ECLI:NL:RBROT:2023:3527

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
10304294 / VZ VERZ 23-901
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en billijke vergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster01], een verkoopmedewerkster bij ITX Nederland B.V., en haar werkgever. [verzoekster01] was op 8 december 2022 op staande voet ontslagen na een incident waarbij zij zich agressief zou hebben gedragen tegenover een collega. De werkgever, ITX Nederland, stelde dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, maar [verzoekster01] betwistte dit en verzocht om een billijke vergoeding van € 10.618,47, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.520,18 en een transitievergoeding van € 632,05.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De rechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en heeft ITX Nederland veroordeeld tot het betalen van een billijke vergoeding van € 2.500,00 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.520,18. Daarnaast moest ITX Nederland de proceskosten van [verzoekster01] vergoeden, die in totaal € 615,00 bedroegen. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de werkgever onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet, met name de onverwijldheid en de aanwezigheid van een dringende reden. De rechter heeft ook de omstandigheden van het incident en de gedragingen van [verzoekster01] in overweging genomen, maar concludeerde dat het ontslag niet gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10304294 / VZ VERZ 23-901
datum uitspraak: 19 april 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Akbaba te Breda,
tegen
ITX Nederland B.V.,
statutair gevestigd in Amsterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. P.J.M. Gerritsen te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘ITX Nederland’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen op 26 januari 2023;
  • het verweerschrift, met bijlagen, ontvangen op 17 maart 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van mr. Gerritsen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 29 maart 2023 plaatsgevonden. Op de mondelinge behandeling is [verzoekster01] in persoon verschenen, vergezeld van haar zus en bijgestaan door haar gemachtigde. Namens ITX Nederland zijn [naam01] (HR-adviseur) en [naam02] (HR-adviseur) verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van ITX Nederland.

2..De inleiding

Waar gaat deze zaak over?2.1. [verzoekster01] , geboren op [geboortedatum01], is op 30 mei 2022 bij ITX Nederland in dienst getreden in de functie van verkoopmedewerkster bij de Zara op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Die arbeidsovereenkomst liep aanvankelijk tot en met 31 december 2022, maar is verlengd tot en met 30 augustus 2023. Het laatstverdiende salaris van [verzoekster01] bedraagt € 1.404,56 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
ITX Nederland heeft [verzoekster01] op 8 december 2022 op staande voet ontslagen. Dit is bij brief van 9 december 2022 (“de ontslagbrief”) - die per e-mail is verstuurd - als volgt aan haar bevestigd:

Op 7 december 2022 ben je geschorst vanwege een incident op maandag avond 5 december 2022 in Zara Alexandrium waarbij jij je agressief hebt gedragen.(…)
Na sluiting van de winkel en tijdens het afsluiten van de kassa's is er een ruzie ontstaan tussen jou en jouw collega ( [naam03] ). Jij had de kassa op herenafdeling afgesloten en kwam met het geld naar de hoofdkassa. Volgens de procedures moet degene die de hoofdkassa sluit (grote sluit) het geld van de herenafdeling natellen alvorens je de winkel kan verlaten. Volgens jou ging het sluiten van de kassa niet snel genoeg en duurde het te lang voordat het geld van jouw afdeling werd geteld. Dit zorgde ervoor dat jij even moest wachten. Er ontstond hierover een woordenwisseling met jouw collega die uitliep op een flinke ruzie waarbij jij op een agressieve manier hebt staan schreeuwen en schelden tegen jouw collega. Op een zeker moment in de ruzie heb je geweld gebruikt en heb je een mandje vol met geld van het kassablok geduwd/gegooid waarbij geld door de lucht vloog en onder andere op de grond terecht kwam. Een andere collega moest jou kalmeren en heeft jou begeleid naar de uitgang.
