ECLI:NL:RBROT:2023:453

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
9813646
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering netbeheerder tegen verhuurder over energiecontract en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en [gedaagde01], de eigenaar van een woning. Stedin, als netbeheerder, vorderde toestemming om de energie-aansluitingen van de woning af te sluiten, omdat er volgens hen niemand op het adres stond ingeschreven en [gedaagde01] geen contract met een energieleverancier had afgesloten. [gedaagde01] betwistte dit en stelde dat hij de woning verhuurde, waardoor de huurder verantwoordelijk was voor het afsluiten van een energiecontract. Tijdens de procedure werd duidelijk dat de huurder per 24 oktober 2022 een energiecontract had afgesloten, wat door Stedin niet werd betwist. Hierdoor verviel de grondslag voor de vorderingen van Stedin met betrekking tot de afsluiting van de energie-aansluitingen.

De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] niet aansprakelijk was voor de gevorderde schadevergoeding van € 75,-, omdat hij niet als afnemer kon worden aangemerkt. Stedin had niet kunnen weten dat [gedaagde01] niet de afnemer was, aangezien zij in de dagvaarding had gesteld dat er niemand op het adres stond ingeschreven. De kantonrechter wees de vorderingen van Stedin af, maar veroordeelde [gedaagde01] wel in de proceskosten, die tot dat moment op € 383,31 werden vastgesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9813646 CV EXPL 22-11604
datum uitspraak: 20 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stedin Netbeheer B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.J. van der Velde.
De partijen worden hierna ‘Stedin’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 5 april 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de repliek, met een bijlage;
  • de dupliek, met bijlagen;
  • de akte van Stedin.

2..De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde01] is eigenaar van de woning op het adres [adres01] in [plaats01] . In deze woning bevinden zich een actieve gas- en elektriciteitsaansluiting. Stedin is als netbeheerder verantwoordelijk voor het transport van energie van de energieleverancier naar deze aansluitingen. Stedin stelt in deze procedure dat er niemand staat ingeschreven op het adres van de woning en dat daarom [gedaagde01] als eigenaar verantwoordelijk is voor het afsluiten van een contract met een energieleverancier, maar dat hij dit heeft nagelaten. Zij vordert daarom toestemming om de energie-aansluitingen af te sluiten, om te voorkomen dat [gedaagde01] energie verbruikt, zonder dat daaraan een contract met een energieleverancier ten grondslag ligt. Verder maakt Stedin aanspraak op € 197,50 aan afsluitkosten en € 75,- aan schadevergoeding. [gedaagde01] is het hier niet mee eens. Hij voert aan dat hij de woning verhuurt en dat het afsluiten van een energiecontract een verantwoordelijkheid van de huurder is. Hij vindt dat hij als verhuurder alles heeft gedaan wat hij kon doen.
Waarover moet de kantonrechter nog oordelen?
2.2.
In de dupliek heeft [gedaagde01] aangevoerd dat zijn (nieuwe) huurder per 24 oktober 2022 een energiecontract heeft afgesloten. Dit contract heeft hij bij de dupliek gevoegd (productie 7). In haar akte heeft Stedin dit niet betwist. Zij stelt alleen dat zij de gevorderde schadevergoeding van € 75,- redelijk vindt en dat zij [gedaagde01] terecht heeft gedagvaard. De kantonrechter begrijpt hieruit dat zij haar eis vermindert en alleen nog aanspraak maakt op de schadevergoeding van € 75- en de proceskosten (vordering 5 en 6). Voor zover Stedin dit niet bedoeld heeft, moeten de overige vorderingen worden afgewezen. Als onbetwist staat namelijk vast dat er inmiddels sprake is van een energiecontract. Daarmee vervalt dus de grondslag van de vorderingen die betrekking hebben op de (kosten van de) afsluiting van de energie-aansluitingen.
[gedaagde01] hoeft de schadevergoeding van € 75,- niet te betalen
2.3.
Stedin maakt aanspraak op een schadevergoeding van € 75,-. Zij heeft in de dagvaarding toegelicht dat dit bedrag enerzijds ziet op misgelopen inkomsten en anderzijds op buitengerechtelijke kosten. Zij heeft aangevoerd dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor die schade, omdat hij onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van haar, door energie af te nemen zonder dat sprake was van een geldend energiecontract (artikel 6:162 BW).
2.4.
Er moet eerst beoordeeld worden of [gedaagde01] energie heeft afgenomen van Stedin. Een afnemer is een persoon met een aansluiting op het net (artikel 1 lid 1 sub c van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 1 lid 1 sub o van de Gaswet). Omdat de aansluiting zich over het algemeen in een woning bevindt, is de eigenaar van die woning in principe degene die een aansluiting op het net heeft. Als de eigenaar de woning echter verhuurt aan een derde, kan hij daarmee ook de aansluiting aan die derde ter beschikking stellen, door overeen te komen dat de huurder zelf verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract. De eigenaar kan in dat geval niet langer worden aangemerkt als afnemer.
2.5.
In het antwoord heeft [gedaagde01] aangevoerd dat niet hij, maar degene aan wie hij de woning verhuurde verantwoordelijk was voor het afsluiten van een contract. Dit heeft Stedin in eerste instantie betwist. Vervolgens heeft [gedaagde01] bij dupliek de huurovereenkomst overgelegd, die zijn standpunt steunt. De kantonrechter begrijpt uit de akte van Stedin dat zij niet langer betwist dat inderdaad de huurder van [gedaagde01] verantwoordelijk was voor het afsluiten van een energiecontract. Om die reden kan niet langer worden geoordeeld dat [gedaagde01] afnemer was van de energie en dus ook niet dat hij onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van Stedin. De enkele omstandigheid dat [gedaagde01] dit pas tijdens de procedure duidelijk heeft gemaakt, maakt hem namelijk nog niet schadeplichtig. Daarom is er geen grondslag voor toewijzing van deze schadevergoeding.
[gedaagde01] moet wel de kosten van deze procedure betalen
2.6.
Stedin is wel terecht deze procedure begonnen tegen [gedaagde01] , als eigenaar van de woning. Zoals hierboven is omschreven, is het uitgangspunt namelijk dat de eigenaar als afnemer van de energie verantwoordelijk is voor het afsluiten van een energiecontract. Nergens is uit gebleken dat Stedin voorafgaand aan deze procedure kon weten dat [gedaagde01] niet de afnemer was. Stedin heeft namelijk in de dagvaarding onbetwist aangevoerd dat er in de Basisregistratie Personen (BRP) niemand stond ingeschreven op het adres van de woning. Ook heeft Stedin onbetwist gesteld dat zij [gedaagde01] heeft aangemaand, maar dat zij daarop geen reactie heeft ontvangen. In die omstandigheden oordeelt de kantonrechter dat Stedin er vanuit mocht gegaan dat [gedaagde01] de afnemer van de energie was. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld in de proceskosten.
2.7.
De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Stedin tot vandaag vast op € 105,31 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 150,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 75,-). Dit is totaal € 383,31. Voor kosten die Stedin maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 37,50 (1/2 punt x € 75,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van Stedin af;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Stedin tot vandaag worden vastgesteld op € 383,31;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
33394