Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 10 mei 2023, met bijlagen;
- het herstelexploot van 25 mei 2023;
- het schriftelijke verweer en de tegeneis van [gedaagde01] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die op 20 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser01], en de verhuurder, aangeduid als [gedaagde01]. De huurder had de verhuurder aangesproken op het herstel van onderhoudsgebreken in de door hem gehuurde dubbele bovenwoning. De Huurcommissie had eerder, op 9 juni 2022, de huurprijs verlaagd van € 650,00 naar € 195,00 per maand vanwege ernstige onderhoudsgebreken die de bewoonbaarheid van de woning in gevaar brachten. Ondanks herhaalde verzoeken van de huurder om de gebreken te herstellen, was de verhuurder hier niet op ingegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 werd duidelijk dat de huurder zijn medewerking aan het herstel niet weigerde, zoals de verhuurder had gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de verhuurder verplicht was om de gebreken te herstellen en dat er voldoende spoedeisend belang was voor de huurder om deze vordering in kort geding te doen. De rechter heeft de verhuurder veroordeeld om binnen zes maanden na de uitspraak de gebreken te herstellen, met een dwangsom van € 250,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 25.000,00.
Daarnaast werd de verhuurder veroordeeld om de proceskosten van de huurder te vergoeden, die in totaal € 745,49 bedroegen. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de huurder direct aanspraak kan maken op de veroordelingen, ook al kan de verhuurder mogelijk in hoger beroep gaan. De tegeneis van de verhuurder om de huurder te verplichten medewerking te verlenen aan bezichtigingen voor de verkoop van het pand werd afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat de huurder hieraan niet meewerkte.