ECLI:NL:RBROT:2023:3801

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
10308831 VZ VERZ 23-1007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing aanzegverplichting en toewijzing van transitievergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen [verzoekster01] en Infinitas Care B.V. [verzoekster01] heeft een verzoek ingediend om betaling van verschillende vergoedingen, waaronder een transitievergoeding en achterstallig loon, na het einde van haar arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst van [verzoekster01] eindigde op 3 december 2022, en zij stelde dat Infinitas niet tijdig had voldaan aan de aanzegverplichting, zoals voorgeschreven in artikel 7:668 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Infinitas in de arbeidsovereenkomst had opgenomen dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd, waardoor aan de aanzegverplichting was voldaan. Hierdoor werd het verzoek om de aanzegvergoeding afgewezen. De kantonrechter heeft echter de transitievergoeding van € 1.768,- en andere verzochte bedragen, zoals achterstallig loon en reiskosten, toegewezen, omdat Infinitas deze niet had betwist. Tevens is een wettelijke verhoging van 50% over het verschuldigde loon toegewezen, omdat Infinitas het loon niet tijdig had betaald. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en Infinitas is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan [verzoekster01].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10308831 VZ VERZ 23-1007
Uitspraak: 21 april 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: dhr. [naam01] te [plaats01] ,
tegen
Infinitas Care B.v.
gevestigd te Rotterdam,
verweerster
gemachtigde: mr. S.D. Kurz te Mijdrecht.
Partijen zullen hierna ‘ [verzoekster01] ’ en ‘Infinitas’ worden genoemd

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ter griffie binnengekomen op 1 februari 2023, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 april 2023. Daarbij zijn [verzoekster01] , haar gemachtigde en de gemachtigde van Infinitas verschenen.

2..De feiten

2.1.
[verzoekster01] , geboren op [geboortedatum01], is op 1 mei 2021 in dienst getreden bij Infinitas op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 2 december 2021 is de arbeidsovereenkomst van [verzoekster01] verlengd voor de duur van een jaar, eindigend op 2 december 2022.
2.2.
De functie van [verzoekster01] is kwaliteitsmanager met een loon van € 2.869,- bruto per maand (exclusief vakantiegeld, reiskosten en een eindejaarsuitkering van 8,33%).
2.3.
Bij brief van 3 december 2022 heeft Infinitas [verzoekster01] bericht dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 3 december 2022 afloopt en niet zal worden verlengd.
2.4.
Bij brief van 10 januari 2023 heeft de gemachtigde van [verzoekster01] Infinitas gesommeerd om de in deze procedure verzochte bedragen binnen drie dagen te voldoen. Infinitas heeft op die brief niet gereageerd.

3..Het verzoek

3.1.
[verzoekster01] verzoekt samengevat:
  • Infinitas te veroordelen aan haar te betalen de transitievergoeding van € 1.768,-, de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:668 BW van € 2.869,-, het achterstallig loon van € 1.549,46, de achterstallige reiskosten van € 121,85, de eindafrekening van € 5.460,67 en de kosten van rechtsbijstand van € 1.721,58, alles met rente;
  • Infinitas te veroordelen aan haar te betalen de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het achterstallig loon, de achterstallige reiskosten, de eindafrekening en over hetgeen zij verschuldigd is vanaf de dag van het indienen van het verzoekschrift;
  • Infinitas te veroordelen tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie van de betaling van voornoemde bedragen, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 20.000,-;
  • Infinitas te veroordelen in de proceskosten en de nakosten;
  • de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[verzoekster01] heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
Doordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd, heeft [verzoekster01] op grond van artikel 7:673 BW recht op de wettelijke transitievergoeding van € 1.768,-. Daarnaast maakt [verzoekster01] aanspraak op de aanzegvergoeding ex artikel 7:668 lid 1 BW ter hoogte van € 2.869,-, omdat Infinitas [verzoekster01] niet uiterlijk één maand voor het einde van rechtswege heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Infinitas heeft immers pas een dag na het eindigen van de arbeidsovereenkomst schriftelijk bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd.
Vanwege beslag op het inkomen van [verzoekster01] heeft Infinitas over de maanden maart, oktober en november 2022 bedragen ingehouden op de loonbetaling. Deze bedragen heeft zij echter niet aan de deurwaarder afgedragen, waardoor ten onrechte inhoudingen op het loon van [verzoekster01] zijn verricht. Daarnaast heeft Infinitas nagelaten het loon over de maand december 2022 aan [verzoekster01] te betalen. [verzoekster01] heeft daarom nog recht op een bedrag van in totaal € 1.549,46 aan achterstallig loon.
Infinitas is zonder instemming van [verzoekster01] overgegaan tot betaling van een ander bedrag aan reiskosten dan is afgesproken. [verzoekster01] heeft daarom nog recht op een bedrag van € 121,85 aan achterstallige reiskosten.
Daarnaast heeft Infinitas nagelaten om het dienstverband op een deugdelijke wijze af te rekenen, door het opgebouwde vakantiegeld (€ 1.740,-), de niet genoten vakantiedagen (€ 1.091,81) en de opgebouwde eindejaarsuitkering (€ 2.628,86) niet aan haar uit te betalen. In totaal heeft [verzoekster01] nog recht op een bedrag van € 5.460,67.
Doordat Infinitas niet tijdig heeft betaald, maakt [verzoekster01] tevens aanspraak op de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50%.
Ten gevolge van het ernstig verwijtbaar handelen door Infinitas zag [verzoekster01] zich genoodzaakt juridische bijstand in te schakelen. Het is niet meer dan redelijk dat zij de kosten die zij voorafgaand aan deze procedure heeft moeten maken vergoed krijgt. De kosten hiervoor bedragen € 1.721,58.

