovereenkomsten was 1 april 2023 en de raamovereenkomsten hebben een beoogde looptijd van zes jaar met de mogelijkheid tot verlenging van nog eens zes jaar.
2.3.
De aanbesteding heeft plaatsgevonden volgens de Europese onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging. Op de procedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing. De procedure bestaat uit een selectiefase en een gunningsfase, beschreven in de Selectieleidraad en de Gunningsleidraad.
2.4.
Als gunningscriterium geldt de beste prijs-kwaliteitverhouding, waarbij, conform het prijsmodel, een vaste prijs wordt gehanteerd en daarmee enkel wordt beoordeeld op kwaliteit. Daarbij gelden als kwalitatieve subgunningscriteria:
K1. Kwaliteit
K2.1 Samenwerking – leiderschap en gedragsfundament
K2.2 Samenwerking – Aantrekkelijke werkomgeving
K2.3 Samenwerking – Verhogen productiviteit
K3. Klant- en omgevingstevredenheid
K4.1 Duurzaamheid – algemeen
K4.2 Duurzaamheid Zero Emissie
2.5.
De subgunningscriteria die in deze procedure van belang zijn, zijn in de aanbestedingsstukken als volgt omschreven:
2.6.
De bijlage Gunningscriteria vermeldt verder dat de inschrijver in een prestatieplan moet beschrijven welke meerwaarde wordt aangeboden ten opzichte van de uitvraag, waarbij de meerwaarde ziet op de invulling van de beschreven doelstelling bij het subgunningscriterium. De inschrijver dient bij het schrijven van het prestatieplan per criterium de volgende opbouw te hanteren (paragraaf 2.4):
2.7.
Voor het beoordelen van het prestatieplan wordt de navolgende scoringsmethodiek (paragraaf 2.2 van de bijlage Gunningscriteria) gebruikt:
2.8.
Toepassing van de scoringssystematiek leidt ertoe dat een score van maximaal 12 punten kan worden behaald ((3x2x2). Indien bij de beoordeling van de subgunningscriteria K1 en K2.1, K2.2 en K2.3 minder dan 4,5 punt wordt gescoord, dan wordt de inschrijving als ongeldig terzijde gelegd (knockout). De behaalde score die uit de scoringsmethodiek volgt, wordt vervolgens geconverteerd naar het maximaal aan te behalen punten per subgunningscriterium ((score meerwaarde / 12) x maximum aantal punten per subgunningscriterium = score per subgunningscriterium), waarmee in totaal een score van maximaal 100 punten behaald kan worden.
2.9.
Beoordeling van de inschrijvingen vindt plaats per subgunningscriterium door een beoordelingsteam van tenminste drie personen.
2.10.
De Gunningleidraad voorziet in onderhandelingen naar aanleiding van de eerste inschrijving. In paragraaf 4.7 van de Gunningsleidraad is opgenomen:
2.11.
Door één van de deelnemende partijen is over dit artikel een vraag gesteld die in de Nota van Inlichtingen, die deel uitmaakt van de aanbestedingsstukken, is beantwoord:
2.12.
Rasenberg heeft zich aangemeld voor het perceel Zeeland Zuid en is geselecteerd voor de gunningsfase. Aan het begin van de gunningsfase heeft een overlegfase plaatsgevonden, waarbij gedurende een periode van 11 maanden veelvuldig informatiesessies en overleggen hebben plaatsgevonden tussen de deelnemers aan de gunningsfase en Stedin.
2.13.
Na de overlegfase heeft Rasenberg haar eerste inschrijving ingediend. Op 1 november 2022 heeft naar aanleiding van deze inschrijving een onderhandelingsgesprek als bedoeld in paragraaf 4.7 van de Gunningsleidraad plaatsgevonden. In het verslag van deze bijeenkomst is beschreven dat aan Rasenberg 28 vragen zijn gesteld/opmerkingen zijn gemaakt door de beoordelingscommissie. Op 18 november 2022 heeft Rasenberg vervolgens haar tweede (definitieve) inschrijving gedaan.
2.14.
Op 12 januari 2023 heeft Stedin aan alle inschrijvers van beide percelen de gunningsbeslissing toegezonden. Vanwege het niet behalen van de drempelwaarde van subgunningscriterium K2.2 is de inschrijving van Rasenberg als ongeldig ter zijde gelegd.
2.15.
Op 24 januari 2023 heeft Rasenberg bezwaar gemaakt tegen de gunningsbeslissing, en tegen het niet verstrekken van de namen en de scores van de voorlopige winnaars van perceel Zeeland Zuid. Stedin heeft op 27 januari 2023 alsnog de namen en scores van de voorlopige winnaar bekend gemaakt en het bezwaar van Rasenberg voor het overige afgewezen.

