ECLI:NL:RBROT:2023:5859

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/10/660487 / KG ZA 23-529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming van woning in kort geding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, heeft eiseres, wonende te Schiedam, een verbod gevorderd tegen de ontruiming van haar woning door Woonplus, terwijl er nog een hoger beroep loopt. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen. De achtergrond van de zaak is dat de kantonrechter op 12 mei 2023 de huurovereenkomst tussen eiseres en Woonplus heeft ontbonden, omdat eiseres in strijd met de huurovereenkomst haar dochter en haar kinderen in de woning heeft laten wonen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis van de kantonrechter en dat de vordering van eiseres om de ontruiming te verbieden niet kan worden toegewezen. Eiseres heeft niet aangetoond dat er een noodtoestand bestaat die de ontruiming zou rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst erop dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de kantonrechter al is gemotiveerd en dat er geen nieuwe feiten zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Woonplus zijn begroot op € 1.372,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/660487 / KG ZA 23-529
Vonnis in kort geding van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Schiedam,
eiseres,
advocaat mr. F. Ergec te Bergen op Zoom,
tegen
STICHTING WOONPLUS SCHIEDAM,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Dibbets te Amsterdam.
Partijen worden hierna [eiseres01] en Woonplus genoemd.

1..Waar gaat de zaak over?

1.1.
In dit executiegeschil vordert [eiseres01] Woonplus te verbieden haar woning te laten ontruimen terwijl de hoger beroepsprocedure nog loopt. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af en dit wordt als volgt toegelicht.

2..De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 26 juni 2023;
  • producties 1 tot en met 5 van [eiseres01] ;
  • producties 1 en 2 van Woonplus;
  • de pleitnota van Woonplus.
2.2.
Op 4 juli 2023 vond de mondelinge behandeling plaats.

