ECLI:NL:RBROT:2023:4898

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
ROT 20/1175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ontheffing van registratieverplichtingen in het Digitaal Opkopersregister door een metaalrecyclingbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een metaalrecyclingbedrijf en de burgemeester van Rotterdam. Het metaalrecyclingbedrijf, eiseres, verzocht om ontheffing van de verplichting om de inkoop en verkoop van goederen te registreren in het Digitaal Opkopersregister (DOR). De burgemeester had eerder een vrijstellingsbesluit genomen, maar dit werd later door eiseres betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres als handelaar in de zin van de wet moet worden aangemerkt en dat de registratie in het DOR verplicht is. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de burgemeester vernietigd, omdat het Aanwijzingsbesluit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijke motivering bevatte. De rechtbank oordeelde dat de registratieverplichting voor niet-diefstalgevoelige goederen niet kan worden gehandhaafd, omdat de grondslag hiervoor is komen te vervallen. De rechtbank heeft bepaald dat de burgemeester het betaalde griffierecht aan eiseres moet vergoeden en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. G.S.J. van Gestel,
en

de burgemeester van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde mr. C.W. de Jong:.

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het Vrijstellingsbesluit) heeft verweerder onder meer aan eiseres vrijstelling verleend van de verplichting in het Digitaal Opkopersregister (DOR) aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen (met uitzondering van nader genoemde categorieën goederen) die worden verkocht of op andere wijze worden overgedragen tot en met 28 mei 2020.
Bij besluit van 29 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het Vrijstellingsbesluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.L. Makhtari, kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder is met kennisgeving vooraf niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is een metaalrecyclingbedrijf dat zich bezighoudt met verwerking, recycling en hergebruik van metalen. Niet in geschil is dat eiseres is aan te merken als handelaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (het Uitvoeringsbesluit) en in artikel 2:67, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (de APV).
2.1
Het DOR is een landelijk ontwikkeld digitaal register waarin handelaren de volgens het Uitvoeringsbesluit en eventueel een algemene plaatselijke verordening vereiste gegevens kunnen registreren van door hen ingekochte onderscheidenlijk verkochte gebruikte of ongeregelde goederen (goederen). Het DOR is gekoppeld aan een landelijk politieregister van gestolen goederen, waardoor de geregistreerde gegevens automatisch zouden moeten kunnen worden vergeleken met de gegevens in het politieregister. Het DOR heeft, evenals de inkoopregistratie volgens het Uitvoeringsbesluit en de verkoopregistratie volgens artikel 2:67 van de APV, als doel om diefstal en heling te bestrijden.
2.2
Op 7 februari 2017 heeft verweerder het Aanwijzingsbesluit Digitaal Opkopers Register van 6 februari 2017 (Aanwijzingsbesluit) bekend gemaakt. Op grond daarvan is vanaf 8 februari 2017 registratie in het DOR verplicht en is het voor handelaren in goederen niet langer toegestaan om voor het inkoopregister als bedoeld in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en het Uitvoeringsbesluit, en het verkoopregister als bedoeld in artikel 2:67, eerste lid, van de APV een papieren registratie bij te houden.
3. Eiseres heeft bij brief van 23 november 2018 verweerder verzocht om haar ontheffing te verlenen van de verplichting om de inkoop en verkoop van goederen te registreren in het DOR.
4. Bij brief van 8 januari 2019 heeft verweerder eiseres bericht dat hij niet bevoegd is om ontheffing te verlenen van de verplichting om de inkoop van goederen te registreren, nu deze verplichting is neergelegd in artikel 437 Sr. Daarbij heeft verweerder vermeld dat hij het DOR heeft aangewezen als verplicht type inkoopregister voor bedrijven in de gemeente Rotterdam en dat hij hiervan geen ontheffing kan verlenen. Ten aanzien van registratie van de verkoop heeft verweerder bericht te overwegen om voor een deel van de goederen die in de metaalbranche omgaan een tijdelijke vrijstelling te verlenen.
