ECLI:NL:RBROT:2023:4608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
10312032 CV EXPL 23-417
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kinderopvangkosten en de vraag of de vader contractspartij is

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert de vennootschap onder firma [eiser01] betaling van een openstaande factuur voor kinderopvang van de zoon van [gedaagde01] en [gedaagde02]. De factuur van 20 mei 2022, ter hoogte van € 1.767,-, is niet tijdig betaald. [eiser01] vordert naast de hoofdsom ook rente en incassokosten, in totaal € 2.105,91, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] erkent dat de factuur niet op tijd is betaald en dat zij de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is. De rechter wijst deze vorderingen toe, maar wijst de vorderingen tegen [gedaagde02] af, omdat deze niet als contractspartij kan worden aangemerkt. De rechter oordeelt dat de overeenkomst niet door [gedaagde02] is ondertekend en dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat [gedaagde02] als contractspartij kan worden beschouwd. De proceskosten worden toegewezen aan de zijde van [eiser01] voor [gedaagde01] en aan de zijde van [gedaagde02] voor [eiser01]. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10312032 CV EXPL 23-417
datum uitspraak: 1 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
1) de vennootschap onder firma
[eiser01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
2)
[eiser02] ,
beherend vennoot gedaagde sub 1,
woonplaats: [woonplaats01] ,
3)
[eiser03],
beherend vennoot gedaagde sub 1,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers,
gemachtigde: Incassocenter B.V.,
tegen
1)
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
2)
[gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden hierna ‘’ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 december 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de akte van ‘ [eiser01] ;
  • het mondelinge verweer naar aanleiding van voormelde akte.

2.De beoordeling

De kern
2.1.
De zoon van [gedaagde01] en [gedaagde02] is naar ’ [eiser01] geweest voor kinderopvang. De factuur van 20 mei 2022 voor de opvang in de maand juni 2022 ad € 1.767,- is niet betaald binnen de betalingstermijn. ’ [eiser01] vordert in deze procedure dit bedrag aan hoofdsom, een bedrag van € 18,20 aan rente en een bedrag van € 320,71 aan incassokosten, in totaal € 2.105,91, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding en proceskosten.
De beoordeling
2.2.
[gedaagde01] erkent dat zij de factuur had moeten betalen en dat zij dit niet op tijd heeft gedaan. Daarnaast erkent zij bij laatste verweer de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn. Deze posten zullen dan ook worden toegewezen.
2.3.
Nu [gedaagde01] de factuur niet op tijd heeft betaald, is zij in verzuim geraakt en vanaf dat moment eveneens de wettelijke rente over de hoofdsom verschuldigd geworden zodat ook deze, op de hierna te noemen wijze, zal worden toegewezen.
De gevorderde rente op rente is in strijd met de desbetreffende wettelijke bepaling en daarom niet voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat de kosten vóór dagvaarding dan wel vóór de ingebrekestelling door ’ [eiser01] zijn betaald aan de gemachtigde.
2.4.
[gedaagde02] ontkent contractspartij te zijn: hij heeft de overeenkomst van opdracht van 23 december 2021 niet ondertekend. De vorderingen gericht tegen hem worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Dat het de bedoeling was om ook [gedaagde02] te binden blijkt, anders dan ’ [eiser01] stelt, niet uit de inhoud van de overeenkomst. Weliswaar worden op de eerste pagina onder het kopje ‘contractant 2’ de gegevens van [gedaagde02] , te weten zijn naam, BSN-nummer, telefoonnummer en e-mailadres, vermeld, maar die zijn door [gedaagde01] aan ’ [eiser01] doorgegeven zoals [gedaagde01] onbetwist heeft gesteld. Dat onder de overeenkomst alleen ruimte is gelaten voor de handtekening van één contractant maakt niet dat deze de andere contractant bindt, althans staat nergens in het contract dat dit zo is. Niet in geschil is dat de door ’ [eiser01] verstuurde facturen alleen naar het adres van [gedaagde01] zijn gestuurd. Buiten dat het enkele verzenden van een factuur een geadresseerde geen contractspartij maakt, zijn er door ’ [eiser01] geen feiten of omstandigheden gesteld waaraan ’ [eiser01] het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat ook [gedaagde02] haar wederpartij is. De omstandigheid dat [gedaagde02] de vader is, is daarvoor onvoldoende. ’ [eiser01] mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de door [gedaagde01] verstrekte opdracht tot het verzorgen van de kinderopvang (ook) in opdracht van [gedaagde02] was gegeven en [gedaagde02] als haar contractspartij geldt [1] .
2.5.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Dat de veertiendagenbrief zowel per post als per e-mail naar oude adressen is verstuurd, komt voor risico van [gedaagde01] . Uit de overgelegde WhatsApp-gesprekken blijkt dat [gedaagde01] wist van de betalingsachterstand en van het voornemen van ’ [eiser01] om de zaak uit handen te geven. Het ligt dan op de weg van [gedaagde01] om (e-mail)adreswijzigingen door te geven.
De kantonrechter stelt de kosten aan de kant van ’ [eiser01] tot vandaag vast op € 134,44 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht en € 398,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 199,-). Dit is totaal € 897,44. Voor kosten die ‘ [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 132,- (maximum tarief). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
2.6. ’
[eiser01] wordt ten aanzien van haar vorderingen op [gedaagde02] in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag vast op € 50,- aan reis-, verblijf- en verletkosten. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
2.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan ’ [eiser01] te betalen € 2.087,71, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 1.767,- vanaf 20 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van ’ [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 897,44, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt ’ [eiser01] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde02] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
745

Voetnoten

1.Hof Den Haag, 16 juni 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1181