ECLI:NL:RBROT:2023:3337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10.306617.22 / TUL VV: 10/119100-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recidiverende uithaler veroordeeld voor wederrechtelijk verblijven op besloten haventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996, die zich wederrechtelijk bevond op een besloten haventerrein van Hutchison Ports ECT Delta in Rotterdam. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. A.H.J. Strak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander op 22 november 2022 op het haventerrein verbleef, wat in strijd is met de wet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een gebiedsverbod opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen vrijheidsbeperkende maatregel nodig was, omdat het feit als een 'slachtofferloos' delict werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.306617.22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/119100-22
Datum uitspraak: 13 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht,
raadsman mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. B. Lijnse, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het verdachte verboden wordt zich op te houden in meerdere havens binnen en buiten Rotterdam, met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/119100-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op ‘medeplegen’. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte(n). Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte blijkt niet dat hij degene is die samen met iemand anders is aangehouden, noch blijkt dat elders uit het dossier. Tevens blijkt niet dat verdachte één van de vijf personen is die uit de auto vluchtten. De andere verdachten zijn op een andere locatie dan verdachte aangehouden.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 22 november 2022, omstreeks 0:00 zien verbalisanten van de Douane een opvallende persoon in de terminal van Hutchison Ports ECT Delta lopen. Het bedrijfsterrein van deze
containerterminal is door middel van een hoog hekwerk, dat aan de bovenzijde is voorzien van prikkeldraad, afgescheiden van de openbare weg en dus niet voor iedereen vrij toegankelijk. De persoon valt op omdat hij geen veiligheidsvest- of schoenen draagt. De man stapt in een voertuig. De bestuurder van dat voertuig negeert een aanwijzing van de Douane en gaat er met verhoogde snelheid vandoor. Even verderop komt dit voertuig tot stilstand en stappen er vijf personen uit, die allen wegrennen en over een hek springen. Er wordt vervolgens een zoekslag gemaakt naar de personen, waarna twee personen worden gesignaleerd tussen de stacks op het terrein. Na een achtervolging worden deze twee personen om 02:19 uur aangehouden. De verdachte is één van deze twee personen,
De raadsman merkt terecht op dat de identiteit van deze twee personen niet in het proces-verbaal van bevindingen zijn opgenomen. Uit het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, opgemaakt door dezelfde verbalisanten, blijkt echter dat de verdachte om 02:19 uur is aangehouden samen met een medeverdachte en dus concludeert de rechtbank dat de gerelateerde waarnemingen uit het proces-verbaal van bevindingen betrekking hebben op de verdachte en zijn medeverdachte. Deze twee verdachten waren samen aanwezig op een plek waar zij niet hoorden te zijn.
4.1.3.
Conclusie
De verdachte heeft samen met een ander verbleven op het haventerrein. Hoewel aannemelijk is dat verdachte onderdeel was van de groep personen die vanuit de auto wegvluchtte en over het hek sprong, komt de rechtbank niet tot de volledige vaststelling hiervan. Wel is bewezen dat verdachte samen met één ander aanwezig was op het haventerrein, zich samen met deze persoon verborgen hield en samen wegvluchtten voor hun aanhouding. Naar uiterlijke verschijningsvorm is de omheining onmiskenbaar bedoeld om aan onbevoegde derden duidelijk te maken dat het betreden van het achterliggende terrein wederrechtelijk is. Dit moet ook voor de verdachte en zijn medeverdachte duidelijk zijn geweest, zeker omdat hij eerder voor een zelfde feit is veroordeeld. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde kan worden bewezen en dat er sprake is van ‘medeplegen’ in de zin van artikel 138aa, derde lid aanhef en onder b van het Wetboek van Strafrecht.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 november 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van Hutchison Ports ECT Delta.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander wederrechtelijk verbleven op een in een haven in Rotterdam gelegen containerterminal, een besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen. Het is een feit van algemene bekendheid dat er regelmatig personen worden aangetroffen op de besloten haventerreinen in en rond Rotterdam, die daar wederrechtelijk verblijven.
