ECLI:NL:RBROT:2023:5868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
ROT-23_639
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op basis van woonadresonderzoek onder de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet beoordeeld. Eiser, die een bijstandsuitkering ontving voor een alleenstaande, werd geconfronteerd met de intrekking van zijn uitkering per 25 augustus 2022, omdat verweerder meende dat hij niet op het opgegeven adres woonde. Dit besluit volgde na een huisbezoek en een onderzoek naar de woonsituatie van eiser, waarbij sterke aanwijzingen naar voren kwamen dat hij in de woning van zijn ex-partner verbleef.

De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de intrekking van de bijstandsuitkering. Eiser had niet gereageerd op een uitnodiging voor een gesprek over de rechtmatigheid van zijn bijstandsuitkering, wat leidde tot opschorting van de uitkering. Tijdens het huisbezoek op 25 augustus 2022 werden er geen persoonlijke bezittingen van eiser aangetroffen, en er waren aanwijzingen dat hij niet op het uitkeringsadres woonde. Eiser betwistte de bevindingen van verweerder en voerde aan dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde.

De rechtbank oordeelt dat de bevindingen van verweerder voldoende zijn om te concluderen dat eiser op de betreffende datum niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank acht de door eiser aangedragen verklaringen niet overtuigend genoeg om de conclusie van verweerder te weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de intrekking van de bijstandsuitkering per 25 augustus 2022 wordt gehandhaafd. Eiser krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/639

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam 1] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A. van de Weerd,
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, verweerder,
gemachtigde: [naam 1] .

De procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit op bezwaar van verweerder over de intrekking van eisers bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Bij besluit van 1 september 2022 heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser ingetrokken met ingang van 25 augustus 2022 omdat eiser niet op het opgegeven adres woont en is aan eiser een waarschuwing gegeven voor het schenden van de inlichtingenplicht. Met het besluit op bezwaar van 19 december 2022 heeft verweerder
de intrekking gehandhaafd (het bestreden besluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn dochter en de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Het geschil

