ECLI:NL:RBROT:2023:3524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10209501 / CV EXPL 22-35892
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegale elektriciteitsafname in hennepkwekerij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stedin Netbeheer B.V. en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. Stedin vorderde schadevergoeding van € 13.364,79 wegens illegale elektriciteitsafname door een hennepkwekerij die in het pand van de gedaagden was ontdekt. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde01] aansprakelijk was voor de schade, omdat hij de eis van Stedin erkende. Echter, de rechtbank oordeelde dat [gedaagde02] niet aansprakelijk kon worden gehouden, omdat Stedin niet voldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde02] onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank wees de vordering van Stedin tegen [gedaagde01] toe, inclusief wettelijke rente en proceskosten, maar wees de vordering tegen [gedaagde02] af. De proceskosten aan de zijde van Stedin werden vastgesteld op € 2.466,82, terwijl Stedin de proceskosten van [gedaagde02] moest vergoeden tot een bedrag van € 396,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de proceskostenveroordeling van Stedin jegens [gedaagde02].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10209501 / CV EXPL 22-35892
datum uitspraak: 24 maart 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. A. Ester te Zwijndrecht,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende in [woonplaats01] ,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp te Zaandam,

2..[gedaagde02] ,

wonende in [woonplaats02] ,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. M. Heikens te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘Stedin’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 7 november 2022, met bijlagen, uitgebracht aan [gedaagde01] ;
  • de dagvaarding van 8 november 2022, met bijlagen, uitgebracht aan [gedaagde02] ;
  • de beslagstukken;
  • het antwoord namens [gedaagde01] ;
  • de e-mail van 19 november 2022 namens [gedaagde02] , waarin om “
  • de brief van 6 december 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [gedaagde02] .
1.2.
Op 20 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens Stedin is [naam01] (fraude-specialist) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van Stedin. Verder is namens [gedaagde01] [naam02] (gevolmachtigde) verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Rozenbeek namens de gemachtigde van [gedaagde01] . Tot slot is [gedaagde02] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. de Graaf namens zijn gemachtigde.

2..De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn gezamenlijk eigenaar van het pand aan het adres [adres01] in [plaats01] (‘het pand’). [gedaagde01] was tot 16 februari 2022 contractant met betrekking tot het transport en de levering van elektriciteit ten behoeve van het pand. Op 2 maart 2022 is in het pand een hennepkwekerij ontdekt. Een medewerker van Stedin heeft vastgesteld dat die hennepkwekerij illegaal (onbemeterd) van elektriciteit werd voorzien. Stedin heeft berekend dat zij hierdoor in totaal een bedrag van € 13.364,79 aan schade heeft geleden, inclusief de kosten die gemaakt moesten worden om de schade vast te stellen. Stedin heeft [gedaagde01] en [gedaagde02] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, maar zij hebben die schade niet vergoed. Stedin heeft ter zekerheid van incassering van haar schade verlof gevraagd om beslag op het pand te mogen leggen. Dit verlof is op 1 november 2022 verleend, waarna Stedin op 4 november 2022 conservatoir beslag op het pand heeft laten leggen.
Wat wil Stedin in deze zaak?
2.2.
Stedin houdt [gedaagde01] en [gedaagde02] aansprakelijk voor de door haar geleden schade. Zij legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde01] en [gedaagde02] onrechtmatig hebben gehandeld als zij de verzegelingen van de hoofdaansluitkast in het pand zelf hebben verbroken of in opdracht van hen hebben laten verbreken en de illegale aansluiting hebben bijgeplaatst. Verder zijn [gedaagde01] en [gedaagde02] volgens Stedin ook aansprakelijk als eigenaar van het pand, omdat zij als eigenaar als enige toegang hadden tot het pand en die toegang nodig was om de illegale situatie aan te leggen en de hennepkwekerij te exploiteren. Stedin eist in deze zaak dan ook dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk worden veroordeeld om de door haar geleden schade van € 13.364,79 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast eist Stedin dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk worden veroordeeld om de proceskosten, de beslagkosten en de nakosten aan haar te betalen.
Wat is het verweer van [gedaagde01] ?
2.3.
[gedaagde01] erkent de eis van Stedin.
Wat is het verweer van [gedaagde02] ?
2.4.
[gedaagde02] is het niet eens met de eis van Stedin. [gedaagde02] voert daartoe aan dat hij slechts economisch mede-eigenaar van het pand is, maar dat hij verder geen belang bij het pand heeft en dat hij zich ook niet met het pand bemoeit. Het was bij de aankoop van het pand de bedoeling dat [gedaagde02] als borg zou optreden. [gedaagde02] heeft nooit in het pand gewoond, heeft het pand niet verhuurd en is ook geen contractspartij van Stedin (geweest). Stedin kan [gedaagde02] dan ook niet aansprakelijk houden voor de door haar geleden schade.

