ECLI:NL:RBROT:2023:521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
10/252148-21 vorderingen TUL VV: 10/261737-18 en 10/691024-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen en mishandeling binnen een gezin met geweld en diefstal

Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld, mishandeling en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 september 2021, waarbij de verdachte zijn moeder en zus heeft mishandeld en geld heeft gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zijn moeder had mishandeld door haar bij de keel te grijpen en haar te slaan, en dat hij zijn zus had geduwd, waardoor zij letsel opliep. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek en eerdere veroordelingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 175 dagen, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank benadrukte dat de feiten ernstig waren, vooral omdat ze zich in de woning van de verdachte's moeder hadden afgespeeld, een plek waar men zich veilig zou moeten voelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/252148-21
Parketnummers vorderingen TUL VV:
10/261737-18 en 10/691024-18
Datum uitspraak: 5 januari 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. R. Moghni, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, te weten dat de verdachte zich gedurende de periode van twee jaar niet zal begeven op de [straatnaam01] te [plaats01] en dat voor elke keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van één week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De feiten 1, 2 en 3:
Standpunt van de verdediging
Aangevoerd is dat de verklaringen van aangeefster [aangeefster01] die tegenover de politie zijn afgelegd, niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Zij heeft immers die verklaringen in de Turkse taal afgelegd, waarbij geen professionele tolk aanwezig was.
Uitgegaan moet worden van de inhoud van de verklaring die zij later tegenover de rechter-commissaris heeft afgelegd. Tijdens dat verhoor was wel een tolk aanwezig en uit die verklaring blijkt dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 en 2 niet heeft gepleegd. Omdat de zus van de verdachte wisselend heeft verklaard, kunnen ook die verklaringen niet voor het bewijs worden gebruikt.
Tevens is aangevoerd dat het letsel bij aangeefster [aangeefster02] per ongeluk is ontstaan en de verdachte geen opzet had op de mishandeling.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de inhoud van de verklaringen zoals die door de aangeefster [aangeefster01] en door aangeefster [aangeefster02] tegenover de politie zijn afgelegd.
Daarbij merkt de rechtbank als eerste op dat artikel 28 (oud) van de Wet beëdigde tolken en vertalers niet er aan in de weg staat dat het verhoor van een persoon die de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst, niet steeds plaats vindt met bijstand van - in beginsel - een in het register voor tolken ingeschreven tolk. Het verhoor kan plaatsvinden in een taal die de te horen persoon en de verbalisant in voldoende mate beheersen (zie ook HR 17 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1446, NJ 2014/340).
Aangeefster [aangeefster01] is in de ochtend van de dag ná het incident door twee verbalisanten gehoord die beiden op ambtseed hebben verklaard dat hun moedertaal Turks is. Daarnaast is diezelfde middag door een derde verbalisant, die eveneens op ambtseed heeft verklaard de Turkse taal goed machtig te zijn, een proces-verbaal van bevindingen opgesteld. Daaruit blijkt dat zij een gesprek met [aangeefster01] heeft gevoerd dat qua inhoud nagenoeg gelijk is aan de verklaring van die ochtend. De verklaring van [aangeefster02] , de dochter van [aangeefster01] , die wel Nederlands spreekt en die kort na het incident eveneens door de politie is gehoord, ondersteunt de verklaringen van [aangeefster01] tegenover de politie. De klacht die [aangeefster01] heeft ingediend, doet dit evenzeer. Voor de rechtbank zijn er dan ook geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de verklaringen in de processen-verbaal en aan de betrouwbaarheid van die verklaringen zoals die tegenover de politie zijn afgelegd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte met geweld geld van [aangeefster01] heeft gepakt, waarbij de verdachte tijdens het gevecht [aangeefster02] heeft geduwd waardoor [aangeefster02] met haar hoofd op een tafel is gevallen. Anders dan de verdediging heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de feitelijke gang van zaken de verdachte weldegelijk het opzet had op de mishandeling.
Feit 2 (primair):
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft de aangeefster [aangeefster01] met beide handen bij de keel gegrepen en haar keel dichtgeknepen. Tevens heeft hij haar in het gezicht en tegen de ribben geslagen en gestompt.
De vraag doet zich vervolgens voor hoe dit handelen kan worden gekwalificeerd.
Allereerst geldt dat het enkele in het gezicht en tegen de ribben slaan of stompen niet per definitie leidt tot (de kans op) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De vraag of de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel dan wel kan worden aangenomen door het (met kracht) bij de keel grijpen en de keel dicht te knijpen beantwoordt de rechtbank ontkennend, nu op grond van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de keel van aangeefster zodanig krachtig én lang heeft dichtgeknepen dat de kans op het ontstaan van zodanig (hersen)letsel bij aangeefster aannemelijk is te achten.