5. Bij het Vrijstellingsbesluit heeft verweerder vrijstelling verleend van de in artikel 2:67, eerste lid, van de APV opgenomen verplichting aantekening te houden van alle goederen die worden verkocht of op andere wijze worden overgedragen, met uitzondering van de in artikel 2 van het Vrijstellingsbesluit opgenomen (diefstalgevoelige) goederen.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het Vrijstellingsbesluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat op 8 januari 2019 reeds is beslist dat hem geen bevoegdheid toekomt om vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het registreren van verworven goederen, zodat dit in rechte vaststaat, en dat de rechtmatigheid en evenredigheid van de aanwijzing van het DOR als inkoopregister formele rechtskracht heeft. Wat betreft de registratie van de verkoop stelt verweerder zich op het standpunt dat gelet op het doel van het registreren van goederen, namelijk het bestrijden van heling, bepaalde diefstalgevoelige goederen die in de metaalbranche omgaan niet vrijgesteld kunnen worden van registratie. Volgens verweerder is alleen een inkoopregistratie niet voldoende om heling een halt toe te roepen en dient een verkoopregistratie ervoor goederen te kunnen traceren. Verkoopregistratie in het DOR acht verweerder niet onevenredig, omdat niet valt in te zien dat niet geregistreerd kan worden uit welke goederen de bulkpartij bestaat en van wie deze afkomstig zijn, wanneer deze goederen zijn verwerkt tot bulk en wanneer en aan wie de bulk wordt verkocht. Daarbij wijst verweerder erop dat voor het registreren van bulkgoederen gebruik kan worden gemaakt van foto’s. Dat het registreren van al deze aspecten een zware administratieve last is, maakt volgens verweerder niet dat hij het Vrijstellingsbesluit niet heeft kunnen nemen omwille van de bestrijding van heling. Ook de omstandigheid dat ingekochte goederen tot bulk worden gemaakt en daarmee niet meer individueel zijn te herkennen, laat volgens verweerder onverlet dat verkoopregistratie een waardevolle bijdrage kan leveren aan het in beeld krijgen van de keten van de handel in gestolen goederen.
7.1
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd, samengevat weergegeven, dat er geen noodzaak bestaat om de registratie van de inkoop en verkoop van goederen in het DOR verplicht te stellen. Registratie van zowel in- als verkoop in het DOR vereist voorts vele extra (administratieve) handelingen en is daardoor onevenredig belastend. Bij metaalrecyclingbedrijven gaat het in de regel om in- en verkoop van bulkmateriaal, zijnde niet-unieke goederen die lastig zijn te registreren. Ook kunnen goederen die eenmaal tot bulk zijn verwerkt niet meer zelfstandig worden geïdentificeerd, laat staan dat zij teruggehaald kunnen worden. Daarbij komt volgens eiseres dat de veiligheid van het DOR op geen enkele wijze wordt gegarandeerd. De aanwijzing van het DOR als verplicht register voor de in- en verkoop van goederen is daardoor niet doelmatig, disproportioneel en onevenredig.
7.2
Bij brief van 5 april 2023 heeft verweerder de rechtbank verzocht het beroep van eiseres af te doen conform de door de rechtbank in vergelijkbare zaken gedane uitspraak van 11 november 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:10167). Ter zitting heeft ook eiseres de rechtbank verzocht gelijkluidend te beslissen op haar beroep. In die uitspraak heeft de rechtbank het in die procedure aan de orde zijnde bestreden besluiten en het beroep daartegen gegrond verklaard. De heeft daarbij overwogen dat het Aanwijzingsbesluit ten opzichte van de bij die uitspraak betrokken bedrijven buiten toepassing dient te blijven voor zover het betreft de registratie van in- en verkoop van alle goederen, behoudens de registratie van diefstalgevoelige goederen zoals deze zijn opgesomd in de vrijstellingsbesluiten. Nu het DOR ten aanzien van de betrokken bedrijven enkel nog betrekking heeft op diefstalgevoelige goederen, heeft dit tot gevolg dat aan de vrijstellingsbesluiten waarbij voor bepaalde perioden vrijstelling is verleend voor andere dan diefstalgevoelige goederen, de grondslag is ontvallen. Voor deze andere goederen geldt immers voor die bedrijven vooralsnog geen registratieverplichting door middel van het DOR.

De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.

