ECLI:NL:RBROT:2023:5860

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
53814
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onjuiste stamboom van de dekreu en DNA-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres, wonende te Nijkerkerveen, en gedaagden, beiden wonende te Dordrecht. Eiseres heeft schadevergoeding gevorderd van gedaagden omdat de stamboom van de dekreu, die door gedaagden ter beschikking was gesteld voor dekkingen, niet correct bleek te zijn. Eiseres heeft een hond, [naam hond01], ter beschikking gesteld voor twee dekkingen, maar na DNA-onderzoek is gebleken dat de afstamming niet klopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden niet in staat zijn geweest om tegenbewijs te leveren tegen de conclusies van het deskundigenrapport. Hierdoor is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die eiseres heeft geleden door de onjuiste stamboom.

De rechtbank heeft de schade berekend op een totaalbedrag van € 6.618,02, inclusief kosten voor de dekkingen, DNA-onderzoek en andere gerelateerde kosten. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat gedaagden de proceskosten moeten vergoeden, die zijn vastgesteld op € 3.019,79. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiseres het toegewezen bedrag kan vorderen voordat de uitspraak in hoger beroep is behandeld. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de wettelijke rente over het schadebedrag verschuldigd is vanaf 5 februari 2013, de datum waarop de tweede dekking heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zaaknummer/rolnummer: C/10/53814/HA ZA 17-1017
datum uitspraak: 12 juli 2023 (bij vervroeging)
Vonnis
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Nijkerkerveen,
eiseres,
advocaat: mr. Bruinsma,
tegen

1..[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02] ,
beiden wonende te Dordrecht,
gedaagden,
advocaat: mr. I.E. Boissevain.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 7 december 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • het deskundigenrapport van 8 maart 2023;
  • de reacties van partijen van 3 en 31 mei 2023 op het deskundigenrapport.