Volgens jou is jouw collega de ruzie begonnen. Je geeft aan dat je gespannen was en je ziek voelde. Je hebt in ieder geval toegegeven dat je het mandje met geld van het kassablok hebt geduwd. Je zegt dat je niet wist dat er geld in zat. Deze verklaring is voor ons niet geloofwaardig. We zien duidelijk op de camerabeelden dat jij op een agressieve manier ruzie maakt en schreeuwt. Daarnaast worden de mandjes altijd gebruikt voor het geld en is duidelijk zichtbaar wat de inhoud is.
We hebben je tijdens het gesprek op 8 december 2022 om jouw verklaring gevraagd en daarmee het onderzoek afgesloten. Het onderzoek bestond onder andere uit het verzamelen van verklaringen en het bekijken van de camerabeelden.
Je gedrag is onaanvaardbaar. Er is sprake van ernstig ongewenst gedrag. Dit gedrag is in strijd met de Code of Conduct, personeelshandboek en bedrijfsprocedures. Je hebt een onveilige werkomgeving gecreëerd door je agressief en gewelddadig te gedragen. Je hebt daarnaast een onveilige situatie gecreëerd door veiligheidsprocedures met betrekking tot de kassasluiting en bedrijfseigendommen niet gerespecteerd. ITX Nederland heeft een zero tolerance-beleid met betrekking tot ongewenst gedrag, in dit geval agressie en geweld. Wij verwachten van jou, zoals van iedere medewerker, dat je je gedraagt in lijn met de bedrijfsprocedures en het bedrijfsbeleid en dat je je verantwoordelijk gedraagt en dat je jouw collega te allen tijden met respect behandelt.
Gelet op al het voorgaande en gelet op alle overige omstandigheden in deze zaak, waarbij ook rekening is gehouden met je persoonlijke omstandigheden, zijn wij van mening dat het van ons redelijkerwijs niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst met jou te laten voortduren.
Je gedragingen, zoals hiervoor omschreven, leveren immers dringende redenen op tot onmiddellijke beëindiging van je arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:678 van het Burgerlijk Wetboek. Deze gronden vormen ieder voor zich, en tevens in onderlinge samenhang, redenen voor een onmiddellijke beëindiging wegens dringende redenen.
We hebben jou vervolgens in dat gesprek meegedeeld dat je per direct, dus per 8 december, op staande voet bent ontslagen op grond van de hiervoor omschreven dringende redenen. Deze brief vormt de schriftelijke bevestiging van het op 8 december 2022 aan jou gegeven ontslag op staande voet.”.
2.3.
Bij brief van 22 december 2022 heeft (de gemachtigde van) [verzoekster01] ITX Nederland bericht de geldigheid van het ontslag op staande voet te betwisten, maar dat zij desondanks bereid is om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 31 december 2022 te accepteren als ITX Nederland een billijke vergoeding van € 10.000,- betaalt alsmede de transitievergoeding. ITX Nederland heeft bij e-mail van 5 januari 2023 bericht deze verzoeken niet te zullen inwilligen.
Wat verzoekt [verzoekster01] ?
2.4.
[verzoekster01] is het niet eens met het door ITX Nederland op 8 december 2022 aan haar gegeven ontslag op staande voet. Zij betoogt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven en dat er geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. [verzoekster01] berust in het ontslag en maakt aanspraak op een billijke vergoeding, door haar begroot op € 10.618,47 bruto, een vergoeding vanwege onregelmatige opzegging van € 2.520,18 bruto en de transitievergoeding van € 632,05 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente. [verzoekster01] verzoekt daarnaast om ITX Nederland op straffe van een dwangsom te veroordelen om correcte loonspecificaties van de maanden december 2022 en januari 2023 en de eindafrekening aan [verzoekster01] te sturen. Tot slot verzoekt [verzoekster01] om ITX Nederland in de proceskosten te veroordelen.
Wat is het verweer van ITX Nederland?
2.5.
ITX concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoekster01] in de proceskosten. ITX Nederland voert - samengevat weergegeven - aan dat het ontslag op staande voet wel degelijk rechtsgeldig is gegeven. Als de kantonrechter van oordeel mocht zijn dat het ontslag op staande voet geen stand houdt, is ITX Nederland aan [verzoekster01] geen dan wel een lagere billijke vergoeding verschuldigd dan waarom wordt verzocht. ITX Nederland betwist ook de hoogte van de door [verzoekster01] verzochte vergoeding vanwege onregelmatige opzegging en van de transitievergoeding.

