In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzetzaak tussen Shurgard Nederland B.V. en een gedaagde partij. De eiseres, Shurgard Nederland, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet had gereageerd op de verzetdagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen (huur)overeenkomst tot stand is gekomen, waardoor de vordering van Shurgard Nederland tot betaling van een huurachterstand van € 1.848,43 niet toewijsbaar is. De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 2 december 2016 vernietigd en de vordering van Shurgard Nederland afgewezen. Tevens is Shurgard Nederland veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn vastgesteld op € 244,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De uitspraak benadrukt het belang van een juridische grondslag voor vorderingen en de noodzaak voor partijen om tijdig te reageren op juridische procedures.