In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die in voorlopige hechtenis verkeert. Woonstad vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat de gedaagde niet langer zijn hoofdverblijf in de woning had en deze had onderverhuurd aan een derde, die prostitutiewerkzaamheden in de woning had toegestaan. De gedaagde was niet aanwezig bij de zitting, maar werd telefonisch gehoord.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De gedaagde had de woning niet zelf in gebruik en had deze zonder toestemming aan een derde in gebruik gegeven, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De rechter oordeelde dat de gedaagde verantwoordelijk is voor de gedragingen van degene aan wie hij de sleutel van de woning had gegeven. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld om de woning binnen vier weken te ontruimen.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurprijs van € 663,27 per maand vanaf januari 2023 tot de ontruiming, met wettelijke rente. De vordering van Woonstad voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen. De gedaagde moet ook de proceskosten betalen, die zijn vastgesteld op € 653,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonstad nakoming kan verlangen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.