3..Het geschil

3.1.
Rasenberg vordert, samengevat:
  • primair om Stedin te gebieden de gunningsbeslissing voor perceel Zeeland Zuid in te trekken en de inschrijving van Rasenberg, althans voor zover vereist alle inschrijvingen, door een nieuwe beoordelingscommissie te laten herbeoordelen op de subgunningscriteria K1, K2.2, K2.3 en K4.1 en met inachtneming daarvan een nieuwe gunningsbeslissing te nemen;
  • subsidiair om Stedin te gebieden de gunningsbeslissing voor perceel Zeeland Zuid in te trekken en, indien en voor zover Stedin nog wenst te gunnen, onder toepassing van een verbeterde beoordelingsmethodiek met inachtneming van het in het vonnis bepaalde een nieuwe inschrijf- en onderhandelingsfase te doorlopen;
  • meer subsidiair Stedin te gebieden de gunningsbeslissing voor perceel Zeeland Zuid in te trekken, en, indien Stedin alsnog wil gunnen, een nieuwe aanbesteding uit te schrijven;
  • in alle gevallen met veroordeling van Stedin in de kosten van de procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente over die (na)kosten.
3.2.
Rasenberg legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de door Stedin gehanteerde beoordelingssystematiek als zodanig ondeugdelijk en niet-transparant is. Daarnaast heeft Stedin de inschrijving van Rasenberg onjuist beoordeeld, omdat is afgeweken van het vastgestelde beoordelingskader. Stedin heeft haar eigen scoremethodiek onjuist toegepast door de verschillende beoordelingscomponenten oneigenlijk te vermengen. Als gevolg hiervan is een te lage score is toegekend, aldus Rasenberg.
3.3.
Stedin voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is, gelet op de aard van de vordering, gegeven.
4.2.
Rasenberg heeft primair gevorderd dat de inschrijvingen (deels) moeten worden herbeoordeeld vanwege gemaakte beoordelingsfouten en (meer) subsidiair dat de aanbesteding (deels) opnieuw moet, omdat de beoordelingssystematiek ondeugdelijk is. De (meer) subsidiaire vordering is een verdergaande vordering dat de primaire vordering. Omdat de vraag of de beoordelingssystematiek deugt ook relevant is voor de primaire vordering, ligt het voor de hand eerst in te gaan op de deugdelijkheid van de scorings/beoordelingsmethodiek.
4.3.
In het systeem dat Stedin hanteert geldt, samengevat weergegeven, de volgende opzet:
  • inschrijver dient een prestatieplan in, onderverdeeld in zeven (onder de feiten weergegeven) subgunningscriteria
  • per subgunningscriterium geldt een doelstelling. In het prestatieplan moet zijn beschreven hoe en in welke mate aan de doelstelling wordt voldaan, zowel op project-, contract- als systeemniveau
  • per subgunningscriterium gelden aandachtspunten, die tenminste moeten worden besproken in het prestatieplan
  • het prestatieplan moet qua opbouw worden ingedeeld in de onderdelen analyse, prestatie & maatregelen, bewijs & borging
  • per subgunningscriterium geldt een paginamaximum
  • het plan wordt per subgunningscriterium beoordeeld op de elementen kwaliteit, bewijs & borging en concreetheid
  • de scores die kunnen worden gegeven per beoordelingselement zijn voor kwaliteit 3, 2, 1 en 0 en voor de twee overige elementen 2, 1,5 en 1
  • voor vier subgunningscriteria geldt een drempel van 4,5 punt die, op straffe van terzijdelegging van de inschrijving, moet worden behaald
4.4.
Aan Rasenberg kan worden toegegeven dat Stedin had kunnen kiezen voor een makkelijker te doorgronden beoordelingssysteem. Met name de keuze om de elementen in de opbouw van het prestatieplan niet parallel te laten lopen met de beoordelingscomponenten, maakt het systeem complex. Dat geldt ook voor de genoemde aandachtspunten die in het prestatieplan verwerkt moeten worden, maar waarvan de verhouding ten opzichte van de doelstelling en de beoordelingselementen niet geheel duidelijk is. Daar komt bij dat de beperkte keuzes in scores leidt tot de situatie dat statistisch slechts 12 van de 36 mogelijke scoremogelijkheden niet leiden tot een knockout (op de subgunningscriteria waar dit voor geldt). Tot slot is het uiteindelijk niet behalen van een kwaliteitsdrempel, in het licht van de zeer intensieve voorbereiding en samenwerking voorafgaande aan de inschrijving en het onderhandelingsgesprek dat tussendoor heeft plaatsgevonden, lastig uit te leggen aan een inschrijver.