3..De beoordeling

Het wettelijk kader.
3.1.
In artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) staat dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer. Op grond van artikel 7:671 lid 1 sub c BW geldt die eis niet wanneer de opzegging plaatsvindt op grond van artikel 7:677 lid 1 BW, waarin is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
3.2.
Zoals bepaald in artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschapen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moeten alle omstandigheden van het geval - in onderling verband en samenhang - in aanmerking worden genomen.
3.3.
Als de werkgever de werknemer ten onrechte op staande voet heeft ontslagen kan de kantonrechter op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW op verzoek van de werknemer ofwel het gegeven ontslag vernietigen ofwel, desgevraagd, aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen. [verzoekster01] heeft ervoor gekozen te berusten in het ontslag op staande voet en om een billijke vergoeding te verzoeken.
3.4.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of al dan niet sprake is van een rechtmatig gegeven ontslag op staande voet.
Het ontslag op staande voet is onverwijld gegeven.
3.5.
[verzoekster01] stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. De kantonrechter gaat hier niet in mee. Uit vaste rechtspraak volgt dat een werkgever in beginsel enige tijd is gegund voor voor het instellen van een onderzoek, het horen van de werknemer, het voeren van intern overleg en het inwinnen van (juridisch) advies. Ook mag worden gewacht op de tot ontslag bevoegde persoon (zie de uitspraken van de Hoge Raad van 18 september 1987 (NJ 1988, 238) en 21 januari 2000 (NJ 2000, 190). Het incident dat aanleiding heeft gegeven tot het gegeven ontslag op staande voet vond plaats op 5 december 2022 aan het einde van de middag. ITX Nederland heeft tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat (a) het hoofdkantoor van ITX Nederland op 5 december 2022 aan het einde van de middag al gesloten was, althans dat degenen die over een eventueel ontslag op staande voet gingen al naar huis waren, (b) de betrokken medewerkers moesten worden gehoord, (c) [verzoekster01] moest worden gehoord, (d) de camerabeelden nog moesten worden uitgekeken en € overleg moest plaatsvinden binnen ITX Nederland. Gelet op deze onweersproken stellingen van ITX Nederland en het feit dat het ontslag op staande voet nog geen drie volledige dagen na het incident is gegeven, heeft ITX Nederland voldoende voortvarend gehandeld en is het ontslag onverwijld gegeven.
Er was geen sprake van een dringende reden om [verzoekster01] op staande voet te ontslaan.
3.6.
Het uitgangspunt is dat de in de ontslagbrief vermelde redenen maatgevend zijn voor de beoordeling van de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De ontslagbrief ‘fixeert’ de reden voor het ontslag op staande voet. Dat betekent dat latere concretiseringen en aanvullingen die in het verweerschrift en/of tijdens de mondelinge behandeling door ITX Nederland naar voren zijn gebracht, maar die niet mede aan het op 8 december 2022 gegeven ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd, buiten beschouwing worden gelaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor de stellingen van ITX Nederland dat [verzoekster01] na het gooien van het mandje met geld tegen [naam03] zou hebben gezegd: “
Wees blij dat ik je niet aanval” en dat na het incident door een oud-collega van [verzoekster01] bedreigende WhatsApp-berichten aan [naam03] zouden zijn gestuurd. Beide stellingen komen immers niet in de ontslagbrief voor.
3.7.
Uit de ontslagbrief blijkt dat ITX Nederland [verzoekster01] verwijt dat zij op 5 december 2022, na sluiting van de winkel en tijdens het afsluiten van de kassa's, op een agressieve manier heeft staan schreeuwen en schelden tegen een collega, in de ruzie geweld heeft gebruikt en een mandje vol met geld van het kassablok heeft geduwd/gegooid, waarbij geld door de lucht vloog en onder andere op de grond terecht kwam en ook dat [verzoekster01] daarmee de veiligheidsprocedures met betrekking tot de kassasluiting en bedrijfseigendommen niet heeft gerespecteerd.