8. Het wettelijk kader, voor zover hier van belang, is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
9.1
Voor zover eiseres in beroep opkomt tegen de inkoopregistratie overweegt de rechtbank als volgt. De brief van 8 januari 2019 van verweerder waarin het verzoek van eiseres om vrijstelling van de inkoopregistratie is afgewezen is aan te merken als besluit (vergelijk onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP9590). Eiseres heeft echter pas naar aanleiding van het Vrijstellingsbesluit bezwaar gemaakt. Dat is niet binnen de termijn van zes weken. De rechtbank acht het te late bezwaar echter verschoonbaar, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. In het besluit ontbreekt een rechtsmiddelenverwijzing, terwijl niet is gebleken dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat eiseres wist dat zij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken. Verweerder heeft zich derhalve ten aanzien van eiseres in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt gesteld dat in het beroep niet kan worden toegekomen aan de vraag of terecht geen vrijstelling is verleend van de inkoopregistratie in het DOR.
9.2
Voor zover eiseres opkomt tegen het oordeel van verweerder in de brief van 8 januari 2019 dat geen vrijstelling wordt verleend van de inkoopregistratie, overweegt de rechtbank dat artikel 437 Sr en het Uitvoeringsbesluit daarin niet voorzien, zodat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet bevoegd is om vrijstelling te verlenen.
10.1
Uit het verzoek van eiseres alsmede de bezwaar- en beroepsgronden leidt de rechtbank af dat eiseres ook het Aanwijzingsbesluit ter discussie stelt. Zij betoogt dat het Aanwijzingsbesluit geen stand kan houden en dat verweerder een ander register dan het DOR had kunnen aanwijzen. In dit verband heeft zij naar voren gebracht dat de verplichte digitale registratie van in- en verkoop voor de branche van metaalrecyclingbedrijven onevenredig bezwarend is, nu zij voornamelijk handelen in niet-unieke goederen (bulkgoederen).
10.2
Het Aanwijzingsbesluit moet worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift. Het besluit betreft de vaststelling van zelfstandige normen, die zich lenen voor herhaalde toepassing. Tegen een algemeen verbindend voorschrift kan geen bezwaar worden gemaakt en staat ook geen beroep open (zie artikel 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb). Desondanks kan het Aanwijzingsbesluit in deze procedure wel aan de orde komen. De rechtbank kan het Aanwijzingsbesluit exceptief toetsen. Omdat het Aanwijzingsbesluit zowel betrekking heeft op artikel 437 Sr en (artikel 2, tweede lid van) het Uitvoeringsbesluit als op artikel 2:67 van de APV, gaat het daarbij om zowel de inkoopregistratie als de verkoopregistratie.
10.3
Over de exceptieve toetsing heeft de Afdeling in de uitspraak van 12 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:452) onder meer het volgende overwogen:
“Deze toetsing houdt in dat algemeen verbindende voorschriften die geen wet in formele zin zijn, door de rechter kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. De rechter komt tevens de bevoegdheid toe te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding zijnde besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer.
De intensiteit van die beoordeling is afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen. Die beoordeling kan materieel terughoudend zijn als de beslissingsruimte voortvloeit uit de feitelijke of technische complexiteit van de materie, dan wel als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. In dat laatste geval heeft de rechter niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. Wat betreft de in acht te nemen belangen en de weging van die belangen geldt dat de beoordeling daarvan intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbende(n) en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.
Bij de toetsing van de wijze waarop door het regelgevende orgaan aan de hem toekomende beslissingsruimte inhoud is gegeven, kunnen, naast toetsing aan artikel 3:4 Awb en aan ongeschreven materiële beginselen als het gelijkheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, ook het beginsel van zorgvuldige besluitvorming (artikel 3:2 Awb) en het beginsel van een deugdelijke motivering een rol spelen. De enkele strijd met deze formele beginselen kan echter niet leiden tot het onverbindend achten van een algemeen verbindend voorschrift. Dat laat onverlet dat, indien als gevolg van een gebrekkige motivering of onzorgvuldige voorbereiding van het voorschrift door de rechter niet kan worden beoordeeld of er strijd is met hogere regelgeving, de algemene rechtsbeginselen of de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, dit ertoe kan leiden dat de bestuursrechter het voorschrift buiten toepassing laat en een daarop berustend besluit om die reden vernietigt. Als het vaststellende orgaan bij het voorbereiden en nemen van een algemeen verbindend voorschrift de negatieve gevolgen daarvan voor een bepaalde groep uitdrukkelijk heeft betrokken en de afweging deugdelijk heeft gemotiveerd, voldoet deze keuze aan het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en beperkt de toetsing door de bestuursrechter zich in het algemeen tot de vraag of de regeling in strijd is met het evenredigheidsbeginsel (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016).”
11.1
