ECLI:NL:RBROT:2023:3863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10394392
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en de gedaagden [gedaagde01], [gedaagde02] en [gedaagde03]. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.A.K. Rahman, vorderde ontruiming van de woning vanwege huurachterstand. De gedaagden zijn niet verschenen tijdens de zitting op 5 april 2023, waardoor verstek is verleend. De huurovereenkomst tussen de partijen dateert van 1 december 2019, waarbij de huurprijs € 900,- per maand bedraagt. De eiseres stelde dat de gedaagden een huurachterstand van € 4.500,- hadden opgebouwd tot 1 april 2023, en eiste ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis, alsook betaling van de huurachterstand en toekomstige huurpenningen.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand voldoende spoedeisend belang opleverde voor de gevorderde ontruiming. De rechter overwoog dat het niet betalen van huur een ernstige tekortkoming is die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de bepaling dat de gedaagden binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning moesten verlaten. De rechter wees ook de vordering tot betaling van de gemeentelijke heffingen en buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten werden toegewezen aan de eiseres, die grotendeels in het gelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10394392 VV EXPL 23-134
datum uitspraak: 19 april 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A.K. Rahman,
tegen

1..[gedaagde01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats02] ,
3. [gedaagde03],
woonplaats: [woonplaats03] ,
gedaagden,
die niet in de procedure zijn verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’, [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding van 28 maart 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 5 april 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [eiseres01] in persoon aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.A.K. Rahman. [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] zijn, zonder bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.

2..De feiten

2.1.
Tussen [eiseres01] als verhuurder en [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] als huurders bestaat sinds 1 december 2019 een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte aan de [adres01] in [plaats01] .
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 900,- per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.
2.3.
In artikel 6.1 van de huurovereenkomst is bepaald dat verhuurder en huurder ieder 50% van de gemeentelijke heffingen en waterschapsbelastingen voor hun rekening zullen nemen.
2.4.
Op 17 oktober 2022 heeft [gedaagde03] een WhatsApp-bericht aan [eiseres01] gestuurd, waarin het volgende is medegedeeld:
“good morning. from November, only [naam01] and [gedaagde01] will be renting an apartment in the [straatnaam01]. I’m moving out. Regards [gedaagde03] .”
2.5.
[eiseres01] heeft met het vertrek van [gedaagde03] ingestemd, waarna de huur (alleen) door [gedaagde01] en [gedaagde02] is voortgezet.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag;
  • [eiseres01] te machtigen de ontruiming zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] ;
  • [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] te veroordelen aan [eiseres01] te betalen de huurachterstand en toekomstige huurpenningen € 5.391,88;
  • [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proces- en nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag van € 5.391,88 dat wordt geëist, bestaat uit de huurachterstand tot 1 april 2023 van € 4.500,-, de gemeentelijke heffingen van € 196,13 en buitengerechtelijke kosten van € 695,75.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] , [gedaagde02] en [gedaagde03] schieten toerekenbaar tekort in de nakoming van hun verplichtingen als huurders doordat zij een huurachterstand hebben laten ontstaan van € 4.500,-, berekend tot 1 april 2023. De tekortkoming rechtvaardigt de ontruiming van de woning. Daarnaast moeten de huurders 50% van de gemeentelijke heffingen voor hun rekening nemen.
3.3.
[eiseres01] heeft ter zitting medegedeeld dat hij de vordering jegens [gedaagde03] intrekt, zodat de vordering zich nog slechts richt tegen [gedaagde01] en [gedaagde02] .
3.4.
[gedaagde01] en [gedaagde02] zijn niet ter zitting verschenen en hebben ook geen schriftelijk verweer ingediend.