3.8.
Vast staat dat [verzoekster01] een mandje met geld van het kassablok heeft geduwd/gegooid en dat daardoor geld door de lucht vloog en onder andere op de grond terecht is gekomen. Dit blijkt uit de camerabeelden die ITX Nederland in het geding heeft gebracht. [verzoekster01] heeft dit ook niet weersproken. Door het mandje met geld van het kassablok te duwen heeft [verzoekster01] niet alleen de veiligheidsprocedures met betrekking tot de kassasluiting en bedrijfseigendommen niet gerespecteerd, maar heeft zij ook inbreuk gemaakt op de regels uit het van toepassing zijnde Personeelshandboek en de Code of Conduct. Dat [verzoekster01] , zoals zij betoogt, zich ziek voelde en lang moest wachten totdat het geld werd geteld, vormt geen rechtvaardiging voor haar optreden. Het betreft echter een eenmalig, op zichzelf staand, incident. Niet is gesteld of gebleken dat [verzoekster01] eerder ongewenst gedrag heeft vertoond en/of een officiële waarschuwing heeft gekregen. Van geweld als genoemd in de ontslagbrief is niet gebleken, en dit is ook niet nader door ITX Nederland geconcretiseerd. Ook wordt meegewogen dat het incident na sluiting van de winkel heeft plaatsgevonden en er dus geen klanten meer aanwezig waren en dat het mandje met geld tegen een kast en niet tegen een medewerker is aangekomen. Uit het Personeelshandboek en de Code of Conduct volgt niet - en ook anderszins is niet gebleken - dat ITX Nederland met betrekking tot ongewenst gedrag daadwerkelijk een zero tolerance-beleid voert, in de zin dat in het geval van ongewenst gedrag altijd ontslag op staande voet volgt. Voor wat betreft deze laatste omstandigheid is van belang dat in het Personeelshandboek enkel staat dat bij schending van het verbod op ongewenst gedrag disciplinaire maatregelen worden genomen, zonder dat wordt geconcretiseerd welke disciplinaire maatregelen dan worden genomen. Een ontslag op staande voet heeft te gelden als een ultimum remedium. ITX Nederland heeft niet kunnen uitleggen waarom in dit geval bijvoorbeeld niet had kunnen worden volstaan met een officiële waarschuwing, terwijl dit volgens de shopmanager wel haar eerste gedachte was voor wat betreft een aan [verzoekster01] op te leggen sanctie, zoals volgt uit haar e-mail van 6 december 2022. Ook als zou komen vast te staan dat [verzoekster01] tegen [naam03] heeft geschreeuwd en gescholden (wat door [verzoekster01] wordt betwist), kan dit op zichzelf en/of in samenhang bezien met het duwen/gooien van het mandje met geld niet tot de conclusie leiden dat er sprake was van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
3.9.
De conclusie is dat het op 8 december 2022 door ITX Nederland aan [verzoekster01] gegeven ontslag op staande voet een dringende reden ontbeert. Het ontslag op staande voet is daarom niet rechtsgeldig gegeven en als gevolg daarvan vernietigbaar.
ITX Nederland moet een billijke vergoeding van € 4.000,00 aan [verzoekster01] betalen.
3.10.
Bij een onterecht verleend ontslag op staande voet is de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever reeds daarmee gegeven en heeft de werknemer aanspraak op een billijke vergoeding.
3.11.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer zijn uitspraken van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Zinzia) en 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (Service Now)) volgt dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding - kort gezegd - om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de billijke vergoeding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de rechter de billijke vergoeding moet bepalen op een wijze die, en op een niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter, maar kan dienen als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak haar gedrag in eventuele volgende gevallen aan te passen. Dit laatste strookt met het gezichtspunt dat met de billijke vergoeding ook kan worden tegengegaan dat werkgevers er voor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen, omdat dit voordeliger is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst of het in stand houden daarvan.