4.5.
Wat er van het voorgaande ook zij, het systeem als zodanig en mogelijke uitkomsten daarvan, zoals hiervoor weergegeven, was voorafgaand aan de inschrijving kenbaar voor alle inschrijvers. Zowel op grond van de aanbestedingsstukken (alinea 4.2 van de Aanbestedingsvoorwaarden) als op grond van vaste jurisprudentie (o.a. Grossman-arrest HvJEG 12 februari 2004, ECLI:EU:C:2004:93) mag van inschrijvers een proactieve houding worden verwacht, in die zin dat onvolkomenheden in en bezwaren tegen de aanbestedingsstukken en de procedure tijdig kenbaar worden gemaakt in een zo vroeg mogelijk stadium, op straffe van rechtsverwerking. Gelet op de uitgebreide Nota van Inlichtingen hebben inschrijvers, waaronder Rasenberg, die gelegenheid ruimschoots gehad en hebben zij daarvan deels ook gebruik gemaakt. Niet gebleken is dat Rasenberg tegen de scoringsmethodiek als zodanig bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Rasenberg haar recht om over de gehanteerde beoordelingssystematiek te klagen, in zoverre verwerkt.
Toepassing van de gekozen scoringmethodiek in de praktijk
4.6.
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of, gegeven de beoordelingssystematiek, de motivering van de (onderdelen van de) gunningsbeslissing de gegeven scores kunnen dragen. Het uitgangspunt van de beoordelingssystematiek is dat het prestatieplan per subgunningscriterium wordt beoordeeld op de elementen
kwaliteit – in welke mate wordt aan de doelstelling van het subgunningscriterium voldaan
bewijs & borging – waaruit blijkt dat het aanbod effectief is en kan worden nagekomen
concreetheid – in welke mate is de aanbieding SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
Verwacht mag worden dat de inschrijver uit de motivering van de gunningsbeslissing kan opmaken op welk element een ‘manco’ of ‘verbeterpunt’ ziet en aldus wat de reden is dat een bepaalde score is toegekend. De beoordelingselementen moeten in zoverre van elkaar te onderscheiden zijn. Dat brengt niet automatisch met zich mee dat een kritiekpunt van de beoordelingscommissie nooit op meerdere elementen invloed kan hebben. Een gechargeerd voorbeeld: als een inschrijver slechts een enkele zin wijdt aan een prestatieplan valt te verwachten dat daaruit het oordeel volgt dat onvoldoende aan de doelstelling is voldaan, maar ook dat niet blijkt dat het aanbod effectief én dat het aanbod onvoldoende concreet is. In dat geval ligt een lagere op alle drie de beoordelingselementen in de lijn der verwachtingen.
4.7.
Met Rasenberg is de voorzieningenrechter evenwel van oordeel dat de beoordelingscommissie op verschillende subgunningscriteria is afgeweken van de voorgeschreven beoordelingssystematiek, als gevolg waarvan voor Rasenberg niet transparant is op grond waarvan zij een bepaalde score toegekend heeft gekregen. Dit oordeel wordt hierna per subgunningscriterium toegelicht.
subgunningscriterium K2.2
4.7.1.
Ten aanzien van subgunningscriterium K2.2 heeft Rasenberg een score behaald van 2 punten op kwaliteit (de doelstelling wordt grotendeels ingevuld – aanzienlijke extra kwaliteit – enkele beperkingen), 1 punt op bewijs & borging (beperkt bewijs van de effectiviteit en beperkte borging nakoming aanbod) en 2 punten op concreetheid (volledig meetbaar en duidelijk). In totaal levert dat Rasenberg 4 punten op, hetgeen lager is dan de voorgeschreven drempelscore.
4.7.2.
De doelstelling van K2.2. is: Alle opdrachten worden op tijd gerealiseerd, wat inhoudt dat Aannemer en zijn Onderaannemers beschikken over goede, voldoende gecertificeerd personeel voor de uitvoering van de Opdracht. Deze medewerkers werken graag voor Evides en Stedin.
4.7.3.
De beoordelingscommissie heeft er bij dit subgunningscriterium voor gekozen om de motivering onder te verdelen in de aandachtspunten die onder het subgunningscriterium zijn vermeld. Terecht heeft Rasenberg opgemerkt dat uit de Bijlage Gunningscriterium niet volgt dat alle punten moeten worden geadresseerd onder ‘kwaliteit’. Zoals eerder is opgemerkt ontbreekt in de beschreven beoordelingssystematiek wat de verhouding is tussen de aandachtspunten enerzijds en de doelstelling en de beoordelingssystematiek anderzijds. Het gaat er uiteindelijk om dat Rasenberg uit de motivering van de beoordeling moet kunnen herleiden welke punten van kritiek hebben geleid tot de beslissing dat niet geheel is voldaan aan de doelstelling.
