ECLI:NL:RBROT:2023:4852

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/10/655794 / KG ZA 23-289
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitsluiting als PGB-vertegenwoordiger door de gemeente Rotterdam na meldingen van belangenverstrengeling en onrechtmatigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en de gemeente Rotterdam. [eiseres01] is als PGB-vertegenwoordiger uitgesloten voor de komende drie jaar door de gemeente, naar aanleiding van meldingen over belangenverstrengeling en onrechtmatigheden. De gemeente ontving in de periode van 2019 tot 2021 meerdere meldingen over [eiseres01], die onder andere betrekking hadden op haar financiële relatie met zorgaanbieders en twijfels over haar onafhankelijkheid. Na een rechtmatigheidsonderzoek, waarin informatie van de FIOD en ING Bank N.V. werd betrokken, concludeerde de gemeente dat [eiseres01] in totaal € 148.560,20 had ontvangen van zorgaanbieders, wat leidde tot de beslissing om haar uit te sluiten.

In het kort geding vorderde [eiseres01] dat de gemeente zou worden verboden om het besluit uit te voeren en dat er rectificatie zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. De rechter stelde vast dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld en dat de inhoud van het besluit proportioneel was. De vorderingen van [eiseres01] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het besluit van de gemeente te verbieden, gezien de zorgvuldigheid van de procedure en de onderbouwing van de beslissing.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/655794 / KG ZA 23-289
Vonnis in kort geding van 9 mei 2023
in de zaak van
[eiseres01],
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. A. Durmus en S. de Clercq te Rotterdam,
tegen
GEMEENTE ROTTERDAM,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. de Wit te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres01] en de gemeente Rotterdam genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 april 2023, met producties;
  • de producties 1 tot en met 12 van de gemeente Rotterdam;
  • de producties 13 en 14 van de gemeente Rotterdam;
  • de spreekaantekeningen van mr. Durmus en mr. De Clercq;
  • de spreekaantekeningen van mr. S. de Wit.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 25 april 2023 plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling is [naam01] namens [eiseres01] verschenen, bijgestaan door de advocaat van [eiseres01] . Namens de gemeente Rotterdam is [naam02] (juridisch beleidsadviseur) verschenen, bijgestaan door de advocaat van de gemeente Rotterdam.

