ECLI:NL:RBROT:2023:4631

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
9642549
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad deurwaarder, onjuiste berekening beslagvrije voet

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01], die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam01], en [gedaagde01], een gerechtsdeurwaarder. De zaak betreft de onrechtmatige daad van de deurwaarder in verband met de berekening van de beslagvrije voet van [naam01]. De eiser stelt dat de deurwaarder de beslagvrije voet onjuist heeft vastgesteld, waardoor er te veel geld is afgedragen aan de deurwaarder. De eiser heeft zijn eis gewijzigd en vraagt primair om een verklaring voor recht dat de deurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld, subsidiair om de zaak door te verwijzen naar een schadestaatprocedure, en meer subsidiair om terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 10 mei 2023, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de deurwaarder de beslagvrije voet heeft berekend op basis van de gegevens van de werkgever van [naam01]. De eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist was vastgesteld. De kantonrechter concludeert dat er geen onrechtmatig handelen van de deurwaarder is vastgesteld, en wijst de vorderingen van de eiser af. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gerechtsdeurwaarder bij het vaststellen van de beslagvrije voet en de noodzaak voor de eiser om zijn vorderingen deugdelijk te onderbouwen. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9642549 CV EXPL 22-2075
datum uitspraak: 2 juni 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] , die handelt onder de naam [bewindvoerderskantoor01] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam01],
kantoorhoudende te [plaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet,
tegen
[gedaagde01],
kantoorhoudende te [plaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.A.C.J. van Doormaal.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd. De onderbewindgestelde zal hierna ‘ [naam01] ’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 januari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de repliek tevens vermindering van eis, met één bijlage;
  • de dupliek, met bijlagen.
  • de brieven van 31 oktober 2022 en 17 januari 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 10 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens [eiser01] zijn gemachtigde mr. G.J.C.R. Romet aanwezig. Namens [gedaagde01] is verschenen mevrouw mr. M.A.C.J. van Doormaal.

2.De feiten

2.1.
Bij vonnis van de kantonrechter in Rotterdam van 11 februari 2020 is [naam01] veroordeeld om in hoofdsom een bedrag van € 184,43 aan Alektum B.V. (hierna: ‘Alektum’) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 135,98 vanaf 24 december 2019 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast is [naam01] in genoemd vonnis veroordeeld tot betaling aan Alektum van een bedrag aan proceskosten van in totaal € 245,18.
2.2.
Per 31 maart 2021 is een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [naam01] met benoeming van [eiser01] tot bewindvoerder.
2.3.
In verband met het door [naam01] uit hoofde van het vonnis verschuldigde bedrag heeft [toegevoegd gerechtsdeurwaarder], als toegevoegd gerechtsdeurwaarder werkzaam ten kantore van gerechtsdeurwaarder [deurwaarderskantoor01] , op 6 mei 2021 ten laste van [naam01] executoriaal derdenbeslag gelegd onder diens werkgever [werkgever gedaagde] B.V. (hierna: ‘[werkgever gedaagde]’) op het salaris van [naam01] . In het aan [werkgever gedaagde] betekende beslagexploot is, onder meer, aangezegd dat de beslagvrije voet € 943,- per maand bedraagt.
2.4.
Bij exploot van 11 mei 2021 is het beslag overbetekend aan [eiser01] . Bij dat exploot is tevens een modelmededeling gevoegd, waarin de gegevens zijn vermeld waarop de vaststelling van de beslagvrije voet is gebaseerd. Daarin is - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
“(…)Uw gegevens
Uw naam [naam01]
Uw burgerservicenummer (…)
Uw leefsituatie U bent alleenstaand zonder kinderen
Uw woonsituatie U woont in Nederland
Uw woonland NEDERLAND
Uw inkomsten
Uw inkomsten van[werkgever gedaagde] B.V.
Uw bruto inkomsten zijn permaand € 1.124,00
Dit bedrag is inclusief uw recht op vakantiebijslag,
bonus of dertiende maand zoals hieronder genoemd.
Uw netto inkomsten zijn permaand € 993,00
Dit bedrag is inclusief uw netto recht op vakantiebijslag, bonus of dertiende maand.
(…)
We hebben uw inkomsten bekeken over deze periode01/12/2020 – 28/02/2021(…)”
2.5.
Op 13 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser01] een e-mail aan [gedaagde01] gestuurd, waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
“(…) Uit de thans voorhanden zijnde stukken blijkt dat [deurwaarderskantoor01] gerechtsdeurwaarders voor een behoorlijke lange tijd uit krachte van een gelegd derdenbeslag periodiek een bedrag ontving ad € 175,78.
