In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en gedaagden, die niet zijn verschenen. Woonstad vorderde ontruiming van twee woningen, omdat gedaagde sub 1, die van 4 oktober 2017 tot en met 28 december 2022 een woning aan de [adres01] huurde, de huurovereenkomst eind november 2022 had opgezegd maar in gebreke bleef met de lege oplevering van de woning. Gedaagde sub 1 was gedetineerd in het buitenland en bewoonde de woning niet zelf, wat in strijd was met de huurvoorwaarden. Woonstad vorderde ook betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat Woonstad een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen en dat de vorderingen niet ongegrond of onrechtmatig waren. De gedaagden hebben geen verweer gevoerd, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woningen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en kosten aan Woonstad. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.