ECLI:NL:RBROT:2023:3996

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
AWB-22_5339
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijzondere bijstand voor inrichting en stoffering van een woning

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de hoogte van de toegekende aanvraag van eisers om bijzondere bijstand voor de stoffering en inrichting van hun woning. Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 8 juni 2022 toegekend voor een bedrag van € 2.863, waarvan een bedrag van € 2.232,- als geldlening voor de inrichting is verstrekt en een bedrag van € 631,- voor stoffering dat als gift (om niet) is verstrekt. Met het bestreden besluit van 26 oktober 2022 heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, maar zijn niet verschenen op de zitting van 31 maart 2023.

Eisers ontvangen vanaf 30 maart 2022 een algemene bijstandsuitkering en huren sinds 14 april 2022 een woning in Rotterdam. Ze hebben bijzondere bijstand aangevraagd voor de huur en de kosten van de inrichting en stoffering van de woning ter hoogte van € 3.500,-. Het college heeft op 1 juni 2022 € 650,- als gift toegekend voor de eerste maand huur. De rechtbank oordeelt dat het college de bijzondere bijstand in lijn met zijn Beleidsregels heeft verstrekt als geldlening, omdat eisers niet hebben gesteld dat zij zijn toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject.

De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden en op juiste wijze tot de toekenning van de toegekende bedragen voor inrichtings- en stofferingskosten is gekomen. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van hun proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5339