4..Het verweer

Infinitas erkent dat [verzoekster01] nog recht heeft op de verzochte bedragen. Zij voert aan dat zij al langere tijd financiële problemen heeft, waardoor meerdere betalingsconflicten met andere werknemers zijn ontstaan. Inmiddels liggen er beslagen onder alle bankrekeningen en staat het bedrijf bijna op omvallen. Om die reden verzoekt Infinitas om de wettelijke verhoging te matigen.

5..De beoordeling

Transitievergoeding
5.1.
Omdat de arbeidsovereenkomst na het einde van rechtswege op initiatief van Infinitas niet is voortgezet, is zij op grond van artikel 7:673 BW aan [verzoekster01] een transitievergoeding verschuldigd. Nu Infinitas geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de verzochte transitievergoeding, zal het bruto bedrag van € 1.768,- worden toegewezen.
Aanzegvergoeding
5.2.
In artikel 7:668 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de werknemer uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt dient te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. Indien de werkgever die verplichting niet of niet geheel nakomt, is zij aan de werknemer een vergoeding verschuldigd die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon voor één maand.
5.3.
Vast staat dat Infinitas [verzoekster01] bij brief van 3 december 2022 heeft laten weten dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt per 3 december 2022 en niet zal worden verlengd. Hoewel Infinitas geen verweer heeft gevoerd tegen de verzochte aanzegvergoeding, dient de kantonrechter (ambtshalve) te beoordelen of er is voldaan aan de vereisten van artikel 7:668 BW en of er grond is voor toewijzing van de verzochte aanzegvergoeding.
Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.4.
In artikel 1.5 van de arbeidsovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Werkgever zegt werknemer bij voorbaat aan dat deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – nadat die is geëindigd van rechtswege niet zal worden voortgezet. Hiermee wordt voldaan aan de aanzegverplichting die werkgever heeft op grond van artikel 7:668 BW. De werknemer erkent door ondertekening van deze arbeidsovereenkomst dat werkgever aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan. De werknemer kan geen aanspraak maken op de boete als bedoeld in artikel 7:668 lid 3 BW.”
Uit vaste jurisprudentie volgt dat een werkgever tegelijkertijd met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al aan zijn aanzegverplichting kan voldoen. Door artikel 1.5 in de arbeidsovereenkomst op te nemen, heeft Infinitas op voorhand aan haar aanzegverplichting voldaan. Het was voor [verzoekster01] reeds vanaf aanvang van het tweede tijdelijke dienstverband duidelijk dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. Niet is gesteld of gebleken dat Infinitas gedurende de looptijd van het dienstverband heeft laten weten van die bepaling te zullen afwijken.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoekster01] geen aanspraak kan maken op de aanzegvergoeding. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Achterstallig loon, achterstallige reiskosten en de eindafrekening
5.6.
Infinitas heeft de hoogte en de verschuldigdheid van de verzochte bedragen niet betwist. Nu de verzochte bedragen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, zullen deze worden toegewezen.
Wettelijke verhoging en rente
5.7.
De wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen. De verhoging moet alleen worden berekend over het in geld vastgesteld loon en niet over loon in een andere vorm. Tot het in geld vastgestelde loon wordt gerekend het naar tijdruimte vastgesteld loon en loon afhankelijk van de uitkomst van de te verrichten arbeid of van de winst van de werkgever. De verhoging is dan ook verschuldigd over de vakantiebijslag, over de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen, maar niet over de reiskosten.
5.8.
