Op 16 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind01]. De zaak betreft de processuele positie van de vader, die niet het ouderlijk gezag uitoefent, en de vraag of hij als belanghebbende kan worden aangemerkt. De kinderrechter oordeelt dat de vader, ondanks zijn contactmomenten met het kind, niet als belanghebbende kan worden aangemerkt omdat er onvoldoende sprake is van 'family life' zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. De vader wordt wel als informant aangemerkt.
De gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling van [naam kind01] voor de duur van een jaar. De kinderrechter constateert dat [naam kind01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders onvoldoende in staat zijn om constructief met elkaar te communiceren. De moeder heeft de zorg voor drie kinderen met kind-eigenproblematiek, waaronder autisme en een ontwikkelingsachterstand. De kinderrechter oordeelt dat de jeugdbescherming en betrokken hulpverlening de moeder kunnen ontlasten en opvoedondersteuning kunnen bieden.
De kinderrechter besluit de ondertoezichtstelling van [naam kind01] te verlengen tot 22 februari 2024, waarbij de nadruk ligt op het verbeteren van de omgang tussen [naam kind01] en de vader. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2023, en schriftelijk vastgesteld op 28 februari 2023.