In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en de gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02], die niet zijn verschenen. Woonplus had een vordering ingesteld tot betaling van een huurachterstand van € 3.184,33 en had aanvankelijk ook ontruiming van de woning geëist. De gedaagden waren correct opgeroepen, maar zijn niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Woonplus stelde dat [gedaagde01] de woning zonder toestemming gedeeltelijk had onderverhuurd aan [gedaagde02] en dat de huurovereenkomst onder invloed van bedrog en dwaling tot stand was gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2023 heeft Woonplus haar vorderingen ten opzichte van de onbekende bewoners ingetrokken en enkel de vordering tot betaling van de huurachterstand gehandhaafd. De kantonrechter oordeelde dat Woonplus een spoedeisend belang had bij de vordering, vooral omdat [gedaagde01] mogelijk naar Curaçao zou vertrekken. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand toegewezen en de gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.150,03. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.