4..De beoordeling

4.1.
Uit de door [eiseres01] overgelegde originele dagvaarding is gebleken dat [gedaagde01] en [gedaagde02] correct voor de zitting zijn opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat tegen hen verstek is verleend.
4.2.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat in geval van verstek een vordering wordt toegewezen, tenzij de vordering de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
huurachterstand
4.4.
In beginsel kan een achterstand in de huurbetaling een spoedeisend belang opleveren, met name als de huurachterstand zodanig hoog is opgelopen dat twijfels kunnen ontstaan of de huurder de achterstallige huur nog wel zal kunnen voldoen en/of in het geval dat als gevolg van de huurachterstand de verhuurder in zodanige liquiditeitsproblemen komt dat zijn eigen bedrijfsvoering in gevaar komt. Gezien de hoogte van de huurachterstand is in dit geval het spoedeisend belang voldoende gebleken. Daarnaast geldt dat een dergelijke vordering in kort geding slechts kan worden toegewezen indien het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk is.
4.5.
Door [eiseres01] is onbetwist gesteld en voldoende onderbouwd dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 4.500,- was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand april 2023. [gedaagde01] en [gedaagde02] worden veroordeeld om dit bedrag aan [naam02] te betalen.
4.6.
In artikel 6:6 BW is bepaald dat, indien een prestatie door twee of meer schuldenaren verschuldigd is, zij ieder voor gelijke delen verbonden zijn, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn. Vaststaat dat [gedaagde01] en [gedaagde02] beiden de huurovereenkomst met [eiseres01] zijn aangegaan en dus beiden contractuele huurders zijn. Uit de huurovereenkomst volgt dat deze de strekking heeft dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk kunnen worden aangesproken om de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen, waaronder het betalen van de maandelijkse huurprijs. Dat leidt er dan ook toe dat [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de hiervoor genoemde huurachterstand.
gemeentelijke heffingen
4.7.
De vordering voor wat betreft de betaling van de helft van de gemeentelijke heffingen van in totaal € 196,13 wordt afgewezen. Uit het aanslagbiljet van de Gemeente Rotterdam van 7 februari 2023, die alleen is gericht aan [eiseres01] , volgt dat het verschuldigde bedrag in 12 maandelijkse termijnen zal worden afgeschreven. Dat betekent dat het totale verschuldigde bedrag op dit moment nog niet volledig opeisbaar is. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde01] en [gedaagde02] al zijn aangeschreven om hun deel van de gemeentelijke heffingen te voldoen. [eiseres01] heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij op dit moment een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van dit deel van zijn vordering.
buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.8.
[eiseres01] heeft een bedrag van € 695,75 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd, maar heeft hiervoor in de dagvaarding geen grondslag gesteld. Daarnaast is ook niet gebleken dat [eiseres01] een aanmaning aan [gedaagde01] en [gedaagde02] heeft gestuurd, waarin aan hen de kans is geboden om binnen de in de wet genoemde termijn alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW), zodat niet aan de voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.
4.9.
Ook de rente is niet toewijsbaar. In het petitum van de dagvaarding is slechts opgenomen dat er sprake is van ‘vervallen rente’, maar [eiseres01] vordert die rente vervolgens niet, noemt geen concreet bedrag aan rente en stelt ook niets over de periode waarop de vervallen rente betrekking zou hebben.
ontruiming
4.10.
Een ontruimingsvordering is in kort geding toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien het belang van de verhuurder bij het treffen van een voorlopige voorziening dermate spoedeisend is dat van haar niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
4.11.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het (op tijd) betalen van huur is een van de essentiële verplichtingen voortvloeiende uit de huurovereenkomst voor de huurder. Uitgaande van de hiervoor genoemde huurachterstand van € 4.500,-, is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een dermate hoge huurachterstand dat het aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zullen worden toegewezen. De gevorderde ontruiming wordt daarom toegewezen.
De ontruimingstermijn wordt, zoals gevorderd, gesteld op drie dagen na betekening van dit vonnis.
4.12.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren zal worden afgewezen. Op grond van de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv is immers (slechts) de deurwaarder bevoegd een gedwongen ontruiming uit te voeren.
4.13.
De door [eiseres01] gevorderde dwangsom zal ook worden afgewezen. Met de toewijzing van de veroordeling tot ontruiming heeft [eiseres01] reeds een titel om zelf, via de weg van de reële executie, tot gedwongen ontruiming over te gaan en niet onderbouwd is op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een op te leggen dwangsom nodig is.
toekomstige termijnen
4.14.
[gedaagde01] en [gedaagde02] moeten de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al hun spullen hebben verlaten. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
proceskosten
4.15.
[gedaagde01] en [gedaagde02] krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Bij een veroordeling van twee of meer partijen tot betaling van de proceskosten, geldt als uitgangspunt dat zij ieder voor het geheel aansprakelijk zijn en dus hoofdelijk zijn verbonden tot nakoming van die veroordeling. Daartoe is niet vereist dat de in het gelijk gestelde partij heeft gevorderd dat de veroordeling van de wederpartijen in de proceskosten hoofdelijk zal worden toegewezen (HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR: 2022:1942). De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 129,73 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 902,73. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [gedaagde02] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] en [gedaagde02] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiseres01] te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres01] te betalen € 4.500,- aan achterstallige huur tot en met de maand april 2023;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk om aan [eiseres01] te betalen € 900,- met ingang van de maand mei 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk in de proceskosten die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 902,73 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
44487