2..De verdere beoordeling

Samenvatting van de zaak en conclusie
2.1.
Een hond ( [naam hond01] ) van [gedaagde01] c.s. is tweemaal aan [eiseres01] ter beschikking
gesteld voor dekkingen. [eiseres01] stelt dat zij schade heeft geleden, omdat achteraf is
gebleken dat de afstamming van [naam hond01] niet juist is. In de stamboom van [naam hond01] staat dat [naam hond02] zijn moeder is. In het tussenvonnis van 16 mei 2018 heeft de rechtbank voorshands bewezen geacht dat [naam hond01] niet de zoon van [naam hond02] is. [gedaagde01] c.s. is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. In dat kader heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen. Daarmee is het tegenbewijs niet geleverd. In het tussenvonnis is ook al geoordeeld dat [eiseres01] heeft voldaan aan haar klachtplicht. Daarom moet [gedaagde01] c.s. de schade betalen die [eiseres01] heeft geleden doordat de stamboom van [naam hond01] niet juist is. Dat is een totaalbedrag van € 6.618,02. Hierna wordt uitgelegd waarom dit de uitkomst is.
Geen tegenbewijs geleverd
2.2.
Vast staat dat de honden [naam hond01] (die door [eiseres01] is gebruikt voor twee dekkingen) en [naam hond03] dezelfde vader hebben, namelijk [naam hond04] . Ook staat vast dat [naam hond02] de moeder is van [naam hond03] . In geschil is of [naam hond02] ook de moeder is van [naam hond01] . De deskundige heeft een ‘sibling test’ gedaan met de DNA-profielen van [naam hond01] en [naam hond03] . Andere testen om vast te stellen of [naam hond02] de moeder is van [naam hond01] waren niet mogelijk, omdat de honden waar het over gaat allemaal zijn overleden en er geen andere DNA-profielen beschikbaar zijn om te vergelijken. In het tussenvonnis van 16 mei 2018 is al geoordeeld dat [eiseres01] binnen bekwame tijd heeft geklaagd. De omstandigheid dat alleen de ‘sibling test’ nog mogelijk was, kan daarom niet aan [eiseres01] worden verweten.
2.3.
De deskundige komt tot de conclusie dat het heel onwaarschijnlijk (waarschijnlijkheidswaarde 0,001) is dat [naam hond01] en [naam hond03] dezelfde moeder hebben. Met deze uitkomst is het volgens de deskundige vrijwel uitgesloten dat [naam hond01] en [naam hond03] volle broers zijn. [gedaagde01] c.s. vindt de berichtgeving van de deskundige ‘zeer summier’, vindt dat uitleg ontbreekt over welke test is uitgevoerd en dat het onderzoek (dus) voor buitenstaanders niet verifieerbaar of herhaalbaar is. Inhoudelijke bezwaren heeft [gedaagde01] c.s. niet geuit. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank het rapport van de deskundige gebruikt als input om te bepalen of [gedaagde01] c.s. erin is geslaagd om het van haar verlangde tegenbewijs te leveren. In dat kader is het rapport opgesteld. Het rapport heeft geen algemeen informatief doel richting derden/buitenstaanders. Voor zover [gedaagde01] c.s. dat heeft bedoeld, heeft de rechtbank geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd en het rapport is opgemaakt. Daarom wordt uitgegaan van de inhoud daarvan. De deskundige heeft weliswaar aangegeven dat er een kleine afwijking mogelijk is - omdat niet vaststaat dat [naam hond01] raszuiver is - maar gelet op de uitkomst is het ook met een kleine afwijking duidelijk dat het tegenbewijs niet is geleverd.
2.4.
Voor de verdere beoordeling wordt ervan uitgegaan dat [naam hond02] niet de moeder is van [naam hond01] . Dat betekent dat de afstamming van [naam hond01] zoals vermeld in de stamboom, niet juist is.
Schade
2.5.
In het tussenvonnis van 24 oktober 2018 staat onder 4.2 het volgende: ‘Indien komt vast te staan dat de gegevens behorend bij het stamboeknummer van [naam hond01] niet overeenkomen met zijn genetische afkomst, dan zijn [gedaagde01] c.s. tekortgeschoten jegens [eiseres01] en in beginsel gehouden de als gevolg daarvan geleden schade te vergoeden.’ Het staat vast dat de afstammingsgegevens van [naam hond01] niet kloppen en dat (correcte) nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is. De schade die [eiseres01] daardoor heeft geleden, moet [gedaagde01] c.s. vergoeden. Hierna worden de schadeposten besproken.
Kosten dekkingen [naam hond01] (schadeposten a en b)
2.6.
[gedaagde01] c.s. en [eiseres01] hebben een overeenkomst gesloten waarbij [gedaagde01] c.s. [naam hond01] tegen betaling ter beschikking zou stellen voor twee dekkingen. Voor één dekking heeft [eiseres01] € 900,- betaald. Dat bedrag is als schade aan te merken. De dekking heeft namelijk niet plaatsgevonden door een reu met een juiste stamboom, terwijl partijen het erover eens zijn dat dat wel is overeengekomen. Voor de andere dekking heeft [eiseres01] geen geldbedrag aan [gedaagde01] c.s. betaald, maar een pup ter beschikking gesteld aan
[gedaagde01] c.s. Er zijn dus weliswaar geen kosten gemaakt voor deze dekking, maar er is wel sprake van gederfde inkomsten. Als [eiseres01] de pup had kunnen verkopen na een dekking zoals afgesproken, had zij daar geld voor ontvangen. Niet in geschil is dat de prijs voor een dergelijke pup (met stamboom) € 1.000,- is. Daarom is dit bedrag als schade toewijsbaar.
De reiskosten voor de dekkingen van € 64,60 worden ook toegewezen. Die zijn ‘voor niets’ gemaakt, omdat de dekkingen niet zijn gedaan zoals afgesproken. Doordat de stamboom van [naam hond01] niet klopt, zijn de afstammelingen immers ook geen ‘stamboomhonden’.
Kosten fokteef [naam hond05] (schadeposten c, d, e en f)
2.7.
Alle kosten die [eiseres01] heeft gemaakt ‘aan’ de hond die door [naam hond01] is gedekt, zijn aan te merken als schade. Doordat [naam hond01] geen juiste stamboom heeft, zijn die immers ook ‘voor niets’ gemaakt. Tegen de hoogte van de gevorderde bedragen is geen verweer gevoerd. [gedaagde01] c.s. heeft alleen aangevoerd dat de kosten ook gemaakt zouden zijn als ‘ [naam hond05] ’ door een andere reu zou zijn gedekt. Dat is inderdaad zo, maar in dit geval is afgesproken dat de dekking plaats zou vinden met een reu met stamboom en dat is niet gebeurd. Daarom zijn de kosten in dit geval aan te merken als schade. Deze schadeposten samen zijn € 898,21. Dit bedrag wordt toegewezen.