3..De beoordeling

3.1.
Met ingang van 4 augustus 2014 huurt [eiseres01] van Woonplus een woning, gelegen te [plaats01] aan de [adres01] (hierna: ‘de woning’).
3.2.
De dochter van [eiseres01] , [naam01] , woont sinds juli 2020 met haar kinderen in de woning. Ook de zoon van [eiseres01] , [naam02] , woont in de woning.
3.3.
In een door Woonplus gestarte procedure heeft de kantonrechter in Rotterdam bij vonnis van 12 mei 2023 de huurovereenkomst tussen [eiseres01] en Woonplus ontbonden. Daarbij is [eiseres01] veroordeeld om de woning binnen één maand na betekening van het vonnis te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege haar bevinden. De kantonrechter heeft daartoe het volgende, voor zover nu van belang, overwogen:
(..)
“4.3. [naam01] (dochter van [eiseres01] ) woont sinds juli 2020 met haar kinderen in het gehuurde. Dit is niet zonder meer toegestaan. In de huurovereenkomst staat immers dat het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte voor [eiseres01] (en de leden van haar gezin). Met deze bepaling is niet bedoeld dat het gehuurde door de kinderen en de kleinkinderen van [eiseres01] mag worden gebruikt. De dochter van [eiseres01] is inmiddels immers meerderjarig, heeft een eigen gezin en een eigen huis. Zij wordt daarom niet meer beschouwd als lid van het gezin van [eiseres01] zoals bedoeld in de huurovereenkomst. [eiseres01] heeft niet aangevoerd op grond waarvan deze bepaling anders moet worden uitgelegd. De woning is dus in beginsel niet bestemd om te worden gebruikt door [naam01] . Zij mag daar dan ook niet zomaar met haar kinderen wonen.
(..)
4.6.
Deze tekortkomingen rechtvaardigen ontbinding van de huurovereenkomst. [naam01] is in eerste instantie met haar gezin in het gehuurde komen wonen omdat hun eigen huis onbewoonbaar was en [naam01] er mentaal gezien slecht aan toe was. Het was op dat moment dan ook begrijpelijk dat [eiseres01] aan het gezin van haar dochter onderdak en ondersteuning wilde verschaffen. De situatie duurt inmiddels echter al bijna drie jaar voort. Woonplus heeft [eiseres01] in 2020 al meermaals aangesproken op het inwonen en heeft daarbij uitgelegd dat dit niet is toegestaan. [eiseres01] heeft daarop destijds aangegeven dat zij op korte termijn zouden vertrekken. Dit is echter niet gebeurd, terwijl het voor [eiseres01] dus duidelijk was dat de woonsituatie niet was toegestaan. [eiseres01] heeft verder niet uitgelegd op grond waarvan zij er daarna van uit mocht gaan dat de inwoning toch was toegestaan. Ook in deze procedure heeft [eiseres01] niet aangevoerd dat haar dochter op zoek is naar eigen woonruimte en het gehuurde dus op relatief korte termijn zal verlaten. Dit terwijl [naam01] volgens [eiseres01] weer een baan heeft en het beter met haar gaat.
(..)
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Woonplus als sociale verhuurder groot belang heeft om over de woning te kunnen beschikken zonder dat zij een eventueel hoger beroep moet afwachten. Zij kan de woning dan immers verhuren aan een huurder op de wachtlijst die welrecht op het verblijf in de woning heeft. Het enkele feit dat de ontruiming ingrijpende gevolgen zal hebben, is dan ook onvoldoende om af te zien van de uitvoerbaarheid bij voorraad.(..)”
3.4.
Op 30 mei 2023 is bij deurwaardersexploot de ontruiming van de woning aangezegd tegen 6 juli 2023 vanaf 09:00 uur.
3.5.
In dit kort geding vordert [eiseres01] (kort gezegd) Woonplus te verbieden de woning te laten ontruimen hangende de hoger beroepsprocedure, op straffe van een dwangsom en veroordeling van Woonplus in de kosten van dit geding.
3.6.
In onderhavige zaak, waarin nog een rechtsmiddel tegen de beslissing van 12 mei 2023 openstaat, gelden niet, zoals [eiseres01] betoogt, de criteria zoals verwoord in het arrest Ritzen/Hoekstra (HR 22-04-1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4575), maar zijn de criteria uit het Zeester arrest (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026) van toepassing. In het laatstgenoemde arrest is bepaald dat een uitgesproken veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, kan de eiser, naast het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, uitsluitend aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die zich na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die volgens eiser rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.7.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de uitvoerbaarheid bij voorraad is gemotiveerd in het vonnis van 12 mei 2023. Dit betekent dat in dit executiegeschil geen belangenafweging wordt gemaakt omdat die al heeft plaatsgevonden bij het oordeel over de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring. [eiseres01] betoogt op het laatste moment dat de motivering van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring gebrekkig is, omdat bij de overweging om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, de suïcidaliteit van [naam01] niet is overwogen. Echter, als de kantonrechter in het kader van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring al had moeten ingaan op dit standpunt van [eiseres01] , dan is hooguit (mogelijk) sprake van een onvoldoende gemotiveerde uitvoerbaar bij voorraad verklaring (HR 13 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:429) en dat kan niet worden aangemerkt als een evidente misslag.
3.8.
[eiseres01] stelt dat het vonnis van 12 mei 2023 een kennelijke misslag bevat. Een kennelijke misslag moet een evident in het oog springend aspect zijn. De misslag moet ook direct uit het vonnis blijken. Volgens [eiseres01] ziet de kennelijke misslag erop dat de kantonrechter een bewijsaanbod van [eiseres01] , tot het leveren van bewijs van de reden waarom [naam01] en haar kinderen in de woning wonen, heeft gepasseerd. Volgens de voorzieningenrechter is van een kennelijke misslag geen sprake, omdat niet evident uit het vonnis blijkt dat de kantonrechter het bewijsaanbod van [eiseres01] heeft gepasseerd. Bovendien heeft [eiseres01] een voorwaardelijk bewijsaanbod gedaan voor het geval Woonplus zou betwisten dat [naam01] in een fragiele psychische toestand verkeerde. Of Woonplus dit in de procedure bij de kantonrechter inderdaad heeft betwist, kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Sterker nog: uit r.o. 4.6 van het vonnis blijkt dat de kantonrechter heeft aangenomen dat het gezien de medische situatie van [naam01] destijds (in 2020) begrijpelijk was dat [eiseres01] haar en haar kinderen in huis nam.
3.9.
Daarnaast stelt [eiseres01] zich op het standpunt dat als het vonnis van 12 mei 2023 nu ten uitvoer wordt gelegd en zij de woning moet ontruimen, er een noodtoestand ontstaat. Ter zitting heeft [eiseres01] erkend dat het enkele feit dat zij als gevolg van de ontruiming geen dak meer boven haar hoofd heeft, geen noodtoestand oplevert. Volgens [eiseres01] ontstaat er een noodtoestand voor [naam01] , omdat haar psychische klachten dan zullen toenemen en [eiseres01] vreest dat [naam01] wederom een zelfmoordpoging doet. Nergens blijkt uit dat de psychische situatie van [naam01] nog altijd, althans op dit moment, dermate kritiek is dat dit een noodtoestand oplevert als [eiseres01] de woning moet ontruimen. Immers, de medische gegevens van [naam01] die [eiseres01] heeft aangeleverd hebben slechts betrekking op de periode december 2020 tot juli 2021. Bovendien zijn dit omstandigheden die [naam01] betreffen terwijl zij geen procespartij is in deze procedure. Dat er voor [eiseres01] zelf een noodtoestand ontstaat na ontruiming van de woning heeft zij niet aannemelijk gemaakt.
3.10.
Samenvattend betekent het voorgaande dat de voorzieningenrechter geen aanleiding ziet om hangende de hoger beroepsprocedure, Woonplus te verbieden [eiseres01] te laten ontruimen. De vorderingen van [eiseres01] worden dus afgewezen en zij wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonplus worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
€ 696,00
Totaal € 1.372,00

4..De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres01] in de proceskosten, aan de zijde van Woonplus tot op heden begroot op € 1.372,00,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en door mr. C. Sikkel ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.3608/2009