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2023 in de zaak tussen

[de man] en [de vrouw] , uit Rotterdam, eisers

(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. D.J.J. Straver).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de hoogte van de toegekende aanvraag van eisers om bijzondere bijstand voor de stoffering en inrichting van hun woning.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 8 juni 2022 toegekend voor een bedrag van € 2.863, waarvan een bedrag van € 2.232,- als geldlening voor de inrichting is verstrekt en een bedrag van € 631,- voor stoffering dat als gift (om niet) is verstrekt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 26 oktober 2022 heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers ontvangen vanaf 30 maart 2022 een algemene bijstandsuitkering. Zij huren met ingang van 14 april 2022 een woning aan de [adres] te Rotterdam. Op 15 april 2022 hebben zij bijzondere bijstand aangevraagd voor de huur en de kosten van de inrichting en stoffering van de woning ter hoogte van € 3.500,- . Bij de aanvraag zijn offertes/pro-forma facturen voor benodigde goederen gevoegd. Het college heeft op 1 juni 2022 € 650,- als gift toegekend voor de eerste maand huur. Met het primaire besluit is aan eisers in totaal € 2.863,- aan bijzondere bijstand toegekend. Eisers hebben € 631,- ontvangen aan bijzondere bijstand voor de stoffering als gift. Voor de kosten van de inrichting hebben eisers € 2.232,- als lening ontvangen. Eisers lossen maandelijks € 85,40 af op deze lening.
3. Met het bestreden besluit heeft het college het primaire besluit gehandhaafd. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat op grond van het gemeentelijk beleid, artikel 4.8, vijfde lid, van de Beleidsregels bijzondere bijstand Rotterdam 2019 (Beleidsregels) en artikel 51 van de Participatiewet (Pw) de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel in de vorm van een geldlening wordt verstrekt. Slechts wanneer de aanvrager in een schuldsaneringstraject zit kan de bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen om niet worden verleend. Hiervan is in het geval van eisers geen sprake.
4. Eisers voeren in beroep aan dat zij 30 jaar zonder geldige verblijfsdocument in Nederland hebben gewoond. Zij hebben nooit een inkomen gehad en zijn jaren financieel afhankelijk geweest van de hulp en steun van derden. Eisers hebben pas in het voorjaar van 2022 een verblijfsvergunning gekregen. Eisers hebben niet kunnen sparen, omdat ze geen inkomen hadden en geen verblijfspapieren. Eisers stellen dat het college hierin aanleiding had moeten zien om het evenredigheidsbeginsel toe te passen omdat, de afwijzing disproportioneel is en niet noodzakelijk. Eisers verzoeken de rechtbank om zelf in de zaak te voorzien en het college op te dragen om aan hen alsnog bijzondere bijstand in de vorm van een gift toe te kennen.
5.1.
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Op grond van artikel 51, eerste lid, van de Pw kan bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel in de vorm van een bedrag om niet.
5.2.
Artikel 4.8 van de Beleidsregels luidt, ten tijde van de aanvraag, als volgt:
1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen als sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten.
2. De hoogte van de bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen als opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels.
3. De hoogte van de bijzondere bijstand voor een volledige in- of herinrichting van de woning wordt vastgesteld aan de hand van de globaliseringstabel als opgenomen in bijlage 3 bij deze beleidsregels.
4. Het college bevordert de aanschaf van tweedehands duurzame gebruiksgoederen door de belanghebbende voorlichting te geven over de omvang van de aflossingsperiode en op welke wijze de duurzame gebruiksgoederen aangeschaft kunnen worden.
5. De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een lening verstrekt.
6. In afwijking van het vorige lid kan het college de bijzondere bijstand om niet verstrekken indien de belanghebbende, die is toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject, voldoet aan de voorwaarden van dat traject en het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een lening het slagen van het traject in gevaar brengt.
5.3.
Volgens de Globaliseringstabel in bijlage 3 bij de Beleidsregels is voor 2 personen (echtpaar) de maximale bijdrage voor stofferingskosten € 631,- en voor inrichtingskosten
€ 2.232,- (in totaal € 2.863,-). Tevens is in bijlage 3 een prijslijst voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen opgenomen.
5.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3157), behoren verhuis- en inrichtingskosten tot incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Of iemand voor de kosten heeft kunnen reserveren of de kosten via gespreide betaling achteraf kan voldoen, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
6. Uit het voorgaande volgt dat het college artikel 51, eerste lid, van de Pw nader heeft uitgewerkt in de Beleidsregels. Uit die Beleidsregels volgt dat de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen in beginsel als geldlening wordt verstrekt. Van die hoofdregel wordt alleen afgeweken als de betrokkene is toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject en het verstrekken van de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, het slagen van het traject in gevaar brengt. Nu eisers niet hebben gesteld dat zij zijn toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject, heeft het college de bijzondere bijstand in lijn met zijn Beleidsregels kunnen verstrekken als geldlening. Het college heeft gemotiveerd weergegeven waarom (een deel van) de bijzondere bijstand op grond van de Pw en zijn Beleidsregels als geldlening wordt verstrekt.
7. Het college heeft met het primaire besluit eisers een lager bedrag aan bijzondere bijstand toegekend dan eisers hebben gevraagd. Bij de aanvraag is niet gevraagd om bijzondere bijstand als gift toe te kennen. Eisers stellen dat het gevraagde bedrag van
€ 3.500,- een redelijk en billijk bedrag is en dat dit als gift had dienen te worden verstrekt. Dat dit niet gebeurd is, levert in de door eisers geschetste omstandigheden strijdigheid met het evenredigheidsbeginsel op, waarbij eisers stellen dat zij gelet op hun omstandigheden niet hebben kunnen sparen. Wat eisers hebben aangevoerd slaagt niet. Het college heeft immers bijzondere bijstand toegekend, waarbij het wel of niet hebben kunnen sparen geen rol heeft gespeeld. De vraag die ter beoordeling voorligt is of het bedrag dat is toegekend en de vorm waarin dit gebeurd is, zich verhoudt tot de wet en de Beleidsregels en of er aanleiding was om hiervan in voor eisers gunstige zin af te wijken. Gelet op wat eiseres hebben aangevoerd, oordeelt de rechtbank dat voor dit laatste geen aanleiding bestaat. Het college heeft de Globaliseringstabel toegepast waarin forfaitaire bedrage zijn opgenomen die geacht worden toereikend te zijn om een woning in te richten. Dat dit niet het geval is, wordt door eisers niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken.
8.
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat het college op goede gronden en op juiste wijze tot de toekenning van de toegekende bedragen voor inrichtings- en stofferingskosten is gekomen.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.