Op verzoek is de voor cliënt geldende beslagvrije voet door [deurwaarderskantoor01] Gerechtsdeurwaarders aangepast. Zulks neemt echter niet weg dat [deurwaarderskantoor01] voor - het inwerkingtreding van het nieuwe beslagrecht - beslag heeft gelegd conform de wet- en regelgeving zoals die toentertijd gold.
Bij e-mail d.d. 20 september jl. heb ik [deurwaarderskantoor01] Gerechtsdeurwaarders namens cliënt verzocht om de te veel ontvangen gelden voor in ieder geval een jaar aan cliënt te restitueren. Immers heeft [deurwaarderskantoor01] Gerechtsdeurwaarders die gelden zonder geldige titel ontvangen.
(…)
Voor een laatste maal stelt ondergetekende [deurwaarderskantoor01] gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid om alle te veel ontvangen gelden, gerekend vanaf 12 maanden voor datum waarop verzoek tot herberekening van de beslagvrije voet is ingediend, aan de werkgever van cliënt dan wel op de beheerrekening van cliënt te restitueren. Een en ander binnen een termijn vijf werkdagen na dagtekening van deze brief. (…)”

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist - na wijziging van zijn eis - samengevat:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagde01] op onjuiste wijze de voor [naam01] geldende beslagvrije voet heeft berekend en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld;
Subsidiair:
II. de zaak door te verwijzen naar een schadestaatprocedure op grond van artikel 612 Rv;
Meer subsidiair:
III. [gedaagde01] te veroordelen om binnen 24 uur na het vonnis het te veel ontvangen bedrag van € 426,52 te restitueren vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 58,67 incassokosten en de wettelijke rente tot aan de dag van dagvaarding van € 8,06, aldus in totaal aan [naam01] te betalen € 493,25 of een in goede justitie te bepalen bedrag op grond van artikel 6:97 BW;
Zowel primair als subsidiair en meer subsidiair:
IV. [gedaagde01] te veroordelen om aan [naam01] te vergoeden een bedrag van
€ 152,- aan eigen bijdrage voor juridische bijstand;
V. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de nakosten.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [deurwaarderskantoor01] heeft bij de uitvoering van het executoriale derdenbeslag op het salaris van [naam01] niet de juiste beslagvrije voet gehanteerd. Door [deurwaarderskantoor01] is miskend dat [naam01] te maken heeft met een fluctuerend inkomen, waardoor de beslagvrije voet niet eenvoudig is vast te stellen. [deurwaarderskantoor01] had het gemiddelde inkomen per kwartaal moeten berekenen en de te veel ontvangen gelden na herberekening moeten terugbetalen óf zij had [werkgever gedaagde] moeten verzoeken maandelijks 5% van het netto-inkomen af te dragen, waarbij een herberekening niet nodig was. [deurwaarderskantoor01] heeft echter - ondanks herhaalde verzoeken - geweigerd de juiste beslagvrije voet te hanteren en de teveel ontvangen bedragen terug te betalen. [gedaagde01] heeft als deurwaarder onzorgvuldig en daarmee ook onrechtmatig gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW, zodat [gedaagde01] de daardoor veroorzaakte schade van [naam01] moet vergoeden. [gedaagde01] maakt tevens misbruik van zijn ambt en bevoegdheid door de voor hem geldende regels niet na te leven.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De door [deurwaarderskantoor01] gehanteerde beslavrije voet is gebaseerd op de gegevens die door [werkgever gedaagde] zijn aangeleverd. [deurwaarderskantoor01] heeft herhaaldelijk de hoogte van de beslagvrije voet herberekend en kan tot geen andere conclusie komen dan dat deze juist is. Hoewel het derdenbeslag op 6 mei 2021 is gelegd, heeft [eiser01] verzuimd binnen vier weken na mededeling van de vastgestelde beslagvrije voet aan [deurwaarderskantoor01] te melden dat de beslagvrije voet onjuist zou zijn vastgesteld en heeft hij pas op 20 september 2021 voor de eerste maal bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet.
3.4.
