In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Eigen Huis en [gedaagde01]. De Vereniging Eigen Huis, eiseres, heeft een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens het niet betalen van een factuur van € 360,00 voor een rechtspositiebepaling die zou zijn uitgevoerd. [gedaagde01] heeft de vordering betwist en stelt dat er geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat hij nooit een rechtspositiebepaling heeft ontvangen. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een dagvaarding en e-mailcorrespondentie tussen partijen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen op basis van een door [gedaagde01] ondertekend opdrachtformulier. Tevens is geoordeeld dat de rechtspositiebepaling is uitgevoerd tijdens een telefoongesprek tussen [gedaagde01] en een advocaat van de Vereniging Eigen Huis. De rechter heeft ambtshalve getoetst of de informatieverplichtingen bij de overeenkomst zijn nageleefd, zoals vereist door het consumentenrecht. Hierbij is vastgesteld dat de Vereniging Eigen Huis niet aan verschillende informatieverplichtingen heeft voldaan, waaronder het niet duidelijk informeren van [gedaagde01] over de kosten en het ontbindingsrecht.
De kantonrechter heeft de betalingsverplichting van [gedaagde01] (gedeeltelijk) willen vernietigen, maar de Vereniging Eigen Huis kreeg de gelegenheid om hierop te reageren. In reconventie heeft [gedaagde01] verzocht om verwijdering van zijn persoonsgegevens, maar de kantonrechter oordeelde dat hij geen belang meer had bij deze vordering, aangezien de Vereniging Eigen Huis bereid was om de gegevens te verwijderen na afloop van de procedure. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.