ECLI:NL:RBROT:2023:3523

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10203408 / CV EXPL 22-35420
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur en vergoeding van incassokosten in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. Jairam, gedaagde gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter in Rotterdam. De procedure begon met een dagvaarding op 8 november 2022, waarbij gedaagde om uitstel vroeg vanwege verblijf in het buitenland. Na een aantal correspondenties werd een mondelinge behandeling gepland op 10 maart 2023, waarbij gedaagde niet verscheen en geen schriftelijke reactie indiende. Eiseres vorderde betaling van een onbetaalde factuur van € 2.257,51, die voortkwam uit een overeenkomst van opdracht, en daarnaast een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 338,63 en wettelijke rente.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres toewijsbaar was, aangezien gedaagde niet inhoudelijk op de dagvaarding had gereageerd. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van het factuurbedrag toe, evenals de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 8 december 2021, omdat eiseres voldoende had gesteld dat deze moest worden betaald en gedaagde dit niet had betwist. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal op € 815,22 werden vastgesteld.

Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het vonnis direct kan laten uitvoeren, ook al kan gedaagde in hoger beroep gaan. De kantonrechter wees al het andere af, wat betekent dat de overige vorderingen van eiseres niet zijn toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10203408 / CV EXPL 22-35420
datum uitspraak: 31 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
zaakdoende in [vestigingsplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Jairam te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Bij dagvaarding van 8 november 2022, met bijlagen, is [gedaagde01] door [eiseres01] gedagvaard om op de rolzitting van 22 november 2022 voor de kantonrechter te verschijnen en op die dagvaarding te reageren.
1.2.
Bij e-mail van 18 november 2022 heeft [gedaagde01] de kantonrechter om uitstel verzocht, omdat hij tot en met de maand april 2023 in het buitenland zou verblijven. Bij brief van 23 november 2022 heeft [gedaagde01] uitstel gekregen tot 15 december 2022. Van hem is geen verdere reactie ontvangen.
1.3.
Vervolgens is bij brief van 16 december 2022 aan partijen medegedeeld dat de kantonrechter de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen wilde bespreken en zijn verhinderdata opgevraagd. Dit is bij brief van 2 januari 2023 herhaald. Na opgave van verhinderdata door [eiseres01] is de mondelinge behandeling gepland op 10 maart 2023. Dit is bij brief van 16 januari 2023 aan partijen medegedeeld, met daarbij de opmerking dat de mondelinge behandeling online zou plaatsvinden. De link om online (via Microsoft Teams) aan de mondelinge behandeling deel te nemen, is bij e-mail van 13 februari 2023 aan partijen gestuurd. In diezelfde e-mail is aan [gedaagde01] medegedeeld dat hij tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling alsnog een schriftelijke reactie op de dagvaarding mocht indienen.
1.4.
Op 10 maart 2023 is de zaak tijdens een online mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens [eiseres01] [naam01] (kantoorgenoot van [eiseres01] ) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van [eiseres01] . [gedaagde01] is niet verschenen en er is ook geen schriftelijke reactie op de dagvaarding van hem ontvangen.

2..De beoordeling

Wat eist [eiseres01] in deze zaak?
2.1.
[eiseres01] stelt dat [gedaagde01] met haar een overeenkomst van opdracht heeft gesloten om hem bij te staan in een gerechtelijke procedure. Uit hoofde van de overeenkomst van opdracht heeft [eiseres01] aan [gedaagde01] een op 23 november 2021 gedateerde factuur ten bedrage van € 2.257,51 gestuurd, met een betalingstermijn van veertien dagen. [gedaagde01] heeft de factuur niet betaald. In deze zaak eist [eiseres01] daarom dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om het factuurbedrag van € 2.257,51 binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan haar te betalen. [eiseres01] maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 338,63 en de wettelijke rente vanaf 30 november 2021 over alle hiervoor genoemde bedragen.
De eis van [eiseres01] wordt toegewezen.
2.2.
[gedaagde01] heeft niet inhoudelijk op de dagvaarding gereageerd. De stellingen van [eiseres01] moeten in deze procedure daarom als vaststaand worden aangenomen. Op grond van die onweersproken gelaten stellingen is de kantonrechter van oordeel dat de eis van [eiseres01] om [gedaagde01] te veroordelen om het factuurbedrag van € 2.257,51 aan haar te betalen toewijsbaar is.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
2.3.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De wettelijke rente over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld dat die vergoeding vóór dagvaarding of vóór de ingebrekestelling door [eiseres01] aan haar gemachtigde is betaald. De wettelijke rente over de hoofdsom wordt toegewezen vanaf 8 december 2021 (één dag na de vervaldatum van de factuur), omdat [eiseres01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
[gedaagde01] moet de proceskosten van [eiseres01] betalen.
2.4.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 464,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 232,00). Dit is in totaal € 815,22. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 116,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 2.596,14 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 2.257,51 vanaf 8 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 815,22;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671