In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en de gemeente Rotterdam. [eiseres01] is als PGB-vertegenwoordiger uitgesloten voor de komende drie jaar door de gemeente, naar aanleiding van meldingen over belangenverstrengeling en onrechtmatigheden. De gemeente ontving in de periode van 2019 tot 2021 meerdere meldingen over [eiseres01], die onder andere betrekking hadden op haar financiële relatie met zorgaanbieders en twijfels over haar onafhankelijkheid. Na een rechtmatigheidsonderzoek, waarin informatie van de FIOD en ING Bank N.V. werd betrokken, concludeerde de gemeente dat [eiseres01] in totaal € 148.560,20 had ontvangen van zorgaanbieders, wat leidde tot de beslissing om haar uit te sluiten.
In het kort geding vorderde [eiseres01] dat de gemeente zou worden verboden om het besluit uit te voeren en dat er rectificatie zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld. De rechter stelde vast dat de gemeente zorgvuldig had gehandeld en dat de inhoud van het besluit proportioneel was. De vorderingen van [eiseres01] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het besluit van de gemeente te verbieden, gezien de zorgvuldigheid van de procedure en de onderbouwing van de beslissing.