In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontruiming van een berging door de huurder, [gedaagde01] c.s., die deze berging zonder recht of titel in gebruik had genomen. De eiser, Stichting Woonstad Rotterdam, had de huurder meerdere keren verzocht om de berging te ontruimen, maar de huurder verzette zich hiertegen. De procedure begon met een dagvaarding op 9 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 april 2023, waarbij de gemachtigde van Woonstad aanwezig was, maar niemand namens de gedaagden. Na de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [gedaagde01] c.s. verzocht om een nieuwe behandeling, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde01] c.s. huurt sinds 11 februari 2020 een woning van Woonstad en heeft op 7 maart 2022 toestemming gevraagd om van berging te ruilen met een andere woning. Woonstad heeft echter nooit toestemming gegeven voor deze ruil en heeft de huurder meermaals verzocht de onrechtmatig in gebruik genomen berging te ontruimen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] c.s. zonder recht of titel gebruik maakt van de berging en dat Woonstad niet tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter wees de eis van Woonstad tot het opleggen van een dwangsom af, maar veroordeelde [gedaagde01] c.s. tot ontruiming van de berging en het betalen van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 625,50. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.