4.7.4.
De eerste vier beoordeelde aandachtspunten ‘goed en voldoende personeel’, ‘graag werken voor Evides en Stedin’, ‘prestatieplan’ en analyse en overzicht schaarse profielen bevatten eigenlijk alleen positieve punten. Op twee punten vond de beoordelingscommissie de informatie niet duidelijk vindbaar, maar daaruit leidt de voorzieningenrechter niet af dat de gevraagde informatie ontbreekt of beperkt is.
Op het onderdeel continuïteit en kwaliteit is het belangrijkste punt van kritiek dat niet wordt beschreven hoe de ambitie van de meer ‘hands on tool time’ zal worden gerealiseerd en dat een concrete uitwerking daarvan ontbreekt. Met Rasenberg is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit punt bij uitstek thuishoort onder de beoordelingselementen bewijs & borging en concreetheid. Onder het punt kwaliteit moet worden beoordeeld wát wordt aangeboden en in welke mate het voldoet aan de doelstelling, en onder de overige punten hóe dat wordt gedaan en waaruit dat blijkt.
4.7.5.
Dat geldt ook voor het daarna omschreven aandachtspunt ‘binden en behouden’. De beoordelingscommissie beschrijft dat het plan van Rasenberg kennelijk inzet op persoonlijke ontwikkeling van de medewerker – een punt waarmee op het eerste gezicht wordt bijgedragen aan de doelstelling om over voldoende en goed gekwalificeerd personeel te beschikken. De kritiekpunten die daarop volgen (
het beoordelingsteam verwacht dan een analyse waarom deze aanpak werkt of een beschrijving met maatregelen (…)) kunnen naar het oordeel van de voorzieningenrechter leiden tot een beperking in score op de onderdelen bewijs & borging en concreetheid, maar niet op het onderdeel kwaliteit.
4.7.6.
Uit het voorgaande volgt dat de beoordelingscommissie de beoordelingssystematiek ten aanzien van de beoordeling van subgunningscriterium K2.2 onjuist heeft toegepast, althans dat de motivering onvoldoende blijk geeft van een juiste toepassing. Als gevolg daarvan is het resultaat van de beoordeling onvoldoende transparant. Een mogelijk hogere score op het onderdeel kwaliteit heeft tot gevolg dat de drempelwaarde wel gehaald zou worden en ook een hogere totaalscore, zodat Rasenberg in elk geval ten aanzien van dit subgunningscriterium recht heeft herbeoordeling van dit criterium.
subgunningscriterium K2.3
4.8.
De doelstelling van subgunningscriterium K2.3 is: Het verhogen van de productiviteit met minimaal 20% ten opzichte van het niveau bij start van de Raamovereenkomst teneinde zowel de maatschappelijke kosten te verlagen als de marge van de Aannemer te verbeteren, zie artikel 3.5 van Deel A van de Raamovereenkomst.
4.8.1.
Ook hier heeft Rasenberg 2 punten gescoord, waarmee de doelstelling kennelijk grotendeels wordt ingevuld, en sprake is van enkele beperkingen. Uit de motivering van de beoordelingscommissie blijkt echter onvoldoende op welke punten uit het prestatieplan Stedin haar oordeel dat de doelstelling niet volledig is ingevuld, baseert. In de beoordeling worden een aantal kritiekpunten genoemd, maar daaruit valt niet af te leiden hoe deze zich verhouden tot de doelstelling. De beoordeling begint nota bene met de vaststelling dat de contractdoelstelling wordt aangeboden, waarmee de doelstelling volledig lijkt te worden ingevuld. De kritiekpunten die hierna worden genoemd (het hoe precies en wanneer) horen gelet op het beoordelingssysteem thuis onder de elementen bewijs & borging en concreetheid. Ook hier is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een onjuiste toepassing van de beoordelingssystematiek.
subgunningscriterium K3
4.8.2.
De doelstelling van subgunningscriterium K3 is: Partijen zijn in staat om naar tevredenheid van de klant en omgeving haar werkzaamheden uit te voeren waarbij doelgerichte communicatie, voorspelbaarheid, maatschappelijke betrokkenheid en het minimaliseren van hinder/overlast centraal staan.
4.8.3.