4.1.3.
Conclusie
Dit betekent dat niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en van dat feit zal worden vrijgesproken.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1, het onder 2 subsidiair en het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, op 18 september 2021 te [plaats01] ,
een geldbedrag
dat geheel aan [aangeefster01] toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen die [aangeefster01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, door
- aan het lichaam van die [aangeefster01] te trekken en tegen de grond te
duwen en
-vervolgens die [aangeefster01] met beide handen met kracht bij de keel te grijpen
en/of vervolgens de keel van die [aangeefster01] met kracht dicht te
knijpen en/of
- vervolgens die [aangeefster01] in het gezicht en t
egenhet hoofd
en de ribben te slaan en/of te stompen.
2 ( subsidiair).
hij, op 18 september 2021 te [plaats01] ,
zijn moeder, [aangeefster01] ,
heeft mishandeld door
- aan het lichaam van die [aangeefster01] te trekken en tegen de grond te
duwen en
- vervolgens die [aangeefster01] met beide handen met kracht bij de keel te grijpen
en vervolgens de keel van die [aangeefster01] met kracht dicht te
knijpen en
- vervolgens die [aangeefster01] in het gezicht en
tegen
en de ribben te slaan en/of te stompen.
3.
hij
op 18 september 2021
te [plaats01]
[aangeefster02] heeft mishandeld
door
- die [aangeefster02] één
maaltegen het lichaam te duwen
waarbij
- vervolgens die [aangeefster02] door voornoemde duw met het hoofd,
tegen de punt/hoek van een glazen tafel ten val kwam en
waardoor
- die [aangeefster02] pijn en letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de feiten 1 en 2 subsidiair:
de eendaadse samenloop van:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
mishandeling, begaan tegen zijn moeder;
feit 3:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een diefstal met geweld. Om geld te bemachtigen voor drugs heeft hij het slachtoffer - zijn eigen hoogbejaarde moeder - tegen de grond geduwd. Hij heeft haar bij de keel gegrepen, haar keel dichtgeknepen en haar meerdere keren geslagen. Vervolgens heeft de verdachte geld uit haar handen getrokken en is gevlucht.
De verdachte heeft ook zijn aanwezige zus, die probeerde haar moeder te beschermen, mishandeld door haar te duwen, waardoor zij ten val is gekomen en met haar hoofd tegen een glazen tafel terecht is gekomen.
Het gaat om ernstige feiten, waarbij de verdachte enkel oog heeft gehad voor geldelijk gewin om drugs te kunnen aanschaffen. Hij heeft daarbij niet geschuwd om in de woning van zijn eigen moeder, een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen, geweld tegen zijn eigen moeder en zus te gebruiken. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Uit de rapporten van Reclassering Nederland van 3 december 2021, 3 maart 2021 en 27 september 2022 blijkt onder meer dat verdachte bekend is met ernstige verslavingsproblematiek. Een eerdere behandeling in een verslavingskliniek werd door de verdachte na een verblijf van drie dagen afgebroken. De verdachte beschikt niet over probleeminzicht en het ontbreekt hem aan interne motivatie om zijn verslaving aan te pakken. Het laatste over de verdachte opgemaakte rapport houdt in dat de verdachte zich niet houdt aan de hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden. De verdachte overtreedt het locatieverbod en ondanks het middelenverbod is sprake van middelengebruik. De verdachte trekt zijn eigen plan en ondanks de ingezette hulpverlening is het niet gelukt gedragsverandering te bewerkstelligen, om zo het recidiverisico te verlagen. Het reclasseringstoezicht heeft op deze manier geen meerwaarde.
De verdachte lijkt ook geen meerwaarde te zien in behandeling in verdere behandeling bij het Forensische Fact van Antes en hij heeft bij zijn behandelaar verklaard geen behoefte te hebben aan een afspraak met haar. De reclassering concludeert dat zij op de korte termijn geen mogelijkheden zien om met voorwaarden en/of toezicht de recidiverisico’s te beperken. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Psycholoog [naam01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 29 december 2021. Dit rapport houdt - samengevat - in dat bij verdachte, naast een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne, sprake is van een ongespecificeerde psychotische stoornis (mogelijk schizofrenie). Dit was ten tijde van het ten laste gelegde aan de orde,
behalve mogelijk de stoornis in het gebruik van cannabis. Het is niet duidelijk of
deze op dat moment al in remissie is.
