In deze zaak vordert Klépierre Management Nederland B.V. de ontruiming van een horeca bedrijfsruimte in Rotterdam wegens huurachterstand. De huurder, [gedaagde01], heeft sinds februari 2022 de huurprijs van € 3.475,83 per maand niet meer betaald, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 64.761,38 tot en met maart 2023. Klépierre stelt dat de huurachterstand zo hoog is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zal worden en vraagt om ontruiming van het gehuurde. De vennoten [gedaagde02] en [gedaagde03] zijn ook betrokken, waarbij [gedaagde02] als vennoot en [gedaagde03] als voormalig vennoot van [gedaagde01] wordt beschouwd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn [gedaagde02] en [gedaagde03] verschenen, maar [gedaagde01] niet. De kantonrechter oordeelt dat de ontruiming moet plaatsvinden, omdat de huurachterstand een ernstige tekortkoming oplevert. De kantonrechter wijst de vordering tot ontruiming toe en stelt een termijn van zeven dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast worden de gevorderde bedragen voor huurachterstand en buitengerechtelijke kosten toegewezen, maar de contractuele boete wordt afgewezen. De kantonrechter benadrukt dat [gedaagde03] hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de huurachterstand, ondanks zijn uittreden als vennoot. De proceskosten worden aan de gedaagden opgelegd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.