Met het Aanwijzingsbesluit heeft verweerder het DOR generiek als gewaarmerkt register aangewezen voor de inkoop- en verkoopregistratie. Het DOR dient als verplichte registratie voor diverse branches. Zo worden in artikel 1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit naast handelaren in metalen genoemd handelaren in edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto’s, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie. Verweerder heeft niet weersproken dat eiseres niet handelt in metalen in de brede zin van het woord, maar dat zij zich toelegt op recycling van metaalwaren, waar zowel aan de inkoop- als de verkoopzijde veelal wordt gehandeld in niet-unieke, dus niet individueel traceerbare, metaalwaren, zogenoemde bulkpartijen. Deze worden door eiseres gesorteerd, verknipt en verwerkt, waarna ze worden doorverkocht aan de industrie. In beroep heeft eiseres verklaard zich reeds te houden aan de verplichtingen bedoeld in artikel 437 Sr door registratie van de ingekochte goederen. Gelet hierop en gelet op het feit dat eiseres ter zitting desgevraagd heeft verklaard zich te kunnen vinden in de uitspraak van 11 november 2022 en de rechtbank heeft verzocht dienovereenkomstig uitspraak te doen, gaat de rechtbank er vanuit dat eiseres zich eveneens op het standpunt stelt dat registratie van in- en verkoop van diefstalgevoelige zaken gewenst blijft. Registratie van bulkpartijen is echter volgens haar niet doelmatig ter bestrijding van diefstal en heling, nu door de handel in voornamelijk bulkpartijen het achterhalen van identificeerbare goederen niet goed mogelijk is. Voorts is erop gewezen dat digitale registratie in het DOR voor de branche zeer bezwarend is. Het DOR blijkt nog niet goed ingericht te zijn voor de specifieke branche, wat onder meer blijkt uit het ontbreken van specifieke kaarten (invoervelden), en het DOR is nog niet geschikt voor de door de branche ontwikkelde interface (koppeling) voor communicatie tussen de administratiesystemen en het DOR, zodat de administratieve lasten en bijbehorende kosten van eiseres toenemen. Verweerder heeft hier tegenover gesteld dat “Niet valt in te zien dat niet geregistreerd kan worden uit welke goederen de bulk bestaat”, bijvoorbeeld door het nemen van foto’s, dat de gestelde zware administratieve last niet maakt dat de vrijstellingsbesluiten niet mochten worden genomen “omwille van de bestrijding van heling (meer in het bijzonder t.a.v. diefstal gevoelige goederen).”
11.2
In de overwegingen die hebben geleid tot het Aanwijzingsbesluit is geen onderbouwing en motivering aanwezig waaruit kan blijken dat verweerder oog heeft gehad voor de aan de branche van eiseres eigen bijzondere kenmerken en daarmee voor de digitale geschiktheid van het DOR voor de registratie van de in- en verkoop van bulkpartijen. De mogelijkheid van registratie door middel van foto’s heeft eiseres bestreden. Daarbij heeft verweerder de problemen met de software niet bestreden.
Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat het Aanwijzingsbesluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Dit brengt mee dat thans niet beoordeeld kan worden of het Aanwijzingsbesluit in strijd komt met algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel. Op grond hiervan dient het Aanwijzingsbesluit ten opzichte van eiseres buiten toepassing te blijven voor zover het betreft de registratie van in- en verkoop van alle goederen, behoudens de registratie van diefstalgevoelige goederen zoals deze zijn opgesomd in de vrijstellingsbesluiten. Wat verder in beroep is aangevoerd, heeft de rechtbank niet tot een andere beoordeling kunnen leiden. Voor zover daarbij is verwezen naar overleg over een toekomstige landelijke wettelijke regeling van het DOR, kan daaraan vooralsnog geen waarde worden gehecht, nu over de inhoud en het tijdstip van inwerkingtreding daarvan onvoldoende duidelijkheid bestaat.
11.3
Doordat het Aanwijzingsbesluit vooralsnog buiten toepassing moet blijven ten aanzien van de niet als diefstalgevoelig aan te merken goederen wordt het “doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register” als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit en artikel 2:67, eerste lid, van de APV vooralsnog beperkt tot de genoemde diefstalgevoelige goederen. Dit heeft tot gevolg dat door eiseres waarop het Aanwijzingsbesluit van toepassing is slechts voldaan kan en behoeft te worden aan het bepaalde in artikel 437, eerste lid, onder a, Sr en in artikel 2:67, eerste lid, van de APV voor zover het betreft diefstalgevoelige goederen. Dit heeft mede tot gevolg dat, nu het DOR ten aanzien van eiseres nog slechts betrekking heeft op diefstalgevoelige goederen, aan het Vrijstellingsbesluit waarbij voor bepaalde periode vrijstelling is verleend voor andere dan diefstalgevoelige goederen, de grondslag is ontvallen. Voor deze andere goederen geldt immers voor eiseres vooralsnog geen registratieverplichting door middel van het DOR. Voor de diefstalgevoelige goederen heeft verweerder geen vrijstelling verleend voor de verkoopregistratie. Omdat de rechtbank zoals overwogen in overweging 11.1 aanneemt dat eiseres tegen dat onderdeel van het Vrijstellingsbesluit thans geen bezwaren meer heeft, kan het Vrijstellingsbesluit in zoverre in stand blijven.
12. Het beroep is gegrond, het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Het Vrijstellingsbesluit dient te worden herroepen voor zover daarin vrijstelling is verleend van de verkoopregistratie van niet-diefstalgevoelige goederen, nu daaraan de grondslag is komen te ontvallen.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Omdat in de bezwaarfase daarom niet is verzocht, bestaat geen aanleiding eventuele kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in die fase te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het Vrijstellingsbesluit, voor zover dit betrekking heeft op andere dan diefstalgevoelige goederen;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 juni 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wetboek van Strafrecht