3..De beoordeling

[gedaagde01] erkent de eis van Stedin.
3.1.
Aangezien [gedaagde01] de eis van Stedin erkent, is die eis tegenover hem toewijsbaar.
Kan Stedin [gedaagde02] ook aansprakelijk houden voor de door haar geleden schade? Nee.
3.2.
De vraag die partijen verdeeld houdt, betreft of Stedin [gedaagde02] ook aansprakelijk kan houden voor de door haar geleden schade. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en zij legt dit als volgt uit.
3.3.
Vast staat dat [gedaagde02] mede-eigenaar van het pand is en dat [gedaagde02] geen contractant van Stedin is (geweest). [gedaagde02] betwist gemotiveerd dat hij de afgelopen tien jaar iets met het pand te maken heeft gehad; volgens [gedaagde02] heeft hij slechts af en toe een brief in de brievenbus van het pand gestopt, maar is hij niet in het pand geweest. Onder deze omstandigheden had het op de weg van Stedin gelegen om met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd te stellen dat [gedaagde02] in zijn hoedanigheid van mede-eigenaar van het pand ten minste zodanig nalatig is geweest, dat het mogelijk werd dat in het pand een hennepkwekerij werd opgezet die op illegaal afgenomen energie draaide (zie overweging 3.2 van de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 30 december 2014, gepubliceerd onder ECLI:NL:GHDHA:2014:4181). Stedin heeft dergelijke feiten en omstandigheden echter niet gesteld. Stedin heeft bovendien ook geen concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat [gedaagde02] de hennepkwekerij zelf heeft geëxploiteerd, terwijl [gedaagde02] dit gemotiveerd heeft betwist. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat [gedaagde02] onrechtmatig tegenover Stedin heeft gehandeld en kan Stedin [gedaagde02] niet aansprakelijk houden voor de door haar geleden schade. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, omdat Stedin niet aan haar stelplicht heeft voldaan.
De conclusie.
3.4.
De conclusie luidt dat Stedin alleen [gedaagde01] kan aanspreken voor de door haar geleden schade. Aangezien [gedaagde01] de berekening van de schade die Stedin stelt te hebben geleden niet heeft weersproken, wordt [gedaagde01] veroordeeld om het geëiste bedrag van € 13.364,79 aan Stedin te betalen.
De wettelijke rente is toewijsbaar.
3.5.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat Stedin genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
De proceskosten.
3.6.
[gedaagde01] krijgt ongelijk tegenover Stedin en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ‘Rv’). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Stedin tot vandaag vast op € 107,29 aan dagvaardingskosten, € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten x € 396,00) en € 1.567,53 aan beslagkosten (bestaande uit € 676,00 aan griffierecht voor de beslagprocedure, € 563,00 aan salaris advocaat in de beslagprocedure, € 189,27 aan kosten voor het beslagexploot, € 74,66 aan kosten voor het overbetekeningsexploot, € 60,00 aan kosten voor inschrijving van het beslag en € 4,60 aan kosten voor kadastrale inzage). Dit is in totaal € 2.466,82. Voor kosten die Stedin maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
3.7.
Stedin krijgt ongelijk tegenover [gedaagde02] en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag vast op € 396,00 aan salaris voor de gemachtigde (één punt). Voor kosten die [gedaagde02] maakt na deze uitspraak moet Stedin een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.8.
Dit vonnis wordt op grond van artikel 233 Rv uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de veroordeling van Stedin in de proceskosten van [gedaagde02] omdat [gedaagde02] dat niet heeft geëist.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Stedin te betalen € 13.364,79 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek daarover vanaf 7 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Stedin tot vandaag worden vastgesteld op € 2.466,82;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
veroordeelt Stedin in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag worden vastgesteld op € 396,00;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken.
38671