ECLI:NL:RBROT:2023:5015

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10207564 CV EXPL 22-35765
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering onverschuldigd betaald bedrag na WhatsAppfraude

In deze zaak heeft eiseres, slachtoffer van WhatsAppfraude, een bedrag van € 4.100,- overgemaakt naar een bankrekening die op naam van gedaagde staat. Eiseres ontving een bericht van iemand die zich voordeed als haar zoon en geld nodig had. Na de betaling ontdekte zij dat zij slachtoffer was van fraude. Eiseres vordert het bedrag terug van gedaagde, die erkent dat de rekening op zijn naam staat, maar stelt zelf ook slachtoffer te zijn van misbruik van zijn gegevens. Hij betoogt dat eiseres eigen schuld heeft omdat zij het geld niet had moeten overmaken zonder eerst te verifiëren of het verzoek legitiem was.

De kantonrechter oordeelt dat eiseres het bedrag onverschuldigd heeft betaald, aangezien er geen verbintenis was die haar verplichtte tot betaling. Gedaagde moet het bedrag terugbetalen, ongeacht of hij het geld daadwerkelijk heeft ontvangen. De rechter wijst de vordering van eiseres toe, inclusief buitengerechtelijke kosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 901,74. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.I. Mentink op 16 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10207564 CV EXPL 22-35765
datum uitspraak: 16 juni 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J. van der Hoorn,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.J. Ruysendaal.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 november 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen.
1.2.
Op 31 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigde besproken.

2..De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres01] eist van [gedaagde01] dat hij een bedrag van € 4.100,- aan haar (terug)betaalt. [eiseres01] heeft dit bedrag betaald op een bankrekening die op naam van [gedaagde01] staat. Zij heeft dit gedaan omdat zij via WhatsApp een bericht kreeg van iemand die zei haar zoon te zijn en geld nodig te hebben. Achteraf is haar gebleken dat zij het slachtoffer is geworden van (een bekende vorm van) fraude. Naast het bedrag van € 4.100,- vordert [eiseres01] ook buitengerechtelijke kosten van € 535,-.
2.2.
[gedaagde01] erkent dat de bankrekening waarop het geld is overgemaakt op zijn naam staat, maar voert aan dat hij zelf ook slachtoffer is in deze zaak. Er is misbruik gemaakt van zijn gegevens en het geld staat niet meer op de rekening. [gedaagde01] beroept zich erop dat [eiseres01] het geld niet zomaar had moeten overmaken en dat er daarom sprake is van eigen schuld aan haar kant.
Het onverschuldigd betaalde moet terugbetaald worden
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres01] het bedrag van € 4.100,- onverschuldigd heeft betaald. Tussen [eiseres01] en [gedaagde01] bestaat geen afspraak of andere verbintenis waaruit volgt dat zij dit bedrag moest betalen. Ook staat vast dat de bankrekening waarop [eiseres01] betaald heeft op naam van [gedaagde01] staat.
2.4.
Omdat het geld is overgemaakt op een rekening die op naam van [gedaagde01] staat, is hij ook degene die het geld terug moet betalen. Dat hij feitelijk het geld niet in handen heeft gekregen, maakt dat niet anders. Het betekent hooguit dat hij het geld terug kan (proberen te) halen bij degene die het van de rekening heeft gehaald.
2.5.
Dat [eiseres01] het geld heeft overgemaakt zonder eerst bij haar zoon na te gaan of hij inderdaad degene was die om het geld vroeg, betekent niet dat zij het geld niet van [gedaagde01] terug kan vragen. Bij onverschuldigde betaling kan geen beroep worden gedaan op het bepaalde in artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat artikel is alleen van toepassing in geval van schadevergoeding. Voor zover [gedaagde01] met zijn beroep op ‘eigen schuld’ heeft bedoeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres01] het geld van hem vordert, gaat de kantonrechter daar ook aan voorbij. De lat voor onaanvaardbaarheid ligt hoog. Er moet dan sprake zijn van omstandigheden zijn die zich hebben voorgedaan in de verhouding tussen [eiseres01] en [gedaagde01] die maken dat het onaanvaardbaar is dat [eiseres01] het hele bedrag van [gedaagde01] terugvordert. Daarvan is geen sprake.
2.6.
Dat [eiseres01] te snel heeft gehandeld en het geld heeft overgemaakt, is niet een omstandigheid waarvan kan worden gezegd dat die zich heeft voorgedaan in de verhouding tussen [gedaagde01] en [eiseres01] . Het was immers niet [gedaagde01] die [eiseres01] hiertoe heeft aangezet. Dat [gedaagde01] ertoe is bewogen om een bankrekening op zijn naam te openen en daar zelfs een videoverificatie voor te doen, is buiten [eiseres01] om gegaan. Zij was toen nog niet eens in beeld. Dat het geld is opgenomen door iemand anders en hij daar zelf geen profijt van heeft gehad, speelt alleen een rol tussen [gedaagde01] en degene die het geld van de rekening af heeft gehaald. Nu geen sprake is van onaanvaardbaarheid, wordt het hele bedrag van € 4.100,- toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.7.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente wordt toegewezen over een bedrag van € 4.100,-, omdat [eiseres01] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist. De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres01] deze kosten al aan haar incassogemachtigde betaald heeft.
Proceskosten
2.8.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 528,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 264,-). Dit is totaal € 901,74. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 4.635,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.100,- vanaf 10 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 901,74;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
51909