2..De feiten

2.1.
De gemeente Rotterdam heeft op 4 januari 2019 een eerste melding over [eiseres01] ontvangen. In de melding staat dat er een vermoeden van belangenverstrengeling is tussen [eiseres01] als pgb-vertegenwoordiger en zorgaanbieder Stichting Care 2 Get There.
2.2.
Op 23 juli 2020 heeft de gemeente Rotterdam een tweede melding over [eiseres01] ontvangen, waarin staat dat er getwijfeld wordt aan de onafhankelijke positie van [eiseres01] als pgb-vertegenwoordiger.
2.3.
Op 22 februari 2021 heeft de gemeente Rotterdam een derde melding over [eiseres01] ontvangen namens verschillende WMO-adviseurs. In deze melding staat dat de WMO-adviseurs twijfelen aan de kwaliteiten van [eiseres01] als cliëntondersteuner, omdat [eiseres01] niet op de hoogte zou zijn van de feitelijke situatie van haar cliënten.
2.4.
Op 9 september 2021 heeft de Front Office van de gemeente Rotterdam met het Meldpunt Zorgsignalen en Fraude (hierna: het Meldpunt) gedeeld dat er twijfels zijn over de onafhankelijkheid van [eiseres01] als pgb-vertegenwoordiger, omdat [eiseres01] Stichting Care 2 Get There inschakelt als zorgaanbieder en de zus van [naam01] directeur is van deze stichting. Verder wordt er getwijfeld aan de kwaliteiten van [eiseres01] , omdat zij niet op de hoogte is van de feitelijke situatie van haar cliënten, onduidelijk is of het handelen van [eiseres01] in haar eigen belang of in het belang van haar cliënten is en zij onprofessioneel gedrag vertoont als zij het niet eens is met beslissingen van derden.
2.5.
Naar aanleiding van deze laatste melding is het Meldpunt in september 2021 een rechtmatigheidsonderzoek naar [eiseres01] als pgb-vertegenwoordiger gestart. In het kader van dit onderzoek is op 13 september 2021 informatie opgevraagd bij het FIOD en op 5 oktober 2021 is er informatie opgevraagd bij ING Bank N.V. Uit de informatie van ING Bank N.V. is gebleken dat [eiseres01] in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 oktober 2021 in totaal € 148.560,20 van zorgaanbieders heeft ontvangen. Deze constatering en andere onrechtmatigheden zijn in het onderzoeksverslag van 9 februari 2022 als volgt samengevat:
  • uit de ontvangen informatie van de ING Bank N.V. blijkt dat er een financiële relatie bestaat tussen pgb-vertegenwoordiger [eiseres01] en in ieder geval zes van de op de peildatum bij de gemeente Rotterdam bekende zorgaanbieders;
  • uit de pgb-plannen van de negentien betrokken cliënten is gebleken dat pgb-vertegenwoordiger [eiseres01] ten onrechte heeft verklaard dat zij geen financiële relatie heeft met de zorgaanbieder(s);
  • pgb-vertegenwoordiger [eiseres01] heeft op de pgb-plannen ten onrechte verklaard dat deze volledig en naar waarheid zijn ingevuld;
  • pgb-vertegenwoordiger [eiseres01] heeft bij vijf cliënten van Stichting Care 2 Get There ten onrechte verklaard dat de eigenaar en medewerkers geen eerste- of tweedegraads familie van haar zijn.
2.6.
Op 4 augustus 2022 is [eiseres01] door de gemeente Rotterdam uitgenodigd voor een gesprek. De toenmalige advocaat van [eiseres01] heeft op 15 augustus 2022 gevraagd naar de reden van dit gesprek. De gemeente Rotterdam heeft in antwoord op deze vraag op 18 augustus 2022 laten weten dat er naar aanleiding van meldingen een rechtmatigheidsonderzoek naar [eiseres01] is uitgevoerd en dat zij de uitkomst van dit onderzoek met [eiseres01] willen bespreken.
2.7.
Op 1 november 2022 heeft het gesprek tussen de gemeente Rotterdam en [eiseres01] plaatsgevonden. Van dit gesprek is op 16 november 2022 aan [eiseres01] een gespreksverslag gestuurd. [eiseres01] heeft op 24 november 2022 het gespreksverslag inclusief opmerkingen teruggestuurd naar de gemeente Rotterdam. Het aangepaste gespreksverslag is op 13 december 2022 aan [eiseres01] gestuurd. Op 19 december 2022 heeft de gemeente Rotterdam van [eiseres01] een ondertekend gespreksverslag ontvangen.
2.8.
Per brief van 9 maart 2023 is [eiseres01] geïnformeerd dat de gemeente Rotterdam heeft besloten dat [eiseres01] de komende drie jaar is uitgesloten als pgb-vertegenwoordiger. In deze brief staat dat naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek, het gesprek dat met [eiseres01] heeft plaatsgevonden en omdat [eiseres01] ondanks herhaalde verzoeken geen toelichting heeft gegeven waarom zij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 oktober 2021 in totaal € 148.560,20 van zorgaanbieders heeft ontvangen, [eiseres01] artikel 2.3.5.5 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2018 (hierna: de Beleidsregels) heeft overtreden. Omdat er sprake is van een grove overtreding heeft de gemeente Rotterdam besloten om [eiseres01] per direct op grond van artikel 2.3.5.6 en 2.3.5.4 onder c van de Beleidsregels voor een periode van drie jaar uit te sluiten als pgb-vertegenwoordiger.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente Rotterdam:
  • te verbieden om uitvoering te geven aan het besluit waarbij aan [eiseres01] de sanctie is opgelegd, te weten uitsluiting van [eiseres01] als pgb-vertegenwoordiger voor de duur van drie jaar, en iedere uitvoering van dit besluit te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 als de gemeente Rotterdam dit verbod overtreedt en € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt;
  • te gebieden om uiterlijk binnen zeven dagen na de datum van dit vonnis een brief met rectificatie te versturen aan alle partijen en personen die op de hoogte zijn gebracht van de sanctie, zodat de schade zoveel mogelijk wordt beperkt, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 als de gemeente Rotterdam dit gebod niet nakomt en € 1.000,00 voor iedere dag of dagdeel dat de gemeente Rotterdam vervolgens nalaat dit gebod na te komen;
  • tot betaling van de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Ter toelichting op haar vorderingen heeft [eiseres01] - zakelijk weergegeven en voor zover van belang - het volgende aangevoerd.
3.3.
Met het besluit van 9 maart 2023 handelt de gemeente Rotterdam onrechtmatig tegenover [eiseres01] . De grondslag van de sanctie, frauduleus handelen, is niet toegelicht of onderbouwd. Verder stelt [eiseres01] dat de gemeente Rotterdam met het genomen besluit het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden.
3.4.
De gemeente Rotterdam voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres01] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

Ontvankelijkheid in verband met rolverdeling bestuursrechter en civiele rechter.

