ECLI:NL:RBROT:2023:4964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10329873
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over kassasysteem en pinautomaat met onbetaalde huurtermijnen

In deze zaak heeft BNP Paribas Leasing Solutions N.V. (hierna: BNP Paribas) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] wegens onbetaalde huurtermijnen van een kassasysteem en een pinautomaat. De huurovereenkomst, die op 25 januari 2021 werd gesloten, had een looptijd van zestig maanden en een maandelijkse huurprijs van € 92,14. Op 20 september 2022 heeft BNP Paribas de huurovereenkomst tussentijds beëindigd vanwege wanbetaling door [gedaagde01]. De eiseres vordert een totaalbedrag van € 3.997,38, inclusief contractuele rente en buitengerechtelijke kosten, en de retournering van het pinautomaat onder dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10329873 \ CV EXPL 23-4428
datum uitspraak: 9 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
BNP Paribas Leasing Solutions N.V.,
vestigingsplaats: ‘s-Hertogenbosch,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Arnoldus,
tegen
[gedaagde01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘BNP Paribas’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 januari 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 16 februari 2023;
  • de akte aanvullende productie van de zijde van BNP Paribas, met bijlage;
  • de akte aanvullende producties van de zijde van BNP Paribas, met bijlagen.
1.2.
Op 9 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met mr. J.M.A. Zandvoort (namens de gemachtigde van de zijde van BNP Paribas) en [gedaagde01] in persoon besproken.

2.De feiten

2.1.
BNP Paribas heeft op 25 januari 2021 een huurovereenkomst gesloten voor de duur van zestig maanden. De overeenkomst ziet op de huur van een kassasysteem en een pinautomaat, die in de overeenkomst als het “Object” worden aangeduid. Partijen worden in de overeenkomst aangeduid als “Verhuurder” en “Huurder”. De huurprijs bedraagt € 92,14 per maand. In artikel 2 van de huurovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:

Huurder zal de aflevering van het Object namens Verhuurder aanvaarden en het Object houden voor Verhuurder als eigenaar.”
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van BNP Paribas van toepassing. In die algemene voorwaarden wordt BNP Paribas ook aangeduid als “BNPP LS” en is onder meer het volgende bepaald:

6. Eigendom van het object
(…)
6.1
de juridische, economische en fiscale eigendom van het object berust bij BNPP LS.
(..)

8.Gebruik en onderhoud

(…)

8.4
Huurder is verplicht voor eigen rekening en risico: (…)
8.4.2
voor het gebruik van de software een licentieovereenkomst met de leverancier aan te gaan waarvan de duur tenminste gelijk is aan de huurperiode onder de Huurovereenkomst en om steeds zijn verplichtingen uit hoofde van de licentieovereenkomst na te komen.
(…)

11.Belastingen, kosten en vertragingsrente

(…)

11.4
Indien Huurder een uit hoofde van de Huurovereenkomst verschuldigd bedrag niet op de vervaldag betaalt, is Huurder aan BNPP LS rente over dit bedrag verschuldigd vanaf de vervaldag van dit bedrag tot de dag van betaling tegen een tarief gelijk aan anderhalf procent (1,5%) per maand, waarbij een gedeelte van een maand geldt als een volle maand.
(…)

16.Tekortkoming – tussentijdse beëindiging

(…)

16.3
In geval van een tussentijdse beëindiging of ontbinding van de huur (…) is Huurder telkens terstond aan BNPP LS verschuldigd een bedrag (…) dat gelijk is aan het totaal van:
16.3.2
de som van alle huurtermijnen die, indien de huur niet zou zijn geëindigd, vanaf de dag van beëindiging/ontbinding tot het einde van de huurperiode verschuldigd zouden zijn geweest,
(…)

17.Teruggave van het object

17.1
Indien de huur van het object eindigt (door het verstrijken van de huur- of verlengingsperiode of anderszins) is Huurder verplicht voor eigen rekening (…) het object aan BNPP LS terug te geven op een door BNPP LS aangewezen plaats in Nederland. (…)
2.3.
[gedaagde01] heeft huurtermijnen onbetaald gelaten, BNP Paribas heeft de huurovereenkomst daarom op 20 september 2022 tussentijds beëindigd.