Inleiding
2. Eiser ontving een bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Verweerder heeft eiser uitgenodigd voor een gesprek over de rechtmatigheid van de bijstand nadat uit vooronderzoek vermoedens waren gerezen dat eiser niet op het opgegeven adres [adres] (het uitkeringsadres) zou wonen. Nadat eiser geen gehoor had gegeven aan de uitnodiging voor een gesprek op 22 augustus 2022, heeft verweerder bij besluit van 22 augustus 2022 de uitkering van eiser opgeschort en hem in de gelegenheid gesteld zijn verzuim te herstellen door op 25 augustus 2022 bij een gesprek te verschijnen. Eiser is op 25 augustus 2022 verschenen. In aansluiting op dit gesprek vond een huisbezoek plaats. Verweerder heeft vervolgens op basis van alle bevindingen geconcludeerd dat eiser niet woont op het uitkeringsadres en om die reden het recht op bijstand ingetrokken per 25 augustus 2022 en eiser een waarschuwing gegeven.
Standpunt verweerder in het bestreden besluit3. Verweerder meent voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat eiser op 25 augustus 2022 niet op het uitkeringsadres woonde, zodat de bijstandsuitkering terecht per die datum is beëindigd. In een onderzoek naar de woonsituatie van eisers expartner was sprake van sterke aanwijzingen dat eiser in haar woning woonde, zodat onderzoek naar de woonsituatie van eiser werd ingesteld. Bij het huisbezoek aan de woning van eiser op 25 augustus 2022 zijn vervolgens geen verse levensmiddelen aangetroffen, terwijl eiser heeft verklaard iedere dag in de woning te eten en te koken. In de slaapkamer zijn geen kleding en/of verzorgingsartikelen van eiser aangetroffen, alleen van zijn dochter. In de badkamer stonden enkel verzorgingsproducten voor dames. Er was geen wasmand, ook waren er geen handdoeken aanwezig in de woning. Alleen in de hal zijn spullen van eiser aangetroffen: een kleine hoeveelheid kleding in de meterkast, waaronder slechts één onderbroek en één paar sokken. In de woning was ook geen recente administratie van eiser aanwezig, alleen gedateerde post. Bovendien was in de woning geen oplader aanwezig, terwijl eiser heeft verklaard een mobiele telefoon te gebruiken. Verder wijst verweerder erop dat bij twaalf waarnemingen voorafgaand aan het huisbezoek eisers auto nooit voor de woning op het uitkeringsadres is gezien, maar wel herhaaldelijk bij de woning van zijn expartner. Ook hebben eisers buren bij buurtonderzoek verklaard dat eiser er niet woont en alleen soms met een mevrouw post komt ophalen in de woning. Tot slot wijst verweerder erop dat het waterverbruik opmerkelijk laag is in de woning. Het waterverbruik tussen 19 oktober 2021 en 25 augustus 2022 was 11 m3 en voorafgaand daaraan was het waterverbruik ook lager dan dat van een gemiddeld eenpersoonshuishouden. Nu eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen juiste informatie over zijn woonadres te verschaffen maar als gevolg daarvan niet te veel bijstand is betaald, meent verweerder eiser op goede gronden een waarschuwing te hebben gegeven.
Standpunt eiser in beroep4. Eiser betoogt dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde, zodat geen sprake is van schending van de inlichtingenplicht. Verweerder is er volgens eiser niet in is geslaagd het tegendeel aannemelijk te maken. Voor de bevindingen bij het huisbezoek heeft eiser goede verklaringen. Eiser vindt het onderzoek van verweerder ook onvolledig en onzorgvuldig, omdat onvoldoende is gekeken naar zijn persoonlijke omstandigheden.
Eiser ziet bevestiging voor dit standpunt in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 13 september 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU3207.Eiser kan niet zelf koken, daarom zijn er geen levensmiddelen in de woning aangetroffen. Eiser eet elders of koopt magnetronmaaltijden in de supermarkt die hij meteen opeet. Op het moment van het huisbezoek moest eiser nog boodschappen doen, daarom werden er geen verse levensmiddelen aangetroffen. Het lage waterverbruik wordt verklaard uit het feit dat eiser vanwege zijn longproblemen nooit doucht. Hij gebruikt nitroglycerinespray en vochtige doekjes om zich schoon te houden. Omdat zijn kinderen steeds schone kleding voor hem meenemen en zijn zus in [plaatsnaam 2] voor hem de was doet, werd er geen kleding of was van eiser in de woning aangetroffen. Als hij naar [plaatsnaam 2] gaat, blijft hij daar enkele dagen logeren. Zijn zus heeft dit bevestigd in een verklaring. De omstandigheid dat hij elders eet, verklaart de constatering van de buurtbewoners dat hij overdag weinig thuis is. Hij slaapt wel altijd op het uitkeringsadres, tenzij hij bij zijn zus in [plaatsnaam 2] logeert. Eiser overlegt ter onderbouwing van dit standpunt een verklaring van zijn bovenbuurman.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat de bevindingen van verweerder in onderling verband en samenhang bezien op zichzelf de conclusie rechtvaardigen dat eiser op 25 augustus 2022 niet op het uitkeringsadres woonde. De rechtbank acht de door eiser in beroep aangedragen verklaringen voor die bevindingen onvoldoende overtuigend, zodat zij daar niet de door eiser gewenste conclusie aan verbindt dat die bevindingen wegens zijn persoonlijke levensstijl anders moeten worden geduid. Hieruit volgt niet dat daarmee onvoldoende is gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van eiser, zoals bedoeld in de door eiser aangehaalde uitspraak van de Raad. De rechtbank licht dit toe.
5.1.