Uit rechtsoverweging 5.6 volgt dat Infinitas het loon niet tijdig aan [verzoekster01] heeft betaald. Derhalve wijst de kantonrechter de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW toe van 50% van het verschuldigde loon (incl. vakantietoeslag). Door (de gemachtigde van) Infinitas is ter zitting weliswaar verzocht om de wettelijke verhoging te matigen vanwege de slechte financiële situatie van Infinitas, maar zij heeft geen stukken ter onderbouwing daarvan in het geding gebracht. Daar komt nog bij dat de kantonrechter tevens van belang acht dat Infinitas vanwege de loonbeslagen bedragen op het salaris van [verzoekster01] heeft ingehouden zonder deze vervolgens aan de deurwaarder over te dragen. Hierdoor is [verzoekster01] als het ware dubbel benadeeld.
5.9.
Nu de hoogte van de verzochte bedragen (€ 774,73, € 60,63 en € 2.730,34) niet door Infinitas is betwist, worden deze bedragen toegewezen.
5.10.
De verzochte rente over de toegewezen bedragen, waartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd, wordt als op de wet gegrond toegewezen.
Bruto/netto-specificatie
5.11.
Het verzoek tot het verstrekken van een deugdelijk bewijs en deugdelijke specificaties van de (na)betaling van de in deze beschikking toegewezen bedragen aan [verzoekster01] is eveneens toewijsbaar. De daaraan verbonden dwangsom zal worden gemaximeerd op een bedrag van € 5.000,00.
Kosten juridische rechtsbijstand en proceskosten
5.12.
[verzoekster01] verzoekt Infinitas te veroordelen tot betaling van de kosten die [verzoekster01] heeft gemaakt voor juridische rechtsbijstand voorafgaand aan deze procedure (buitengerechtelijke kosten). De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Uit de door [verzoekster01] gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan de hiervoor genoemde verrichtingen. De kosten waarvan [verzoekster01] vergoeding verzoekt, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.13.
Omdat Infinitas grotendeels in het ongelijk gesteld wordt, moet zij de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verzoekster01] tot vandaag vast op € 244,00,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 773,00. Aan [verzoekster01] is weliswaar een bedrag van € 693,- aan griffierecht in rekening gebracht, doch er bestaat geen aanleiding om dat bedrag geheel ten laste van Infinitas te brengen, nu een deel van de vorderingen afgewezen wordt en het geldende tarief aan griffierecht op basis van de toewijsbare bedragen € 244,- bedraagt. Het surplus boven € 244,- dient [verzoekster01] dan ook voor eigen rekening te nemen als zijnde nodeloos gemaakte kosten.
Voor kosten die [verzoekster01] maakt na deze uitspraak moet Infinitas ook een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaar bij voorraad
5.14.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Infinitas om binnen drie dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekster01] te betalen een bruto bedrag van in totaal € 7.228,67 (ter zake van wettelijke transitievergoeding en de eindafrekening), te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% in de zin van artikel 7:625 BW van in totaal € 2.730,34 bruto, alsmede een netto bedrag van € 1.549,46 aan achterstallig salaris, vermeerderd met de wettelijke verhoging van
€ 774,73 netto alsmede een bedrag van € 121,85 aan reiskosten, alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Infinitas om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verzoekster01] een deugdelijke specificaties van de hiervoor genoemde betalingen te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag dat Infinitas daaraan niet voldoet na betekening van deze beschikking, met dien verstande dat Infinitas maximaal een bedrag van € 5.000,- aan dwangsommen zal kunnen verbeuren;
6.3.
veroordeelt Infinitas tot betaling van de proceskosten aan [verzoekster01] , die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster01] tot en met vandaag vaststelt op € 773,00;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, kantonrechter, en heden in het openbaar uitgesproken.
37555