Omdat het, gezien de ontkenning van verdachte, niet mogelijk is om een analyse op te stellen van het ten laste gelegde, is het niet mogelijk om een volledige risicoprognose te geven. Omdat betrokkene eerder is veroordeeld wegens onder andere diefstal en huiselijk geweld, kan op basis daarvan een risicotaxatie worden gedaan die een algemeen beeld geeft op het risico op recidive in (gewelddadig) delictgedrag. Uit de gestructureerde risicotaxatie komt een hoog aantal risicofactoren naar voren en een matig aantal beschermende factoren. Bij verdachte is sprake van beperkte vaardigheden, hetgeen in combinatie met zijn psychotische stoornis en neiging tot zelfoverschatting, het risico op middelengebruik en delictgedrag doet toenemen.
Gezien de ontkenning van betrokkene en de beperkte collaterale informatie, kunnen er geen conclusies worden getrokken omtrent behandeling binnen een strafrechtelijk kader.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Gelet op de inhoud van de over de verdachte uitgebrachte rapporten, ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte op te leggen. Bijzondere voorwaarden, in het kader waarvan een voorwaardelijk strafdeel zou zijn aangewezen, zijn niet geadviseerd.
Aan de verdachte zal een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank legt een aanzienlijk lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft allereerst in aanmerking genomen dat de aangiften, die - mede - ten grondslag liggen aan de thans bewezen feiten, kennelijk niet zozeer zijn gedaan om te bewerkstelligen dat de verdachte daarvoor zou worden vervolgd, maar met name lijken te zijn ingegeven door de uitdrukkelijke wens dat aan de verdachte hulp wordt geboden bij de aanpak van zijn drugsproblemen.
Daarnaast spreekt de rechtbank de verdachte vrij van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Ten slotte is met betrekking tot de onder 1 en 2 (subsidiair) bewezenverklaarde feiten sprake is van een strafbeperkende samenloopbepaling.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door de officier van justitie geëiste maatregel als bedoeld in artikel 38v aan de verdachte op te leggen.
De wens van de moeder van de verdachte is in dat opzicht onduidelijk, hetgeen ook blijkt uit de verklaring die door haar tegenover de rechter-commissaris als getuige is afgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Het bevel tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 22 december 2022 is afzonderlijk geminuteerd;

8..Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
Bij vonnis van 1 juni 2018 van de meervoudige kamer in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het meermalen medeplegen van een poging tot afpersing veroordeeld - voor zover van belang - tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan een gedeelte groot 167 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van deze vonnissen en voor het einde van de proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan de vonnissen verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij vonnis van 4 maart 2019 aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf en van het voorwaardelijk gedeelte van de bij vonnis van 1 juni 2018 aan de verdachte opgelegde straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 55, 57, 300, 304 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 175 (honderdvijfenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 4 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 167 dagen, van de bij vonnis van 1 juni 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. N. Freese en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 januari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 18 september 2021 te [plaats01] ,
(een) geld(bedrag) ter waarde van 150 euro, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan [aangeefster01] , in elk geval aan een ander toebehoord(e)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [aangeefster01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- ( met kracht) aan het lichaam van die [aangeefster01] te trekken en/of tegen de grond te
duwen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster01] met beide handen (met kracht) bij de keel te grijpen
en/of vast te pakken en/of vervolgens de keel van die [aangeefster01] (met kracht) dicht te
knijpen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster01] (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd
en/of de ribben, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- ( vervolgens met kracht) met een bezem en/of een stok, althans een soortgelijk
voorwerp, op/tegen de ribben, althans het lichaam, te slaan;
2
hij, op of omstreeks 18 september 2021 te [plaats01] ,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangeefster01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- die [aangeefster01] met beide handen (met kracht) bij de keel heeft gegrepen en/of heeft
vastgepakt en/of vervolgens de keel van die [aangeefster01] (met kracht) heeft
dichtgeknepen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster01] (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd
en/of de ribben, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 18 september 2021 te [plaats01] ,
zijn moeder, [aangeefster01] ,
heeft mishandeld door
- ( met kracht) aan het lichaam van die [aangeefster01] te trekken en/of tegen de grond te
duwen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster01] met beide handen (met kracht) bij de keel te grijpen
en/of vast te pakken en/of vervolgens de keel van die [aangeefster01] (met kracht) dicht te
knijpen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster01] (met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd
en/of de ribben, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- ( vervolgens met kracht) met een bezem en/of een stok, althans een soortgelijk
voorwerp, op/tegen de ribben, althans het lichaam, te slaan;
3.
hij
op of omstreeks 18 september 2021
te [plaats01]
[aangeefster02] heeft mishandeld
door
- die [aangeefster02] één of meerdere malen (met kracht) tegen het lichaam te duwen en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster02] door voornoemde duw met het hoofd, althans het lichaam,
tegen de punt/hoek van een glazen tafel ten val kwam en/of
- die [aangeefster02] door voornoemde duw en/of val pijn en/of letsel heeft bekomen.