3.12.
De kantonrechter moet in het bijzonder een inschatting maken van de vermoedelijke duur van de arbeidsovereenkomst als deze niet door toedoen van ITX Nederland zou zijn geëindigd op 8 december 2022. Het is niet aannemelijk dat als ITX Nederland de daartoe geëigende weg had bewandeld en aan de kantonrechter ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou hebben gevraagd wegens de aan [verzoekster01] verweten handelingen (het schreeuwen en schelden naar [naam03] en het duwen/gooien van een mandje met geld), dit een redelijke grond voor ontbinding zou hebben opgeleverd. Zoals hiervoor reeds overwogen betrof het een op zichzelf staand incident. Niet alleen volgt uit de omstandigheden van het geval niet zonder meer dat sprake is van verwijtbaar handelen en/of een duurzame verstoring van de arbeidsverhouding, maar bovendien is niet aannemelijk dat ITX Nederland [verzoekster01] niet had kunnen herplaatsen. Verder is relevant dat [verzoekster01] vlak voor het gegeven ontslag op staande voet nog een contractverlenging had gekregen. Op grond hiervan acht de kantonrechter het dan ook aannemelijk dat [verzoekster01] zonder het ontslag op staande voet haar arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd had uitgediend.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding weegt voorts mee de relatief jonge leeftijd van [verzoekster01] en de grote kansen op de arbeidsmarkt ten aanzien van banen in de retailsector. Het ligt in de verwachting dat [verzoekster01] binnen een of twee maanden elders een vergelijkbare baan zou hebben kunnen vinden. Dat [verzoekster01] er inmiddels voor heeft gekozen om in plaats van te werken een opleiding te gaan volgen is een keuze die in dit kader voor haar rekening en risico komt. Verder weegt de kantonrechter in het nadeel van [verzoekster01] mee dat zij zich tijdens het incident niet onbetuigd heeft gelaten. Zij heeft immers bijgedragen aan het ontstaan van een ruzie en zij heeft escalerend gehandeld door met het mandje met geld te duwen/gooien. Bovendien heeft zij op geen enkele manier - noch in het gesprek met ITX Nederland noch ter zitting - laten blijken dat zij zich bewust is van de ernst en impact van haar gedrag. Zij legt de schuld volledig buiten zichzelf. Dat [verzoekster01] , zoals zij stelt, emotionele schade en reputatieschade heeft geleden, is onvoldoende onderbouwd en gezien de aard van de werkzaamheden en de gehele gang van zaken ook niet aannemelijk.
De kantonrechter ziet geen goede gronden om op de toe te kennen billijke vergoeding in het nadeel van [verzoekster01] rekening te houden met de door haar ontvangen WW-uitkering en de aan haar in deze zaak (zoals hierna zal blijken) toe te kennen transitievergoeding en vergoeding vanwege onregelmatige opzegging. De vergoeding vanwege onregelmatige opzegging vormt immers een vorm van compensatie voor het ten onrechte laten eindigen van de arbeidsovereenkomst zonder daarbij de geldende opzegtermijn in acht te nemen en dat kan daarom niet in mindering van de toe te kennen billijke vergoeding strekken. Dit geldt ook voor de transitievergoeding, die ITX Nederland in principe ook aan [verzoekster01] verschuldigd zou zijn als de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze was geëindigd. Dat [verzoekster01] een WW-uitkering heeft genoten, kan tot slot ook niet van invloed zijn op de toe te kennen billijke vergoeding. ITX Nederland heeft [verzoekster01] door het ten onrechte gegeven ontslag op staande voet als het ware gedwongen om haar WW-uitkering nu al op te souperen, terwijl [verzoekster01] die WW-uitkering - als het ontslag op staande voet niet had plaatsgevonden - anders op een ander moment had kunnen aanspreken.
3.13.
Dit alles in overweging nemende is de kantonrechter van oordeel dat aan [verzoekster01] een billijke vergoeding van € 2.500,- bruto moet worden toegekend.