Omdat [deurwaarderskantoor01] de beslagvrije voet op de juiste wijze heeft vastgesteld, is geen sprake van onrechtmatig handelen en is er geen sprake van enige schade. Ook als er wel sprake zou zijn geweest van onterecht afgedragen gelden, betekent dit niet dat het totale vermogen van [eiser01] met het totaalbedrag van de onterecht afgedragen gelden zou zijn benadeeld. De gelden zijn immers besteed aan het aflossen van de schuldenlast.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser01] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagde01] als gerechtsdeurwaarder onrechtmatig gehandeld heeft door op onjuiste wijze de voor [naam01] geldende beslagvrije voet te berekenen.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat de in het geding zijnde verplichting, het vaststellen van de beslagvrije voet, voortvloeit uit de aan de gerechtsdeurwaarder bij wet opgedragen ambtelijke werkzaamheden. Mede vanwege diens onafhankelijke positie is de gerechtsdeurwaarder de enige die verantwoordelijk is voor zijn handelen en die kan worden aangesproken op een onjuiste taakvervulling. Dat betekent dat het niet juist vaststellen van de beslagvrije voet een onrechtmatige daad van de gerechtsdeurwaarder kan opleveren.
Is de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist vastgesteld?
4.3.
In zijn dagvaarding heeft [eiser01] gesteld dat [deurwaarderskantoor01] al bij aanvang van het beslag de voor [naam01] geldende beslagvrije voet onjuist heeft berekend. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser01] een aantal loonstroken van [naam01] in het geding gebracht en heeft hij in de dagvaarding diverse berekeningen opgenomen, waaruit zou moeten volgen wat de juiste hoogte van de beslagvrije voet had moeten zijn. Zowel de overgelegde loonstroken als de door [eiser01] in de dagvaarding genoemde cijfers zien echter op de periode ná aanvang van het beslag. De loongegevens over de periode ná aanvang het beslag zeggen echter niets over de vraag of de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag wel of niet juist is vastgesteld. Uit de door [eiser01] overgelegde stukken en berekeningen kan dan ook niet worden geconcludeerd dat [deurwaarderskantoor01] de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist heeft vastgesteld.
4.4.
[deurwaarderskantoor01] heeft bovendien gemotiveerd betwist dat hij de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist heeft berekend. Ter onderbouwing daarvan heeft [deurwaarderskantoor01] aangevoerd dat hij zich bij het vaststellen van de beslagvrije voet heeft gebaseerd op de gegevens die hij van de toenmalige werkgever van [naam01] , [werkgever gedaagde], heeft ontvangen. In zijn conclusie van antwoord had [deurwaarderskantoor01] deze gegevens al benoemd en [deurwaarderskantoor01] heeft op de mondelinge behandeling de brief van [werkgever gedaagde] aan [deurwaarderskantoor01] van 7 april 2021 in het geding gebracht. Uit die brief volgt dat het gemiddelde brutoloon van [naam01] over het eerste kwartaal van 2021 € 1.124,19 bruto en € 992,99 netto per maand bedroeg. Deze loongegevens leveren de door [deurwaarderskantoor01] gehanteerde beslagvrije voet van € 943,00 op.
4.5.
De juistheid van de loongegevens in de brief van [werkgever gedaagde] van 7 april 2021 is door [eiser01] ter zitting niet meer betwist. Van enige concrete aanleiding om aan de juistheid van de door [werkgever gedaagde] verstrekte loongegevens te twijfelen is niet gebleken. Dit leidt er toe dat naar het oordeel van de kantonrechter niet is komen vast te staan dat [deurwaarderskantoor01] de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist heeft vastgesteld.
Had [deurwaarderskantoor01] de beslagvrije voet na aanvang van het beslag moeten herberekenen?
4.6.
[eiser01] heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de loongegevens van [naam01] over de periode ná aanvang het beslag volgt dat er sprake is van een zodanig fluctuerend inkomen, dat dit aanleiding voor [deurwaarderskantoor01] had moeten vormen om de beslagvrije voet her te berekenen. Dat het inkomen van [naam01] na aanvang van het beslag maandelijks (sterk) wisselde volgt echter niet uit de door [eiser01] bij dagvaarding overgelegde loonstroken. Daaruit volgt juist dat er gedurende vrijwel de volledige periode van mei 2021 tot en met oktober 2021 sprake was van een brutoloon van
€ 823,20 en een nettoloon van € 753,73 per maand, met dien verstande dat het loon van mei 2021 vermeerderd is met de vakantietoeslag.
4.7.