Kosten DNA-onderzoek [naam hond03] (schadeposten g en h)
2.8.
[gedaagde01] c.s. voert aan dat [eiseres01] allemaal kosten maakt die alleen zijn gebaseerd op vermoedens, zo ook de kosten voor DNA-onderzoek. Inmiddels zijn de vermoedens van [eiseres01] echter bevestigd. Daarmee staat ook vast dat [eiseres01] kosten ter vaststelling van de schade heeft mogen maken en dat [gedaagde01] c.s. die moet vergoeden. De gemaakte kosten van € 97,21 voor het DNA-onderzoek en de reiskosten zijn redelijk.
Kosten DNA-onderzoek puppy’s (schadepost i)
2.9.
[gedaagde01] c.s. betwist niet dat [eiseres01] deze kosten (€ 158,-) heeft gemaakt en dat het ook redelijk en gebruikelijk is om deze kosten te maken. [gedaagde01] c.s. voert op dit punt hetzelfde verweer als ten aanzien van enkele andere schadeposten, te weten dat de kosten ook zouden zijn gemaakt als de stamboom van [naam hond01] wel juist zou zijn geweest. Dat verweer wordt ook hier verworpen, onder verwijzing naar de motiveringen hiervoor. Samengevat komen die hier op neer: ‘de kosten zijn voor niets gemaakt’.
Schadevergoeding kopers puppy’s (schadepost j)
2.10.
[gedaagde01] c.s. voert aan dat [eiseres01] deze schade zelf heeft veroorzaakt door ‘uitsluitend op basis van vermoedens te handelen’. Daarom vindt [gedaagde01] c.s. dat deze kosten voor rekening van [eiseres01] moeten blijven. Inmiddels zijn de vermoedens van [eiseres01] echter bevestigd, waardoor vaststaat dat zij terecht – weliswaar toen nog onverplicht – aan enkele kopers een ‘korting’ van 50% op de koopprijs van € 1.000,- heeft gegeven. Niet in geschil is dat [eiseres01] met de kopers heeft afgesproken dat zij een puppy met stamboom zouden kopen. Ook als [eiseres01] de puppy’s als ‘huisdier’ (en niet als fokdier) heeft verkocht, staat nu vast dat [eiseres01] niet heeft geleverd wat is afgesproken. Niet is betwist dat [eiseres01] door de andere kopers ook aansprakelijk is gesteld. Dat [eiseres01] de korting (mogelijk) nog niet aan alle kopers heeft betaald, betekent niet dat het niet als schade is aan te merken. [eiseres01] is ten opzichte van alle kopers schadeplichtig. Gelet op de tekortkoming, is een korting van 50% niet onredelijk hoog. Daarom wordt het gevorderde bedrag van € 3.500,- toegewezen (7 x 50% korting op de aankoopprijs van € 1.000,-).
Gederfde inkomsten en kosten fokteef [naam hond06] en dekreu [naam hond07] en kosten vervangende dekreu (schadepost k, l, m, n, o, p, q en r)
2.11.
De overeenkomst tussen [gedaagde01] c.s. en [eiseres01] omvatte niet de garantie dat de nakomelingen geschikt zouden zijn als fokdieren. Hoogstens is overeengekomen dát er nakomelingen zouden komen, maar de eigenschappen daarvan zijn niet overeengekomen. Een garantie op de ‘kwaliteit’ van de puppy’s kan ook onmogelijk worden gegeven. Zelfs als de stamboom van [naam hond01] wel zou kloppen, kan niet met zekerheid worden gezegd dat zijn nakomelingen geschikt zouden zijn als fokdieren. Deze schadeposten zijn daar wel op gebaseerd en worden daarom afgewezen.
Goodwillschade (schadepost s)
2.12.
Uit de onderbouwing van [eiseres01] blijkt dat zij met deze post doelt op schade die zij lijdt door gemiste fokmogelijkheden in verband met ‘naamsbeschadiging’. [eiseres01] vreesde dat zij zou worden ‘gelinkt’ aan de ‘dubieuze praktijken van [gedaagde01] ’ waardoor potentiële klanten zouden afhaken. [gedaagde01] c.s. heeft betwist dat [eiseres01] ‘goodwillschade’ lijdt. In reactie daarop heeft [eiseres01] in de loop van de procedure niet nader onderbouwd of aangetoond dat dit wel het geval is. Er kan daarom geen schade op dit punt worden vastgesteld en toegewezen.
Rente
2.13.
Over schadevergoeding is geen wettelijke handelsrente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119a BW. Wel is [gedaagde01] c.s. over het toegewezen schadebedrag de reguliere wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 BW. Verzuim is niet vereist, omdat nakoming blijvend onmogelijk is. De rechtbank zal de rente toewijzen vanaf 5 februari 2013: de datum waarop de tweede dekking heeft plaatsgevonden.
Proceskosten
2.14.
[gedaagde01] c.s. is de in het ongelijk gestelde partij en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De rechtbank stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 104,79 aan dagvaardingskosten, € 883,- aan griffierecht en € 2.032,- aan salaris voor de gemachtigde (4 punten x € 508,-). Dit is totaal € 3.019,79. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] c.s. een bedrag betalen van € 173,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
[gedaagde01] c.s. moet ook de kosten voor de deskundige van € 809,20 betalen. Er is door de partijen geen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de factuur van de deskundige en de rechtbank acht de kosten, gelet op het verrichte onderzoek en het tijdsverloop, ook redelijk. [gedaagde01] c.s. heeft al een voorschot van € 548,70 betaald, zodat een bedrag van € 260,50 resteert.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk om binnen twee keer 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres01] te betalen € 6.618,02 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 5 februari 2013 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 3.019,79;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. om het restant van de kosten voor de deskundige van € 260,50 binnen vier weken te betalen (het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) stuurt een nota met betaalinstructies);
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
2209