De vergoeding vanwege onregelmatige opzegging wordt toegewezen.
3.14.
Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is ITX Nederland aan [verzoekster01] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging (dus zonder het onterecht gegeven ontslag op staande voet) had behoren voort te duren.
3.15.
Bij regelmatige opzegging op 8 december 2022 had ITX Nederland de arbeidsovereenkomst van [verzoekster01] tegen 1 februari 2023 kunnen opzeggen (zie artikel 1 lid 3 van de arbeidsovereenkomst). Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het loon van [verzoekster01] over de periode van 8 december 2022 tot 1 februari 2023 bedraagt in totaal € 2.520,18 bruto inclusief vakantiegeld en dat bedrag is dan ook toewijsbaar. Het standpunt van ITX Nederland dat vanaf 1 januari 2023 een ander loonbedrag heeft te gelden, volgt de kantonrechter niet. Daarvoor is redengevend dat het bruto maandsalaris van [verzoekster01] per 1 januari 2023 (de ingangsdatum van haar verlengde arbeidsovereenkomst) licht is verhoogd en dat de kantonrechter het niet aannemelijk oordeelt dat [verzoekster01] na het incident, als zij niet op staande voet was ontslagen maar - bijvoorbeeld - een officiële waarschuwing had gekregen, minder uren zou worden ingeroosterd. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat sprake is van een personeelstekort in de retailsector en [verzoekster01] had tot aan het incident van 5 december 2022 (zo blijkt uit de contractverlenging) naar tevredenheid van ITX Nederland gewerkt.
De transitievergoeding is al betaald.
3.16.
Op grond van artikel 7:673 BW is ITX Nederland de wettelijke transitievergoeding aan [verzoekster01] verschuldigd. Rekening houdend met de omstandigheid dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met regelmatige opzegging tot 1 februari 2023 had geduurd en uitgaande van een bruto maandloon van € 1.404,56 exclusief 8% vakantiegeld, bedraagt de aan [verzoekster01] toekomende transitievergoeding € 341,25 bruto. ITX Nederland heeft ter zake van de transitievergoeding al een bedrag van € 355,64 bruto aan [verzoekster01] betaald. De gemachtigde van [verzoekster01] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling ook erkend. De conclusie luidt dan ook dat de transitievergoeding al volledig aan [verzoekster01] is betaald, zodat dit gedeelte van het verzoek wordt afgewezen.
De wettelijke rente wordt toegewezen.
3.17.
Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW wordt de wettelijke rente over de vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen vanaf 8 december 2022. De wettelijke rente over de billijke vergoeding wordt toegewezen vanaf één maand na de datum van deze beschikking.
De salarisspecificaties.
3.18.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster01] erkend dat, zoals ITX Nederland heeft aangevoerd, de salarisspecificaties van de maanden december 2022 en januari 2023 en de eindafrekening al aan [verzoekster01] zijn verstrekt. ITX Nederland zal daarom alleen worden veroordeeld om binnen één maand na vandaag een correcte bruto-/netto-specificatie van de in deze beschikking toegewezen bedragen aan [verzoekster01] te verstrekken. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan dit gedeelte van de veroordeling een dwangsom te verbinden.
ITX Nederland moet de proceskosten van [verzoekster01] betalen.
3.19.
ITX Nederland krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag vast op € 86,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 615,00. Voor kosten die [verzoekster01] maakt na deze uitspraak moet ITX Nederland een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.20.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt ITX Nederland om aan [verzoekster01] te betalen het netto-equivalent van € 2.500,- bruto ter zake van de billijke vergoeding met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf één maand na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt ITX Nederland om aan [verzoekster01] te betalen het netto-equivalent van € 2.520,18 bruto ter zake van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt ITX Nederland om binnen één maand na vandaag aan [verzoekster01] een correcte bruto-/netto-specificatie van de in 4.1. en 4.2. genoemde bedragen te verstrekken;
4.4.
veroordeelt ITX Nederland in de proceskosten die aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag worden vastgesteld op € 615,00;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
38671