In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en de gedaagden [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A.K. Rahman, vorderde ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de zitting op 5 april 2023, waardoor verstek is verleend. De huurovereenkomst tussen de partijen dateert van 1 december 2019, waarbij de huurprijs € 900,- per maand bedraagt. De eiseres stelde dat de gedaagden een huurachterstand van € 4.500,- hadden opgebouwd tot 1 april 2023, en eiste ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, alsook betaling van de huurachterstand en toekomstige huurpenningen.
De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand voldoende spoedeisend belang opleverde voor de gevorderde ontruiming. De rechter overwoog dat het niet betalen van huur een ernstige tekortkoming is die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de bepaling dat de gedaagden binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning moesten verlaten. De rechter wees ook de vordering tot betaling van de gemeentelijke heffingen en buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de eiseres, die grotendeels in het gelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.