Slechts ten aanzien van de maand augustus 2021 heeft [eiser01] geen originele loonstrook overgelegd, maar een zogenaamde ‘vervangende strook’, met daarop een aantal correcties/verrekeningen in verband met meeruren en ziekte. Aangezien op deze loonstrook bovendien vermeld staat dat het slechts een concept betreft, is niet duidelijk of dit een definitieve loonstrook is en hoe deze zich verhoudt tot de (niet in het geding gebrachte) originele loonstrook van augustus 2021. Een en ander is door [eiser01] ook niet nader toegelicht, zodat deze loonstrook bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten zal worden.
4.8.
Naast het feit dat uit de loonstroken niet volgt dat sprake is van een fluctuerend inkomen sluiten de loonstroken ook niet aan op het door [eiser01] als productie 6 bij dagvaarding overgelegde overzicht van het gemiddelde inkomen van [naam01] , welk overzicht eveneens door [werkgever gedaagde] zou zijn opgesteld. Dat overzicht sluit bovendien ook niet aan op de loongegevens over de maanden juni tot en met september 2021, die door [eiser01] in de dagvaarding worden genoemd. Daarbij komt nog dat [eiser01] bij laatstgenoemde loongegevens en zijn daarop gebaseerde berekeningen onder meer gebruik heeft gemaakt van de hiervoor genoemde conceptloonstrook van augustus 2021, waarvan de status volstrekt onduidelijk is.
4.9.
[eiser01] heeft ter zitting verzocht nog in de gelegenheid te worden gesteld om - eventueel in overleg met [werkgever gedaagde] - na te gaan wat de oorzaak is van het feit dat de overgelegde loonstroken, het overzicht van het gemiddelde inkomen van [naam01] en de in de dagvaarding genoemde cijfers niet met elkaar stroken en zich daar bij akte nog over te mogen uitlaten. De kantonrechter ziet echter geen aanleiding dit verzoek te honoreren. De loonstroken en het overzicht van het gemiddelde inkomen van [naam01] betreffen geen stukken die pas bij de mondelinge behandeling in het geding zijn gebracht, maar zijn reeds op 11 januari 2022 - notabene door [eiser01] zelf - bij dagvaarding overgelegd. De vorderingen van [eiser01] zijn bovendien vrijwel allemaal gebaseerd op de inhoud van voornoemde stukken, zodat die stukken als een essentieel onderdeel van de grondslag van de vorderingen kunnen worden beschouwd. Omdat van [eiser01] verwacht mocht worden dat hij in de dagvaarding zijn vorderingen deugdelijk zou onderbouwen, had het dan ook op zijn weg gelegen de overgelegde loonstroken en het overzicht van het gemiddelde inkomen (en zijn daarop gebaseerde berekeningen) op juistheid te controleren, alvorens tot onderhavige procedure over te gaan. Dat heeft [eiser01] , zoals ter zitting duidelijk is geworden, destijds echter nagelaten. Onder deze omstandigheden ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding [eiser01] in dit stadium van de procedure nog in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over voornoemde punten.
4.10.
Het bovenstaande leidt er toe dat niet is komen vast te staan dat er na aanvang van het beslag sprake is van een fluctuerend inkomen van [naam01] . Dat betekent dat er voor [deurwaarderskantoor01] geen aanleiding bestond om de beslagvrije voet in de periode na aanvang van het beslag her te berekenen.
Heeft [deurwaarderskantoor01] onrechtmatig gehandeld?
4.11.
Aangezien niet is komen vast te staan dat de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag door [deurwaarderskantoor01] onjuist is vastgesteld en ook in de periode direct na aanvang van het beslag geen noodzaak voor [deurwaarderskantoor01] bestond om de beslagvrije voet her te berekenen, is van enig onrechtmatig handelen van [deurwaarderskantoor01] niet gebleken. Om diezelfde reden is in dit geval van misbruik van bevoegdheid en/of ambtsmisbruik, zoals door [eiser01] in de dagvaarding gesteld, geen sprake.
4.12.
Het bovenstaande leidt er toe dat de primair gevorderde verklaring voor recht, inhoudende dat [deurwaarderskantoor01] de beslagvrije voet op onjuiste wijze heeft berekend en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, wordt afgewezen. Omdat er geen sprake is van onrechtmatig handelen van [deurwaarderskantoor01] bestaat er ook geen aanleiding [deurwaarderskantoor01] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser01] gestelde schade. De daarop gerichte subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen worden daarom eveneens afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[eiser01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 80,00). Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] een bedrag betalen van € 40,00 (1/2 punt x € 80,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam01] , in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 240,00;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
44487