4.1.
Gelet op de grondslag van de vordering - onrechtmatig overheidshandelen - is de civiele rechter bevoegd, tenzij voor [eiseres01] een bestuursrechtelijke rechtsgang openstaat of open heeft gestaan die voldoende rechtsbescherming biedt. In dit geval zijn partijen het er over eens en is de voorzieningenrechter ook van oordeel dat het besluit van de gemeente Rotterdam geen besluit in de zin van de Awb is, zodat voor [eiseres01] enkel de weg naar de civiele rechter openstaat en [eiseres01] in deze procedure op dat punt ontvankelijk is in haar vorderingen.
Spoedeisend belang.
4.2.
De vordering van [eiseres01] is spoedeisend, zodat [eiseres01] ook op dit punt ontvankelijk is in haar vorderingen. De gemeente Rotterdam heeft in de brief van 9 maart 2023 beslist dat [eiseres01] per direct moet stoppen als pgb-vertegenwoordiger en heeft de cliënten van [eiseres01] aangeschreven om de overgang naar een nieuwe pgb-vertegenwoordiger in gang te zetten. [eiseres01] heeft er belang bij dat op korte termijn een beslissing wordt genomen of het besluit van de gemeente Rotterdam onrechtmatig is en mag worden uitgevoerd.
Inhoudelijk toetsingskader.
4.3.
Voor de beantwoording of het besluit van de gemeente Rotterdam onrechtmatig is, geldt voor de voorzieningenrechter als uitgangspunt dat zij alleen als de gemeente Rotterdam op het eerste gezicht in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen zij kan ingrijpen. Dit kan het geval zijn als de door de gemeente Rotterdam gevolgde procedure onzorgvuldig is, als de feiten onjuist zijn vastgesteld of als de conclusies zoals die in het besluit staan vermeld niet sluitend zijn. Daarmee is niet gezegd dat het besluit van de gemeente Rotterdam volstrekt onaantastbaar is. De voorzieningenrechter kan - zeker in een kort geding - slechts ingrijpen waar sprake is van in het oog springende onzorgvuldigheden.
Geen onrechtmatig besluit.
4.4.
Anders dan [eiseres01] acht de voorzieningenrechter het besluit van de gemeente Rotterdam niet evident onjuist en ook niet onrechtmatig. [eiseres01] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende argumenten naar voren gebracht die tot de slotsom kunnen leiden dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid tot haar besluit heeft kunnen komen. Dit betekent dat de vordering van [eiseres01] om de gemeente Rotterdam te verbieden het besluit uit te voeren niet toewijsbaar is. Daartoe is het volgende redengevend.
4.5.
De gemeente Rotterdam had drie meldingen over [eiseres01] ontvangen. Vervolgens is door het Meldpunt een rechtmatigheidsonderzoek gestart, naar aanleiding waarvan informatie van de FIOD en ING Bank N.V. is ontvangen. De constateringen die voortvloeien uit het rechtmatigheidsonderzoek en die in het onderzoeksrapport staan vermeld, zijn op 1 november 2022 door de gemeente Rotterdam met [eiseres01] besproken. Tijdens dat gesprek heeft [eiseres01] erkend dat zij in de periode van 1 januari 2019 tot 1 oktober 2021 een totaalbedrag van € 148.560,20 heeft ontvangen van zes zorgaanbieders. Daarnaast heeft [eiseres01] gezegd dat zij nadere informatie wilde opsturen met betrekking tot de vraag waarom zij dit totaalbedrag van de zorgaanbieders heeft ontvangen. De toenmalige advocaat van [eiseres01] heeft ook toegezegd deze informatie nog toe te sturen. Ondanks dat de gemeente Rotterdam herhaaldelijk om de toegezegde informatie heeft verzocht, heeft (de toenmalige advocaat van) [eiseres01] de informatie niet toegestuurd. De gemeente Rotterdam heeft daarom bij besluit van 9 maart 2023 besloten dat [eiseres01] gedurende een periode van drie jaar is uitgesloten als pgb-vertegenwoordiger. De gemeente Rotterdam grondt deze beslissing op de artikelen 2.3.5.4 onder c, 2.3.5.5 en 2.3.5.6 van de Beleidsregels. Deze wijze van totstandkoming van het besluit van de gemeente Rotterdam is - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter - zorgvuldig en de inhoud van het besluit is evenredig en proportioneel. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het in dit geval ook begrijpelijk dat het rechtmatigheidsonderzoek niet voorafgaand aan het gesprek met [eiseres01] of het genomen besluit met haar heeft gedeeld. Haar is immers mondeling om een reactie gevraagd van de bevindingen in aanwezigheid van haar voormalig advocaat. Het feit dat in het besluit van 9 maart 2023 niet staat hoe [eiseres01] daartegen op kan komen lijkt onvolledig maar dit ziet niet op de inhoud van het genomen besluit en daarom kan deze onvolledigheid de zorgvuldigheid, evenredigheid en/of proportionaliteit van het besluit niet aantasten.
4.6.
Dit alles leidt tot het voorlopig oordeel dat de gemeente Rotterdam niet onrechtmatig tegenover [eiseres01] heeft gehandeld door het besluit dat zij heeft genomen. Voor het verbieden om uitvoering te geven aan het besluit bestaat daarom geen aanleiding. Een belangenafweging maakt het oordeel niet anders.
4.7.
Omdat niet is komen vast te staan dat de gemeente Rotterdam onrechtmatig heeft gehandeld wordt de nevenvordering van [eiseres01] - het gebieden tot het versturen van een rectificatie - ook afgewezen.
Proceskosten.
4.8.
[eiseres01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De voorzieningenrechter stelt deze kosten aan de kant van de gemeente Rotterdam tot vandaag vast op € 676,00 aan griffierecht en € 697,00 aan salaris voor de advocaat. Dit is in totaal € 1.373,00. Uit overweging 2.3. van het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853, leidt de voorzieningenrechter af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en de wettelijke rente daarover.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de kant van de gemeente Rotterdam tot op vandaag begroot op € 1.373,00;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.
3498/3195