Artikel 437
1. Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf:
a. niet met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels aantekening houdt van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven dan wel voorhanden heeft;
b. een gebruikt of ongeregeld goed verwerft van iemand, zonder dat diegene zijn identificerende persoonsgegevens heeft opgegeven of zonder dat hij die gegevens in zijn administratie heeft aangetekend;
[…]
Artikel 437ter
1. De handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, die een verordening door de raad van een gemeente ter bestrijding van heling uitgevaardigd en afgekondigd, overtreedt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.
[…]

Uitvoeringsbesluit ex artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

Artikel 1
1. De handelaren, bedoeld in artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijn opkopers en handelaren in gebruikte en ongeregelde goederen, metalen, edelstenen, uurwerken, kunstvoorwerpen, auto's, motorfietsen, bromfietsen, fietsen, foto-, film-, radio-, audio- en videoapparatuur en apparatuur voor automatische registratie.
[…]
Artikel 2
[…]
2. De handelaar, aangewezen in artikel 1 van dit besluit, voldoet aan de verplichting ingevolge artikel 437, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht tot het aantekening houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven of voorhanden heeft indien hij een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register houdt en daarin onverwijld vermeldt:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkrijging van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de koopprijs of andere voorwaarden van verkrijging van het goed;
e. de naam en het adres van degene van wie het goed is verkregen;
f. zowel een omschrijving als het nummer van het document bedoeld in het eerste lid waarmee hij de identiteit van de aanbieder heeft vastgesteld, voor zover het de inkoop van koper en koperlegeringen betreft en de koopprijs van dat goed in contant geld wordt uitbetaald

Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voorzover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
2. De burgemeester kan voor daarbij aangegeven categorieën van goederen vrijstelling verlenen van de in het eerste lid gestelde verplichting.

Aanwijzingsbesluit Digitaal Opkopers Register (DOR) 2017

“De burgemeester van de gemeente Rotterdam,
overwegende:
(…)
- dat omwille van een zo efficiënt en effectief mogelijk gebruik van het
in- en verkoopregister een digitale versie van dit register is
ontwikkeld, zijnde het Digitaal Opkopers Register (DOR);
- dat het DOR is gekoppeld aan een landelijk systeem waarin
gestolen goederen worden geregistreerd, zodat bij registratie van
een gestolen goed door een handelaar het systeem hiervan een
melding maakt, waardoor gestolen goederen snel kunnen worden
getraceerd en heling op een effectieve wijze kan worden
tegengegaan;
- dat het daarom wenselijk is het DOR door middel van aanwijzing te
waarmerken als register zoals bedoeld in artikel 2 lid 2 van het
Uitvoeringsbesluit van artikel 437 lid 1 van het Wetboek van
Strafrecht (inkoopregister) en artikel 2:67 lid 1 van de Algemene
Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012 (verkoopregister), zodat
handelaren daarin aantekening moeten houden van gebruikte of
ongeregelde goederen;
- dat handelaren door deze aanwijzing verplicht zijn in het DOR
aantekening te houden van gebruikte of ongeregelde goederen;
- dat het voor handelaren niet langer is toegestaan een papieren
registratie bij te houden;
(…)
besluit:
  • dat het Digitaal Opkopers Register (DOR) wordt aangewezen als doorlopend en gewaarmerkt register voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde goederen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, van het Uitvoeringsbesluit van artikel 437, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2:67, lid 1, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam 2012;
  • dat de registratie in het DOR verplicht wordt gesteld voor handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen;
  • dat het voor handelaren in gebruikte of ongeregelde goederen niet langer is toegestaan een papieren registratie bij te houden;
  • dat dit besluit in werking treedt op de dag van bekendmaking;
  • dat het Aanwijzingsbesluit Digitaal Opkopersregister, dat is vastgesteld op 25 september 2014, hierbij wordt ingetrokken.”