ECLI:NL:RBROT:2023:4779

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
C/10/649288 / HA ZA 22-999
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van een vonnis in incident met betrekking tot een appartement met monumentenstatus

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een verzoek tot verbetering van een eerder vonnis in incident, gewezen op 19 april 2023. Het verzoek is ingediend door [eiser01], die stelt dat in het vonnis onjuist is vermeld dat hij aanwezig was bij een bezoek van de Gemeente aan zijn appartement op 25 februari 2022. [eiser01] betoogt dat de eigendom van het appartement op dat moment nog niet aan hem was overgedragen en dat hij pas bij een later bezoek aanwezig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke situatie zoals door [eiser01] beschreven inderdaad klopt. Echter, de rechtbank oordeelt dat de fout in het vonnis geen kennelijke fout is die voor herstel in aanmerking komt, zoals bedoeld in artikel 31 Rv. De rechtbank legt uit dat een kennelijke fout alleen kan worden hersteld als deze voor partijen en derden duidelijk is. In dit geval was de vermelding van de aanwezigen bij het bezoek van de Gemeente niet relevant voor de beoordeling van het incident, en daarom niet direct kenbaar als fout.

De rechtbank heeft het verzoek tot verbetering dan ook afgewezen, en het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.B. Smits. De zaak betreft een appartement met monumentenstatus dat [eiser01] in 2022 heeft gekocht van [gedaagde01] en [gedaagde02]. De Gemeente heeft gesteld dat het appartement in strijd met de Monumentenwet is verbouwd, wat aanleiding gaf tot het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649288 / HA ZA 22-999
Vonnis van 7 juni 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te Rotterdam,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. P.H. Ruys te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2.
[gedaagde02],
beide wonende te Breda,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M. van Woensel te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser01] en [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd worden.

1..Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij e-mail van 8 mei 2023 heeft [eiser01] de rechtbank verzocht om verbetering van het op 19 april 2023 in deze zaak gewezen vonnis in incident. Onder het kopje “De feiten” staat in r.o. 2.4 dat [eiser01] aanwezig was bij het bezoek van de Gemeente aan het appartement op 25 februari 2022, maar dat is onjuist. De eigendom van het appartement was op dat moment nog niet overgedragen aan [eiser01] . Bij een later tweede bezoek van de Gemeente was [eiser01] wel aanwezig, aldus [eiser01] .
1.2.
De rechtbank heeft [gedaagde01] en [gedaagde02] niet in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten omdat de rechtbank van oordeel is dat het verzoek moet worden afgewezen. Dat oordeel wordt hierna gemotiveerd.

2..De beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft geconstateerd dat inderdaad sprake is van de feitelijke situatie als door [eiser01] omschreven, in tegenstelling tot wat in r.o. 2.4 van het vonnis in incident van 19 april 2023 is vermeld en dat [eiser01] inderdaad (zoals in het verzoek aangegeven) niet bij het bezoek van de Gemeente aan het appartement op 25 februari 2022 aanwezig was.
2.2.
Deze fout is echter geen kennelijke fout die zich op grond van artikel 31 Rv leent voor eenvoudig herstel. Van een kennelijke fout in die zin is sprake als voor partijen en derden kenbaar is waarin de fout is gelegen (zie: HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1769). Daarvan is geen sprake. De zaak gaat (kort gezegd) over een appartement met monumentenstatus dat [eiser01] in 2022 van [gedaagde01] en [gedaagde02] heeft gekocht. Volgens de Gemeente is het appartement na verkrijging van de monumentenstatus in 2016 van binnen verbouwd, wat volgens haar in strijd is met de Monumentenwet omdat de daarvoor benodigde vergunning ontbrak. De vermelding onder “De feiten” van de aanwezigen bij het eerste bezoek van de Gemeente aan het appartement op 25 februari 2022 had als enig doel om achtergrondinformatie te geven. Er is niet op teruggekomen in de beoordeling van het incident omdat het niet rechtens relevant was voor de door [gedaagde01] en [gedaagde02] gevorderde oproeping in vrijwaring van de partij die (volgens hun stellingen) het appartement in 2019 heeft gerenoveerd. Het is daarom voor een derde niet direct duidelijk dat in r.o. 2.4 van het vonnis in incident van 19 april 2023 foutief staat vermeld dat [eiser01] bij het eerste bezoek van de Gemeente aan het appartement op 25 februari 2022 aanwezig is geweest.
2.3.
De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst het verzoek om verbetering van het op 19 april 2023 tussen [eiser01] en [gedaagde01] en [gedaagde02] gewezen vonnis in incident af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Smits en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.
3266/3195