Deze personen trachten aldaar containers open te breken om partijen waardevolle goederen of partijen voor de gezondheid schadelijke (verdovende) middelen uit deze containers te halen. Dit soort delicten wordt in de regel in georganiseerd verband gepleegd. Een verdachte, die op een haventerrein wordt aangetroffen en daarvoor geen duidelijke en verifieerbare reden wil of kan geven, wekt daarmee de verdenking dat hij zich met dergelijke criminele activiteiten inlaat.
Ook is bekend, in tegenstelling tot wat de raadsman naar voren heeft gebracht met betrekking tot het al dan niet veroorzaken van schade, wat de (financiële) gevolgen daarvan zijn voor onder andere de handhaving, het havenpersoneel en de containerbedrijven. De verdachte heeft hier niet bij stil gestaan en zijn eigen gewin vooropgesteld. Tevens is bekend dat de binnendringers vaak handelen in opdracht van anderen, als onderdeel van een groter crimineel verband. Door geen openheid van zaken te geven verhindert de verdachte het onderzoek naar dergelijke organisaties. Dit spreekt niet in het voordeel van de verdachte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte op 1 september 2022 nog is veroordeeld voor hetzelfde strafbare feit. De verdachte liep ten aanzien van deze veroordeling nog in een proeftijd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de afweging kennis genomen van vaste jurisprudentie, waarin uitgangspunten voor straftoemeting voor deze feiten zijn geformuleerd. De verdachte is eerder, geheel volgens de genoemde uitgangspunten, veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf heeft kennelijk onvoldoende afschrikkend gewerkt, want de verdachte is in een zeer korte tijd opnieuw de fout in gegaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ligt in het geval van recidive in de rede. De rechtbank concludeert dat de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf feitelijk niet ten uitvoer kan worden gelegd, omdat in het dictum is opgenomen dat het voorarrest van die gevangenisstraf moet worden afgetrokken. De rechtbank zal daarom (opnieuw) een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Door de officier van justitie is de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geëist. De rechtbank zal een dergelijke maatregel niet opleggen.
De verdachte wordt in de onderhavige zaak veroordeeld voor een zogenaamd ‘slachtofferloos’ delict. Er is geen sprake van een strafbaar feit dat direct de leefomgeving van burgers aantast. Evenmin is sprake van een situatie waarin moet worden gevreesd dat de verdachte getuigen zal benaderen of lastigvallen. De onderliggende strafbepaling van het bewezenverklaarde feit bevat bovendien in feite reeds een gebiedsverbod, te weten door verblijf op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen strafbaar te stellen.
Door een deels voorwaardelijke straf op te leggen wordt de verdachte in het kader van de speciale preventie ingescherpt dat hij zich in de toekomst van dergelijk gedrag dient te onthouden.
Het door middel van een gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de twee besloten havengebieden in Rotterdam beperkt de bewegingsvrijheid van de verdachte zonder dat de noodzaak daarvan (anders dan dat een verdachte nog eerder kan worden opgepakt, immers ook buiten het besloten terrein dat reeds door de strafbaarstelling van art. 138aa Sr wordt bestreken) door het Openbaar Ministerie aannemelijk is gemaakt.
Gelet op het voorgaande wordt aan de verdachte geen gebiedsverbod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van het wederechtelijk verblijven op een in een haven besloten plaats veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 16 september 2022. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd.
8.2.
Standpunt verdediging
Het Openbaar Ministerie dient volgens de verdediging niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de verdachte de voorwaardelijke gevangenisstraf reeds heeft uitgezeten. In het vonnis staat vermeld dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, van de voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden afgehaald. Door dit te doen, heeft verdachte de gehele straf al uitgezeten. Subsidiair moet de vordering om die reden worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank merkt op dat er inderdaad, gelet op het dictum, niets meer te executeren valt wanneer de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd. Hoewel de rechtbank zich afvraagt of dit zo bedoeld is, moet er wel uitvoering worden gegeven aan de tenuitvoerlegging. Daarom zal de vordering worden toegewezen, maar wordt tevens geconcludeerd dat er geen gevangenisstraf overblijft na de aftrek van het voorarrest. Zoals eerder overwogen, ziet de rechtbank met het oog hierop aanleiding om opnieuw een deels voorwaardelijke straf op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 1 september 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
3 (drie) maanden, met aftrek van het voorarrest, zoals in dat vonnis is bepaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 november 2022 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente
Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van
Hutchison Ports ECT Delta.