ECLI:NL:RBROT:2023:4692

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10266234 CV EXPL 23-94
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging verstekvonnis en afwijzing vordering in huurgeschil tussen Shurgard Nederland B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzetzaak tussen Shurgard Nederland B.V. en een gedaagde partij. De eiseres, Shurgard Nederland, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die niet had gereageerd op de verzetdagvaarding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er tussen partijen geen (huur)overeenkomst tot stand is gekomen, waardoor de vordering van Shurgard Nederland tot betaling van een huurachterstand van € 1.848,43 niet toewijsbaar is. De kantonrechter heeft het verstekvonnis van 2 december 2016 vernietigd en de vordering van Shurgard Nederland afgewezen. Tevens is Shurgard Nederland veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn vastgesteld op € 244,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct kan worden uitgevoerd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De uitspraak benadrukt het belang van een juridische grondslag voor vorderingen en de noodzaak voor partijen om tijdig te reageren op juridische procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10266234 CV EXPL 23-94
datum uitspraak: 12 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
SHURGARD NEDERLAND B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: Active Collecting Control & Services B.V. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. Y.M. van Oel te Rotterdam.
De partijen worden hierna ‘Shurgard Nederland’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 oktober 2016, met één bijlage;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 2 december 2016 met zaaknummer 5505174 \ CV EXPL 16-46476;
  • de verzetdagvaarding van 13 december 2022, met drie bijlagen;
  • de brief van 3 januari 2022 van de gemachtigde van Shurgard Nederland, met een verzoek om uitstel;
  • de brief van 14 februari 2023 van de gemachtigde van Shurgard Nederland, met een verzoek om uitstel, en met als bijlage een e-mail van 26 januari 2023 van de gemachtigde van [gedaagde01] die instemt met een verzoek om uitstel.

2..De feiten

2.1.
Per brief van 27 september 2016 heeft de gemachtigde van Shurgard [gedaagde01] gesommeerd tot betaling van € 1.848,43 binnen veertien dagen, waarbij de termijn van veertien dagen ingaat twee dagen na dagtekening van de brief.

3..Het geschil

3.1.
Shurgard Nederland eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 2.407,69 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 1.848,43, rente van € 223,79 (berekend tot en met de dag van dagvaarding) en buitengerechtelijke kosten van € 335,47.
3.2.
Shurgard Nederland baseert haar eis op het volgende. [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst voor de huur van een zelfstandige opslagruimte. De huurachterstand bedraagt in totaal € 1.848,43. Omdat betaling ondanks sommatie daartoe is uitgebleven, heeft Shurgard Nederland haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 335,47 inclusief btw komen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b en c jo. lid 5 en 6 BW voor rekening van [gedaagde01] . De hoofdsom van € 1.848,43 dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW van € 223,79, berekend tot de dag van dagvaarding. Ten slotte is [gedaagde01] de proceskosten verschuldigd.
3.3.
In het genoemde verstekvonnis is de eis toegewezen en is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten van € 566,68 aan verschotten en € 150,00 aan salaris gemachtigde.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en het verstekvonnis en vordert bij verzetdagvaarding vernietiging van het verstekvonnis, afwijzing van de vordering van Shurgard Nederland en veroordeling van Shurgard Nederland in de proceskosten en de nakosten. Daartoe voert [gedaagde01] het volgende aan. Tussen partijen is geen overeenkomst tot stand gekomen, zodat een juridische grondslag voor de vordering ontbreekt. Als al een rechtsgeldige overeenkomst tussen partijen tot stand zou zijn gekomen, dan is de vordering niet opeisbaar omdat [gedaagde01] door Shurgard Nederland niet in gebreke is gesteld. Omdat de hoofdsom niet toewijsbaar is, zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente ook niet toewijsbaar. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voert [gedaagde01] nog primair aan dat hij geen ingebrekestellingsbrief [de kantonrechter begrijpt: een veertiendagenbrief] heeft ontvangen, zodat deze kosten niet conform de wet zijn aangezegd. Bovendien heeft Shurgard Nederland niet gesteld dat meer buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht dan het versturen van een enkele, al dan niet geautomatiseerde herhaalde aanmaning. Subsidiair voert [gedaagde01] aan dat Shurgard niet heeft aangetoond dat de buitengerechtelijke incassokosten tot het gevorderde bedrag zijn gemaakt en daadwerkelijk door haar zijn betaald. Daar komt bij dat niet is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat Shurgard Nederland, ondanks dat zij daartoe diverse keren in de gelegenheid is gesteld, niet heeft gereageerd op de verzetdagvaarding van [gedaagde01] . Gelet hierop gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het standpunt van [gedaagde01] dat tussen partijen geen (huur)overeenkomst tot stand is gekomen. Dit betekent dat geen grondslag bestaat voor de vordering van Shurgard Nederland tot betaling van een huurachterstand van € 1.848,43 door [gedaagde01] aan haar. De vordering tot betaling van die huurachterstand wordt daarom afgewezen. De mede gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente delen in dat lot.
proceskosten
4.2.
Shurgard Nederland wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de (verstek- en verzet)procedure veroordeeld. Eventuele kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in artikel 141 Rv voor rekening van [gedaagde01] komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat [gedaagde01] in eerste instantie niet verschenen is. De door Shurgard Nederland te vergoeden kosten aan de zijde van [gedaagde01] worden vastgesteld op € 244,00 (1 punt x tarief € 244,00) aan salaris voor de gemachtigde.
4.3.
Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet Shurgard Nederland een bedrag betalen van € 122,00 (1/2 punt x € 244,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 2 december 2016 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 5505174 \ CV EXPL 16-46476;
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt Shurgard in de proceskosten die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 244,00;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
[46009]