In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam over de herziening en terugvordering van haar bijstandsuitkering, alsook een opgelegde boete. De rechtbank behandelt de zaak op 7 juli 2023, waarbij eiseres en haar gemachtigde mr. E.B. Jobse aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. S. Duinhouwer.
De zaak betreft de Participatiewet (Pw) en de vraag of de stortingen en bijschrijvingen op de bankrekeningen van eiseres en haar minderjarige kinderen als inkomsten moeten worden aangemerkt. Verweerder heeft in eerdere besluiten een bedrag van € 4.558,97 teruggevorderd en een boete van € 980,- opgelegd wegens het niet melden van deze stortingen. Eiseres betwist de rechtmatigheid van deze besluiten en stelt dat de bedragen afkomstig zijn uit leningen die zij moet terugbetalen, en dat zij niet op de hoogte was dat deze bedragen relevant waren voor haar bijstandsuitkering.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft besloten tot herziening van de bijstandsuitkering en de terugvordering van het te veel betaalde bedrag. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door de stortingen en bijschrijvingen niet te melden. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat deze bedragen, ongeacht hun herkomst, als inkomsten moeten worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de opgelegde boete van € 980,- passend is, gezien de recidive van eiseres in het schenden van de inlichtingenplicht. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terugbetaald.