ECLI:NL:RBROT:2023:3526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10429129 / VV EXPL 23-160
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een gehuurde woning en toewijzing van huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats. Woonstad vorderde ontruiming van een sociale huurwoning en betaling van huurachterstand. De gedaagde, aangeduid als [gedaagde01], is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Woonstad stelde dat de gedaagde niet zijn hoofdverblijf in de woning had, de woning onderverhuurde en een huurachterstand had opgebouwd van € 2.476,03 tot en met april 2023. Woonstad eiste dat de gedaagde de woning binnen acht dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen en de huurachterstand, lopende huur, buitengerechtelijke kosten en onderzoekskosten zou betalen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en dat de tekortkomingen in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zouden rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Woonstad toegewezen, inclusief de ontruimingstermijn van acht dagen en de betaling van de huurachterstand. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10429129 / VV EXPL 23-160
datum uitspraak: 25 april 2023 (bij vervroeging)
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. van der Hoeff te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 april 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van 19 april 2023 van Woonstad, met een bijlage;
  • de specificatie van de actuele huurachterstand, die tijdens de mondelinge behandeling door Woonstad is overgelegd.
1.2.
Op 21 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Woonstad [naam01] (medewerkster Sociaal Beheer) aanwezig, bijgestaan door mr. E.J. Lichtenveldt namens de gemachtigde van Woonstad. [gedaagde01] is niet verschenen.

2..De beoordeling

Wat eist Woonstad in deze zaak?
2.1.
Woonstad stelt - samengevat weergegeven - het volgende. [gedaagde01] huurt van Woonstad de sociale huurwoning aan het adres [adres01]
( [postcode01] ) in [plaats01] (‘de woning’). De huurprijs bedraagt op dit moment € 615,17 per maand, inclusief servicekosten. [gedaagde01] heeft niet zijn hoofdverblijf in de woning, verhuurt de woning onder dan wel geeft de woning in gebruik aan derden, heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 2.476,03 berekend tot en met de maand april 2023 en onderhoudt de tuin die bij de woning hoort niet. Hierdoor schiet [gedaagde01] ernstig tekort in de nakoming van zijn verplichtingen die uit de huurovereenkomst, de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden en de wet voortvloeien. De tekortkomingen van [gedaagde01] zouden in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Woonstad heeft er echter belang bij dat zij de woning eerder weer ter beschikking krijgt om te verhuren. In deze zaak eist Woonstad daarom, vooruitlopend op een nog te voeren bodemprocedure, dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de woning binnen acht dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen. Woonstad eist verder dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de huurachterstand van - na vermindering van eis - € 2.476,03 berekend tot en met de maand april 2023, de huur van € 615,17 per maand tot aan de ontruiming van de woning, een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 462,50 en € 508,20 aan onderzoekskosten moet betalen, al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot eist Woonstad dat [gedaagde01] in de proceskosten en de nakosten wordt veroordeeld.
Verstekverlening tegen [gedaagde01] .
2.2.
[gedaagde01] is niet verschenen tijdens de mondeling behandeling. Omdat bij het uitbrengen van de dagvaarding (op verkorte termijn) alle termijnen en formaliteiten zijn gevolgd, verleent de kantonrechter daarom verstek tegen [gedaagde01] .
Het kort geding.
2.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat Woonstad heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Het spoedeisend belang.
2.4.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de eisen en wat Woonstad daarover in de dagvaarding heeft gesteld, zodat Woonstad in zoverre ontvankelijk is in haar eisen.
[gedaagde01] moet de woning ontruimen.
2.5.
De stellingen dat [gedaagde01] niet zijn hoofdverblijf in de woning heeft, de woning onderverhuurt dan wel in gebruik geeft aan derden, een huurachterstand van € 2.476,03 berekend tot en met de maand april 2023 heeft laten ontstaan en de tuin die bij de woning hoort niet onderhoudt heeft Woonstad - onder meer - onderbouwd met twee rapportages van Adviesburo Veerkracht en brieven van Woonstad aan [gedaagde01] .
2.6.
Aangezien [gedaagde01] niet is verschenen op de mondelinge behandeling en hij de stellingen en stukken van Woonstad daardoor onweersproken heeft gelaten, moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid daarvan. Daardoor is komen vast te staan dat [gedaagde01] tekortschiet in zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst, de daarop van toepassing zijnde algemene huurvoorwaarden en de wet.
2.7.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter zullen deze tekortkomingen in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Gelet op de aard en de ernst van de tekortkomingen is de kantonrechter verder van oordeel dat aanleiding bestaat om [gedaagde01] vooruitlopend op een bodemprocedure in deze zaak te veroordelen om de woning te ontruimen. Dit gedeelte van de eis van Woonstad wordt daarom toegewezen. De ontruimingstermijn wordt - zoals Woonstad heeft geëist - gesteld op acht dagen na betekening van dit vonnis.
[gedaagde01] moet de huurachterstand betalen.
2.8.
De eis van Woonstad om [gedaagde01] te veroordelen om de huurachterstand te betalen, is ook toewijsbaar. De huurachterstand bedroeg ten tijde van de mondelinge behandeling € 2.476,03 (berekend tot en met de maand april 2023). Dat bedrag wordt toegewezen. Aangezien [gedaagde01] helemaal gestopt is met het betalen van de huur, wordt hij veroordeeld om de lopende huur te blijven betalen tot en met de maand dat de woning daadwerkelijk is ontruimd.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, de onderzoekskosten en de wettelijke rente zijn toewijsbaar.
2.9.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek, ‘BW’).
2.10.
De onderzoekskosten zijn op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW ook toewijsbaar.
2.11.
De wettelijke rente over de huurachterstand, de lopende huur, de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en de onderzoekskosten zijn toewijsbaar zoals in de beslissing staat vermeld.
[gedaagde01] moet de proceskosten van Woonstad betalen.
2.12.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 145,99 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 1.161,99. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonstad te betalen € 2.476,03 aan huurachterstand berekend tot en met de maand april 2023, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen acht dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hem bevinden en die woning met alle sleutels ter beschikking van Woonstad te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonstad te betalen € 615,17 per maand vanaf 1 mei 2023 tot en met de maand waarin de woning aan het adres [adres01] ( [postcode01] ) in [plaats01] is ontruimd, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de eerste dag van iedere nieuwe maand tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonstad te betalen € 462,50 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonstad te betalen € 508,20 aan onderzoekskosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 11 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.6.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 1.161,99;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
38671