Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
mr. V.J. Verhulst, advocaat te Den Haag,
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 april 2022, met de producties 1 t/m 19;
- het antwoord met eis in reconventie, met de producties 1 t/m 33;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 34 t/m 38 van [gedaagde01] van 11 oktober 2022;
- de akte overlegging producties in conventie, tevens antwoord in reconventie, aan de kant van [eiser01] met de producties 20 t/m 60;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 39 t/m 42 van [gedaagde01] van 29 november 2022;
- de e-mail van de gemachtigde van [eiser01] van 18 november 2022, met productie 61;
- de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde01] van 25 november 2022, met productie 43;
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde01] ;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties 44 t/m 46 van [gedaagde01] van 1 februari 2023;
- de akte uitlaten van [eiser01] van 1 maart 2023, met producties 61 en 62.
2.Wat willen partijen en waarom?
3.De beoordeling
inhet gehuurde komen. Er is dus niet komen vast te staan dat sprake is van werkzaamheden ter voorkoming van muizenoverlast in het gehuurde die door [gedaagde01] moeten worden uitgevoerd. [gedaagde01] heeft bovendien voldoende toegelicht dat voor zover hij maatregelen kan nemen, hij dat ook doet, gelet op de exploitatie van zijn bakkerij onder het gehuurde. Dit wordt zelfs regelmatig door een externe partij gecontroleerd en akkoord bevonden. Omdat geen sprake is van een gebrek aan het gehuurde, heeft [eiser01] ook geen aanspraak op huurprijsvermindering.
Van verwaarlozing van het gehuurde door [eiser01] is ten slotte niet gebleken. Het had op de weg van [gedaagde01] gelegen om deze beschuldiging aan het adres van [eiser01] met meer concrete feiten en omstandigheden te onderbouwen.
‘waar twee vechten, hebben twee schuld’op en actie van de een leidt tot een reactie van de ander. [eiser01] maakt het [gedaagde01] door zijn houding en manier van communiceren erg moeilijk om zijn taak als verhuurder naar behoren uit te voeren. Anderzijds laat de manier waarop [gedaagde01] met [eiser01] communiceert ook te wensen over. Het feit dat partijen niet meer met elkaar door één deur kunnen, is echter geen reden om de huurovereenkomst te ontbinden. Van zodanige intimidatie en/of overlast aan derden dat dat moet leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst is niet gebleken. Zoals ook al tijdens de mondelinge behandeling overwogen, verdient het aanbeveling dat partijen, eventueel onder leiding van een mediator, het gesprek aangaan met elkaar om te bezien of de huurovereenkomst alsnog in goed overleg beëindigd kan worden, eventueel onder toekenning van een financiële vergoeding aan [eiser01] , dan wel ieder geval afspraken met elkaar maken om het contact met, en ook over elkaar, zo veel mogelijk te beperken.
dringendeigen gebruik. Hij heeft zijn plannen voor het zelf betrekken van de woning onvoldoende concreet gemaakt en heeft ook niet onderbouwd waarom sprake is van een structurele financiële wanverhouding tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten. De vordering van [gedaagde01] kan echter hoe dan ook niet worden toegewezen omdat niet is niet gebleken dat [eiser01] andere passende woonruimte kan verkrijgen. [gedaagde01] had dit, gelet op het bepaalde in artikel 7:274 lid 1 sub c BW, in zijn conclusie van eis in reconventie moeten stellen en nader moeten toelichten. Dat heeft hij echter in het geheel niet gedaan. Gelet op het bepaalde in de aanhef van artikel 7:274 BW kan de rechter de vordering van [gedaagde01] daarom sowieso niet toewijzen.