3.Het geschil

3.1.
BNP Paribas eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 3.997,38 met contractuele rente;
  • retournering van het pinautomaat op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 4.000,00;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 3.745,14, rente van € 252,73 (berekend tot en met 16 januari 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 499,51 (exclusief btw) minus € 500,00 aan verrichte betalingen.
3.2.
BNP Paribas baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] is zijn betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst niet nagekomen. Door de wanbetaling van [gedaagde01] zag BNP Paribas zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. De gemachtigde van BNP Paribas heeft [gedaagde01] meermaals aangemaand. Dit heeft niet geleid tot betaling van het volledig verschuldigde bedrag. Op 20 september 2022 heeft BNP Paribas de huurovereenkomst beëindigd, op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde01] ook alle toekomstige termijnen verschuldigd.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Bij het ondertekenen van de huurovereenkomst is aan [gedaagde01] medegedeeld dat het kassasysteem en pinautomaat zijn eigendom zouden worden. [gedaagde01] gestopt met betalen omdat hij zich belazerd voelde, hij moest wel voor de producten betalen maar kreeg ze niet in eigendom. Daarnaast is de kassa in april 2022 kapot gegaan. [gedaagde01] heeft zijn shoarmazaak toen een dag dicht moeten houden, dit heeft hem € 2.000,00 gekost. De reparatie van de kassa heeft vervolgens twee maanden geduurd. Omdat [gedaagde01] hierdoor teveel verlies leed heeft hij in de tussentijd zelf een nieuwe kassa gekocht. [gedaagde01] heeft uit coulance nog twee keer een bedrag van € 250,00 betaald, maar is niet bereid de volledige vordering te voldoen. Het kassasysteem heeft [gedaagde01] inmiddels geretourneerd, de opbrengst van dit kassasysteem moet van de vordering worden afgetrokken.