De rechtbank acht voor dit oordeel in de eerste plaats van belang dat bij het huisbezoek geen kleding, verzorgingsproducten of persoonlijke bezittingen van eiser aanwezig waren in de woning. Ook werd er geen recente post van eiser, paspoort of een telefoonoplader in de woning aangetroffen en waren er nauwelijks levensmiddelen. Eiser kon alleen oude post van zichzelf tonen en een beperkte hoeveelheid kleding in de meterkast, waaronder slechts één paar sokken en één onderbroek in een stapel kleding op de grond van die kast. Dit levert duidelijke contra-indicaties op voor het hebben van het hoofdverblijf in de woning. Daar staat tegenover dat in de woning wel recente post en een paspoort van dochter [naam 2] zijn aangetroffen, in de kledingkast in de slaapkamer een aanzienlijke hoeveelheid dameskleding hing, er damesverzorgingsproducten in de badkamer stonden, er een laptop op het bed lag, een haarborstel op het nachtkastje en studieboeken op een tafeltje naast het bed, terwijl eiser bij het huisbezoek heeft verklaard dat deze spullen toebehoorden aan zijn dochter [naam 2] die de woning (ook) gebruikte om te studeren.
Dit komt niet overeen met de verklaring van eiser ter zitting dat dit spullen waren van zijn dochter die tot een jaar daarvoor bij eiser inschreven stond en vervolgens naar Duitsland is verhuisd (blijkens de gegevens uit de basisregistratie personen in het onderzoeksrapport gaat het hierbij om [naam 3] ), wat ook geen logische verklaring is voor onder meer de laptop op het bed.
5.2.
Tijdens het gesprek en het daaropvolgende huisbezoek heeft eiser verklaard dat zijn kleding in de was zat en bij zijn zus in [plaatsnaam 2] lag om gewassen te worden, omdat zijn wasmachine sinds twee maanden kapot was. Eiser voert in beroep nog aan dat zijn kinderen vaak bij hem verblijven en dan kleding voor hem meebrengen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet van een logische verklaring voor het feit dat slechts enkele kledingstukken van eiser in de meterkast werden aangetroffen, terwijl twee van de drie kledingkasten in de slaapkamer leeg waren en de derde gevuld was met kleding en ondergoed van zijn dochter [naam 2] . Verder acht de rechtbank relevant dat eiser tijdens het gesprek heeft verklaard dat hij de twee dagen daarvoor bij zijn zus in [plaatsnaam 2] was. Dit zou de veronderstelling kunnen rechtvaardigen dat eiser bij terugkeer uit [plaatsnaam 2] in ieder geval schone kleding en ondergoed in de woning zou hebben liggen, wat dus niet het geval was. Aan de verklaring van eiser ter zitting dat de was op het moment dat hij wegging bij zijn zus niet klaar was en deze diezelfde dag nog door zijn zwager zou worden nagebracht, kan – gelet op de hiervoor genoemde bevindingen – niet het door eiser gewenste gewicht worden toegekend.
5.3.
Eiser heeft tijdens het gesprek op 25 augustus 2022 verder verklaard dat hij iedere ochtend en iedere avond in de woning eet. Als hij zich goed voelt, kookt hij zelf, maar soms maakt hij ook opwarmmaaltijden van de supermarkt thuis klaar. Op woensdag eet hij op het werk en soms eet hij bij een vriend of kennis in [plaatsnaam 3] . Eiser heeft het verslag van dit gesprek voor juist ondertekend. Verweerder kon hieraan dan ook doorslaggevende betekenis toekennen in tegenstelling tot de latere verklaring in bezwaar en beroep dat eiser niet kan koken en vrijwel nooit thuis eet. Voor de door eiser bij het gesprek beschreven eetgewoonten werden geen aanwijzingen gevonden bij het huisbezoek. In de woning werden geen gangbare levensmiddelen aangetroffen die worden gebruikt voor het maken van ontbijt en avondeten. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij normaliter ontbijt met kaas, soep, eieren, yoghurt en/of brood. Tijdens het huisbezoek zijn alleen blikjes energydrank, snoep, chips, een pot jam en een half pak rijst aangetroffen. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat alle gangbare levensmiddelen die ochtend tegelijkertijd op waren.
De verklaring dat eiser nog boodschappen moest doen, maakt dit niet anders.
5.4.
Verweerder heeft in het lage waterverbruik een bevestiging mogen zien van het oordeel dat eiser niet op het uitkeringsadres woont. Het waterverbruik betreft volgens Evides 24 m3 op jaarbasis uitgaande van een verbruik sinds oktober 2021. Dit is ruim de helft van het gemiddelde waterverbruik van een vergelijkbaar huishouden. De rechtbank vindt de omstandigheid dat eiser sinds twee maanden niet meer zelf de was deed, geen afdoende verklaring voor het lage waterverbruik over het gehele voorafgaande jaar.
De verklaring dat eiser zichzelf schoonhoudt zonder water of handdoeken te gebruiken, is in het licht van de omstandigheid dat in de woning geen mannelijke verzorgingsproducten, geen vochtige doekjes of noemenswaardig ondergoed zijn aangetroffen, niet geloofwaardig. Verweerder behoefde hiernaar dan ook geen nader onderzoek in te stellen.
5.5.
Tot slot vinden de genoemde contra-indicaties bevestiging in het feit dat eisers auto bij twaalf waarnemingen voorafgaand aan het huisbezoek wel bij de woning van zijn exvrouw in [plaatsnaam 1] en niet voor zijn eigen woning is gezien, terwijl ook uit de gedetailleerde verklaring van eisers buren op nummer [nummer] van 24 augustus 2022 blijkt dat eiser niet in de woning woont. De verklaring dat eisers dochter [naam 2] de auto ook gebruikt, werpt geen ander licht op de waarnemingen, nu daarover door eiser bij het gesprek is gezegd dat zij in dat geval de auto bij haar woning in [plaatsnaam 3] , parkeert. Uit de door eiser in beroep overlegde verklaring van zijn bovenbuurman van 13 oktober 2022, die zegt dat hij eiser dagelijks hoort thuis komen en hoort dat hij daar ’s avonds is, blijkt niet dat dit ziet op de datum van 25 augustus 2022 en de daaropvolgende periode. Op 15 september 2022 heeft verweerder immers bij een nieuw huisbezoek geconstateerd dat eiser op het uitkeringsadres woont en aan hem met ingang van die datum een bijstandsuitkering toegekend.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank concludeert dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser op 25 augustus 2022 niet op het uitkeringsadres woonde. Verweerder heeft daarom op goede gronden besloten tot intrekking van de bijstandsuitkering per die datum en eiser een waarschuwing gegeven. Het beroep is dan ook ongegrond. Eiser krijgt om die reden het betaalde griffierecht niet terug en ook geen vergoeding voor zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.