Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2023 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
4. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Holy-Zuidwest”.
Op grond van artikel 1.48 van de planregels moet onder peil, voor zover hier van belang, worden verstaan: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
Op grond van artikel 2.4 van de planregels wordt de bouwhoogte van een bouwwerk, voor zover hier van belang, gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk.
Artikel 14.2.2 onder a van de planregels luidt: 'de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen'.
Artikel 18.2.3 onder a van de planregels luidt: 'de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen'.
5. Tussen partijen is niet langer in geschil dat de schutting moet worden aangemerkt als een ‘erf- en terreinafscheiding’ als bedoeld in de planregels. Dit betekent dat de hoogte van de schutting maximaal twee meter mag bedragen. Waar partijen over van mening verschillen is vanaf welk peil de hoogte van de schutting moet worden gemeten. Niet in geschil is dat de straat is verzakt en (aanmerkelijk) lager ligt dan het perceel van eiser. Volgens eiser moet worden uitgegaan van het niveau van zijn tuin, verweerder stelt dat moet worden uitgegaan van het niveau van de straat.
6. Eiser voert in dit verband aan dat de fundering van zijn woning ligt op -2.7 N.A.P. en dat de vloer van de woning ligt op -2 N.A.P. Zijn tuin lag oorspronkelijk nog lager dan de vloer van de woning, namelijk op -2.15 N.A.P. Uit de door eiser overgelegde eigendomsstukken blijkt dat hij als koper de bijzondere verplichting heeft dat hij:
- ten genoegen van burgemeesters en wethouders het niet te bebouwen gedeelte van de uitgegeven grond tot op een hoogte van 2 meter beneden N.A.P. moet ophogen, en
- bij eventuele verzakkingen de grond weer op die hoogte moet terugbrengen. Ook volgt hieruit dat de tuin zodanig moet worden aangelegd dat een goede afwatering is verzekerd. Eiser heeft zijn tuin in overeenstemming met deze verplichtingen opgehoogd tot een hoogte van 2 meter beneden N.A.P.
6.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van de definitiebepaling in de planregels moet worden uitgegaan van de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. ‘Bestaand’ houdt in dat het aansluitende terrein niet eerst wordt opgehoogd. Verweerder heeft daarom alleen de hoogte vanaf de straatzijde gemeten. Volgens verweerder is het bestaande aansluitende maaiveld gemiddeld -2.4 N.A.P.