4.De beoordeling

Het geschil
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij voormelde huurovereenkomst hebben gesloten en dat [gedaagde01] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Het geschil spitst zich toe op de vraag of is overeengekomen dat [gedaagde01] het kassasysteem en het pinautomaat aan het eind van de huurovereenkomst in eigendom zou verkrijgen en op de vraag of [gedaagde01] alle toekomstige termijnen nog moet betalen.
Is [gedaagde01] eigenaar geworden van de apparaten?
4.2.
[gedaagde01] heeft allereerst aangevoerd dat hij in de veronderstelling was dat hij het kassasysteem en het pinautomaat aan het eind van de huurovereenkomst in eigendom zou verkrijgen. BNP Paribas betwist dat. Zij verwijst ter onderbouwing van haar verweer naar artikel 2 van de huurovereenkomst en naar artikel 6.1 van de algemene voorwaarden.
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. [gedaagde01] heeft namelijk niet weersproken dat hij, door het ondertekenen van de huurovereenkomst, de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Bovendien blijkt uit de huurovereenkomst dat [gedaagde01] voor ontvangst van de algemene voorwaarden heeft getekend.
4.4.
Uit de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene voorwaarden blijkt dat is overeengekomen dat BNP Paribas eigenaar zou blijven van het kassasysteem en het pinautomaat en dat [gedaagde01] deze apparaten voor de duur van de huurovereenkomst zou houden voor BNP Paribas. Ook blijkt uit artikel 17 van de algemene voorwaarden dat [gedaagde01] het kassasysteem en het pinautomaat bij het einde van de huurovereenkomst aan BNP Paribas terug moest geven. [gedaagde01] is dan ook geen eigenaar geworden van het kassysteem en het pinautomaat.
Moet [gedaagde01] de gevorderde huurtermijnen betalen?
4.5.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat hij de gevorderde huurtermijnen niet heeft betaald, afgezien van de door hem gedane betaling van € 500,00. Hij heeft niet betwist dat hij de huurtermijnen voor de periode vóór 1 april 2022 moet betalen. Hij voert echter aan dat hij de huurtermijnen vanaf april 2022 niet meer hoeft te betalen, omdat de software van het kassasysteem in deze maand kapot is gegaan als gevolg waarvan hij een nieuwe kassa heeft moeten kopen. BNP Paribas betwist dat het feit dat de kassa kapot is gegaan voor rekening van BNP Paribas komt. Sprake was van een probleem in de software, deze software is geen onderdeel van de huurovereenkomst. Dit blijkt ook uit artikel 8.4.2. van de algemene voorwaarden.
4.6.
In artikel 16.3.2 van de algemene voorwaarden is bepaald dat [gedaagde01] na tussentijdse beëindiging van de huurovereenkomst de resterende huurtermijnen moet betalen. Dat zou mogelijk anders zijn als BNP Paribas een verwijt zou kunnen worden gemaakt van het feit dat de kassa kapot is gegaan.
4.7.
[gedaagde01] heeft niet betwist dat hij voor het herstel van de software altijd contact heeft gehad met de leverancier (die de softwareproblemen uiteindelijk ook heeft opgelost). Hiervoor is al overwogen dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn (zie 4.3.). Het feit dat de kassa kapot was als gevolg van een probleem in de software op grond van artikel 8.4.2 van de algemene voorwaarden voor rekening en risico van [gedaagde01] . [gedaagde01] kan BNP Paribas daar dan ook geen verwijt van maken. [gedaagde01] moet daarom ook de huurtermijnen na de maand april 2022 betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.8.
BNP Paribas heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft (laten) verricht(en) en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten van € 499,51 is, gelet op de (hoogte van de) vordering, in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Hoewel niet direct van toepassing, geldt dat deze tarieven geacht worden redelijk te zijn. De kantonrechter wijst dit bedrag dan ook toe.
4.9.
BNP Paribas heeft op grond van artikel 11.4 van de algemene voorwaarden over het verschuldigde bedrag de contractuele rente van 1,5% per maand gevorderd of een gedeelte daarvan vanaf de vervaldatum van iedere factuur. Omdat [gedaagde01] de huurtermijnen niet op de uiterste vervaldatum heeft betaald, wordt de vordering tot vergoeding van de contractuele rente van 1,5% per maand over het verschuldigde bedrag toegewezen vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag van volledige voldoening.
De betalingen van [gedaagde01]
4.10.
[gedaagde01] heeft inmiddels een bedrag van in totaal € 500,00 aan BNP Paribas betaald. Dit bedrag moet op grond van artikel 6:44 BW eerst in mindering worden gebracht van de buitengerechtelijke incassokosten, dan van de verschenen rente en ten slotte van de gevorderde hoofdsom. Dit leidt tot de conclusie dat de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (€ 499,51) inmiddels volledig is betaald. Daarnaast is een deel van de verschenen contractuele rente betaald, zodat nog een bedrag van € 252,24 aan verschenen contractuele rente overblijft. Dit betekent dat [gedaagde01] in totaal nog een bedrag van (€ 3.745,14 + € 252,24 =) € 3.997,38 aan BNP Paribas moet betalen.
Strekt de opbrengst van het kassasysteem in mindering op de vordering?
4.11.
[gedaagde01] heeft aangevoerd dat de opbrengst van het kassasysteem (€ 90,00) op de vordering in mindering moet worden gebracht. De kantonrechter volgt [gedaagde01] hierin niet. Uit de huurovereenkomst en/of de toepasselijke algemene voorwaarden blijkt namelijk niet dat [gedaagde01] recht heeft op de verkoopopbrengst van het kassasysteem.
Moet [gedaagde01] het pinautomaat retourneren op last van een dwangsom?
4.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] verklaard dat hij het pinautomaat binnen een week zal retourneren. Gelet op deze verklaring heeft BNP Paribas geen belang meer bij haar vordering tot retournering van het pinautomaat op last van een dwangsom. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van BNP Paribas tot vandaag vast op € 107,99 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00). Dit is in totaal € 1.122,99. Voor kosten die BNP Paribas maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan BNP Paribas te betalen € 3.997,38 met de contractuele rente van 1,5% per maand over een bedrag van € 3.745,14 vanaf de respectievelijke vervaldata tot de dag van volledige voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van BNP Paribas tot vandaag worden vastgesteld op € 1.122,99 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
54214