Uitspraak
RECHTBANK Rotterdam
1..De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3,
- de brief van 21 december 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
2..De feiten
3..Investerings- en Financieringsopzet
geheimhouding
[naam05]AA/RB accountant bij WEA Deltaland accountants uit Druten, die in deze de belangen behartigen van de Verstrekkende Partij. […]
3..Het geschil
4..De beoordeling
- de financiering zo in elkaar is gestoken dat in Benefitgroep de financiering van DFM, een deel van de financiering van [eisende partij01] en de hoofdvloot werden ondergebracht en de auto’s die met het krediet van DFM werden aangeschaft, uitsluitend aan DFM werden verpand,
- CDF uiteindelijk werd opgericht in een aparte lege tak van vennootschappen die los stond van Benefitgroep,
- voor de investeerder uitsluitend een pandrecht op auto’s kon worden gevestigd bij CDF, welke auto’s moesten worden aangeschaft met de investering die de investeerder zelf verstrekte.
“De uiteindelijke financieringsvoorwaarden voor de informele investeerder is in overleg met de ondernemers verder te finetunen. Wel worden in dit memorandum de gewenste kaders voor de kapitaalsinbreng geschetst.”(onder 2 samenvatting) en
“Inzake de vorm van de financiering wordt een voorzet gegeven, maar deze is bespreekbaar.” (onder 3.2 Financieringsopzet).
- de lening werd niet volledig aan één vennootschap (Benefitgroep) verstrekt maar in tweeën gesplitst en aan twee vennootschappen verstrekt;
- er werd hiervoor een nieuwe vennootschap opgericht (CDF);
- het rentepercentage werd op 10% gesteld;
- er werd door Benefitgroep geen zekerheid gesteld;
- er werden aanvullende zekerheden gesteld in de vorm van borgstellingen van [naam02&03] , hoofdelijk medeschuldenaarschap van hun persoonlijke holdings, het recht van 2de hypotheek op de woning van [naam02] , verpanding van de aandelen in CDF, verpanding van andere roerende zaken dan automobielen van CDF, verpanding van intellectuele rechten van CDF en verpanding van de (toekomstige) vorderingen op debiteuren van CDF.
de exploitatie van het wagenpark een laag risicoprofiel kent”. Die mededeling is in de daaropvolgende zinnen gemotiveerd en [eisende partij01] stelt niet dat die motivering niet klopt. Verder valt niet te verwachten is dat een ‘maatman-investeerder’ die zich in het memorandum verdiept uit die mededeling zal afleiden dat het risicoprofiel van de investering laag is. In het memorandum stond namelijk ook dat er een
‘risicokapitaal investeerder’respectievelijk
‘durfinvesteerder’werd gezocht. Bovendien weerspreekt [eisende partij01] niet dat er het jaar 2020 sprake was van negatieve (spaar)rentes bij banken. Een lening met een laag risicoprofiel paste daarom niet bij de in het memorandum genoemde rente van 8% tot 10% en dat is kennis die van een ‘maatman-investeerder’ mag worden verwacht.