In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting ServiceOrganisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA) en een gedaagde die zelf procedeert. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 februari 2023, waarin de kantonrechter oordeelde dat het door Stichting SODA gevorderde bedrag van € 15,02 toewijsbaar was. Tevens werd Stichting SODA in de gelegenheid gesteld om de schade van € 131,00 nader te onderbouwen. De gedaagde had bij het tanken niet kunnen betalen en had een schuldbekentenis ondertekend, waarin hij aangaf de onbetaalde rekening binnen 24 uur te zullen voldoen, wat niet is gebeurd. Hierdoor heeft het tankstation Stichting SODA ingeschakeld voor incasso.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de stellingen van Stichting SODA niet heeft weersproken, waardoor deze als vaststaand worden aangenomen. De kantonrechter oordeelt dat Stichting SODA voldoende heeft aangetoond dat er redelijke kosten zijn gemaakt om de schade vast te stellen en dat het gevorderde bedrag van € 131,00 toewijsbaar is. Na verrekening van een eerder betaald bedrag van € 97,34 resteert er een hoofdsom van € 48,68 die ook wordt toegewezen. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00 en wettelijke rente toegewezen.
De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 313,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kantonrechter wijst al het andere af. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. W.J.J. Wetzels.