In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. Woonstad vorderde ontruiming van een sociale huurwoning en betaling van huurachterstand. De gedaagde, aangeduid als [gedaagde01], is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Woonstad stelde dat de gedaagde niet zijn hoofdverblijf in de woning had, de woning onderverhuurde en een huurachterstand had opgebouwd van € 2.476,03 tot en met april 2023. Woonstad eiste dat de gedaagde de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen en de huurachterstand, lopende huur, buitengerechtelijke kosten en onderzoekskosten zou betalen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de tekortkomingen in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonstad toegewezen, inclusief de ontruimingstermijn van acht dagen en de betaling van de huurachterstand. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.