In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01], die optreedt als bewindvoerder over de goederen van [naam01], en [gedaagde01], een gerechtsdeurwaarder. De zaak betreft de onrechtmatige daad van de deurwaarder in verband met de berekening van de beslagvrije voet van [naam01]. De eiser stelt dat de deurwaarder de beslagvrije voet onjuist heeft vastgesteld, waardoor er te veel geld is afgedragen aan de deurwaarder. De eiser heeft zijn eis gewijzigd en vraagt primair om een verklaring voor recht dat de deurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld, subsidiair om de zaak door te verwijzen naar een schadestaatprocedure, en meer subsidiair om terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag.
De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 10 mei 2023, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de deurwaarder de beslagvrije voet heeft berekend op basis van de gegevens van de werkgever van [naam01]. De eiser heeft echter niet kunnen aantonen dat de beslagvrije voet bij aanvang van het beslag onjuist was vastgesteld. De kantonrechter concludeert dat er geen onrechtmatig handelen van de deurwaarder is vastgesteld, en wijst de vorderingen van de eiser af. De eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de gerechtsdeurwaarder bij het vaststellen van de beslagvrije voet en de noodzaak voor de eiser om zijn vorderingen deugdelijk te onderbouwen. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moeten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.