ECLI:NL:RBROT:2023:3392

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10421501
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woningen door gedaagden na opzegging huurovereenkomst en gebreke met oplevering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en gedaagden, die niet zijn verschenen. Woonstad vorderde ontruiming van twee woningen, omdat gedaagde sub 1, die van 4 oktober 2017 tot en met 28 december 2022 een woning aan de [adres01] huurde, de huurovereenkomst eind november 2022 had opgezegd maar in gebreke bleef met de lege oplevering van de woning. Gedaagde sub 1 was gedetineerd in het buitenland en bewoonde de woning niet zelf, wat in strijd was met de huurvoorwaarden. Woonstad vorderde ook betaling van huurachterstand en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat Woonstad een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorzieningen en dat de vorderingen niet ongegrond of onrechtmatig waren. De gedaagden hebben geen verweer gevoerd, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woningen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de huurachterstand en kosten aan Woonstad. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10421501 \ VV EXPL 23-152
datum uitspraak: 19 april 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
3. personen die verblijven en/of aanwezig zijn te ( [postcode01] ) [plaats01] , aan het adres [adres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden,
die niet zijn verschenen.
Eiseres wordt hierna ‘Woonstad’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 4 april 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 14 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [naam01] , verhuurmakelaar bij Woonstad, bijgestaan door mr. R. van der Hoeff als gemachtigde. Aan de zijde van gedaagden was niemand aanwezig.

2..Het geschil

2.1.
Woonstad eist samengevat, uitvoerbaar bij voorraad:
met betrekking tot de woning aan de [adres01] te [plaats01]
gedaagden te veroordelen om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 2.038,34, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 510,77 per maand vanaf april 2023 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking heeft over de woning;
met betrekking tot de woning aan de [adres02]
gedaagde sub 1 te veroordelen om de woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen;
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 699,92, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 604,96 per maand vanaf april 2023 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking heeft over de woning;
en voor het overige
gedaagde sub 1 te veroordelen tot betaling aan Woonstad van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
gedaagden hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten.
2.2.
Woonstad baseert de eis – kort gezegd – op het volgende.
2.2.1.
Gedaagde sub 1 huurde van 4 oktober 2017 tot en met 28 december 2022 de woning aan de [adres01] van Woonstad. De huurovereenkomst voor deze woning heeft gedaagde sub 1 eind november 2022 opgezegd, maar zij is – in strijd met haar verplichting op grond van artikel 7:224 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) – in gebreke gebleven met de lege oplevering van de woning. Zij gedraagt zich onrechtmatig jegens Woonstad door de woning zonder recht of titel onder zich te houden. Ook gedaagden sub 2 en 3 gedragen zich jegens Woonstad onrechtmatig door zonder toestemming de woning te bewonen. Op die gronden vordert Woonstad ontruiming. Op grond van artikel 7:225 BW is gedaagde sub 1 een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan de huurprijs over de periode dat zij het gehuurde onrechtmatig onder zich houdt. De (huur)achterstand tot en met maart 2023 bedraagt € 2.038,34.
2.2.2.
Gedaagde sub 1 huurt de woning aan de [adres02] van Woonstad, maar bewoont deze woning – in strijd met haar plicht op grond van de algemene huurvoorwaarden – in ieder geval vanaf 23 december 2022 niet meer. Zij is momenteel gedetineerd in het buitenland en het is niet waarschijnlijk dat zij binnen afzienbare tijd weer in de woning zal terugkeren. Het niet hebben van haar hoofdverblijf in de woning is een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Daar komt bij dat sinds maart 2023 de huurachterstand maandelijks oploopt. Gelet hierop vordert Woonstad de ontruiming en betaling van een bedrag gelijk aan de huur(achterstand).
2.2.3.
Omdat gedaagde sub 1 geen gehoor heeft gegeven aan de herhaalde verzoeken van Woonstad, heeft Woonstad buitengerechtelijke kosten moeten maken die gedaagde sub 1 op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c BW en artikel 21.1 van de algemene huurvoorwaarden verschuldigd is.
2.3.
Gedaagden hebben geen verweer gevoerd.

3..De beoordeling

3.1.
Gedaagden zijn op 14 april 2023 niet op de mondelinge behandeling verschenen. Uit de dagvaarding en uit de publicatie in de Staatscourant is gebleken dat zij correct voor de zitting zijn opgeroepen. Tegen gedaagden wordt daarom verstek verleend.
3.2.
Voldoende is gebleken dat Woonstad een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.3.
Bij gebreke aan een verweer daartegen gaat de kantonrechter in rechte uit van de juistheid van de – met stukken onderbouwde – stellingen van Woonstad. De vorderingen komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op 14 dagen na de betekening van dit vonnis wordt bepaald. De kantonrechter overweegt daarbij dat de minderjarige kinderen van gedaagde sub 1 inmiddels uit huis zijn geplaatst en dat er in dat opzicht geen sprake is van een woonbelang.
3.4.
Gedaagden krijgen ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv)). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 130,57 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 787,57. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moeten gedaagden een bedrag betalen van
€ 99,50 (1/2 punt x € 199,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
3.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt gedaagden om de woning te ( [postcode01] ) [plaats01] aan de [adres01] binnen drie veertien dagen na betekening van dit vonnis, met alle daarin zich bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
4.2.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan Woonstad van € 2.038,34, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan Woonstad van € 510,77 per maand vanaf april 2023 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking over de woning aan de [adres01] te [plaats01] heeft;
4.4.
veroordeelt gedaagde sub 1 om de woning te ( [postcode02] ) [plaats01] aan de [adres02] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, met alle daarin zich bevindende personen en/of zaken te ontruimen en te verlaten en door afgifte van de sleutels aan Woonstad ter beschikking te stellen;
4.5.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan Woonstad van € 699,92, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
4.6.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan Woonstad van € 704,96 per maand vanaf april 2023 tot en met de maand waarin Woonstad weer de beschikking over de woning aan de [adres02] te [plaats01] heeft;
4.7.
veroordeelt gedaagde sub 1 tot betaling aan Woonstad van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten;
4.8.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 787,57;
4.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
48637