Ook voor de beoordeling van dit subgunningscriterium geldt dat onder het beoordelingselement ‘kwaliteit’, waar Rasenberg wederom 2 punten heeft gescoord, onvoldoende naar voren komt op welke punten uit het prestatieplan Stedin haar oordeel dat de doelstelling niet volledig is ingevuld, baseert. De kritiekpunten die Stedin beschrijft horen, zoals Rasenberg terecht heeft aangevoerd, thuis onder één van de andere beoordelingselementen.
4.9.
Stedin heeft in haar conclusie van antwoord en op de zitting de beoordeling van de beoordelingscommissie(s) nader toegelicht en/of uitgelegd. Die nader toelichting doet aan het voorgaande niet af. Zoals hiervoor overwogen, volgt uit de gunningsbeslissing op diverse punten dat de beoordelingscommissie de beoordelingssystematiek onjuist heeft toegepast. Een nadere of andere motivering van de beslissing kan dat gebrek niet repareren.
4.10.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat op de subgunningscriteria K2.2, K2.3 en K3 een herbeoordeling moet plaatsvinden van alle inschrijvingen op het perceel Zeeland Zuid. Rasenberg heeft daarnaast herbeoordeling van de subgunningscriteria K1 en K4.1 gevorderd, maar deze vordering heeft Rasenberg niet concreet onderbouwd. De subgunningscriteria zijn beoordeeld door verschillende beoordelingscommissies. Uit de omstandigheid dat er drie subgunningscriteria opnieuw moeten worden beoordeeld, kan niet zonder meer worden afgeleid dat ook op twee andere subgunningscriteria fouten zijn gemaakt. De vordering tot herbeoordeling wordt derhalve alleen toegewezen ten aanzien van de subgunningscriteria K2.2, K2.3 en K3.
nieuwe beoordelingscommissie?
4.11.
Rest de vraag of de herbeoordeling kan worden uitgevoerd door de huidige beoordelingscommissie(s). Rasenberg stelt zich op het standpunt dat uit het oogpunt van onpartijdigheid en onafhankelijkheid een nieuwe beoordelingscommissie moet worden gevormd. Stedin stelt dat, ook in het geval dat vast is komen te staan dat de beoordelingscommissies fouten in de beoordeling hebben gemaakt, dit nog geen reden is om te twijfelen aan de objectiviteit en onpartijdigheid. Aan Stedin kan worden toegegeven dat de enkele omstandigheid dat de beoordelingscommissie de eerste beoordeling heeft gedaan, niet altijd maakt dat zij geen herbeoordeling kan uitvoeren. Er moeten drie gunningscriteria opnieuw worden beoordeeld. Gelet op de omvang van de aanbesteding en de voorbereidingstijd – die, naar mag worden aangenomen ook voor de leden van de beoordelingscommissies, aanzienlijk is geweest – gaat met het vinden en op vlieghoogte brengen van negen nieuwe leden (drie voor elke beoordelingscommissie) veel tijd en kennis verloren. Evenwel valt moeilijk in te zien dat de bestaande beoordelingscommissies in exact dezelfde samenstelling bij het opnieuw beoordelen van een beperkt aantal inschrijvingen, tot een objectief nieuw oordeel kunnen komen. Om enerzijds de onafhankelijkheid en objectiviteit van de beoordelingscommissie te waarborgen en anderzijds te voorkomen dat de deskundigheid van de commissie op deze aanbestedingsprocedure verloren gaat, wordt bepaald dat van iedere beoordelingscommissie tenminste twee leden moeten worden vervangen. Het is aan Stedin om te bepalen of ook het derde lid wordt vervangen.
4.12.
Stedin wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten aan de zijde van Rasenberg. De kosten van Rasenberg worden begroot op € 109,22 aan explootkosten, € 676,- aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat. Uit het arrest van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de voorzieningenrechter af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Stedin het gunningsvoornemen ten aanzien van perceel Zeeland Zuid in te trekken,
5.2.
veroordeelt Stedin om, als zij de opdracht nog wenst te gunnen, over te gaan tot een herbeoordeling van alle inschrijvingen op perceel Zeeland Zuid op de subgunningscriteria K2.2, K2.3 en K3, met inachtneming van het in dit vonnis bepaalde,
5.3.
bepaalt dat deze herbeoordeling op ieder subgunningscriterium moet worden uitgevoerd door een beoordelingscommissie, waarvoor, ten opzichte van de eerdere beoordeling, tenminste twee leden nieuwe leden worden aangesteld,
5.4.
veroordeelt Stedin in de proceskosten, aan de zijde van Rasenberg tot op heden begroot op € 1.864,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten en over de nakosten met ingang van veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2023.3144/676