ECLI:NL:RBROT:2023:6089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/1639 en ROT 22/4561
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van WIA-aanvraag en ziekmelding door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2023, behandeld door rechter M. Zoethout, worden twee beroepen van eiseres tegen besluiten van het UWV beoordeeld. Het eerste beroep betreft de afwijzing van de WIA-aanvraag van eiseres, die op 21 april 2021 door het UWV werd afgewezen. Eiseres, die als medewerker algemene schoonmaak werkte, meldde zich ziek op 19 mei 2017 en diende op 15 februari 2021 een WIA-aanvraag in. Het UWV concludeerde dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekende dat zij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiseres maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde zijn besluit. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische situatie van eiseres zorgvuldig had beoordeeld en dat de afwijzing terecht was.

Het tweede beroep betreft de ziekmelding van eiseres op 15 maart 2022, waarbij het UWV oordeelde dat zij geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV ook in dit geval de geschiktheid van eiseres voor de geselecteerde functies correct had vastgesteld, maar vond dat er een motiveringsgebrek was in de beslissing van het UWV. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit II, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven, omdat eiseres ook met aanvullende beperkingen geschikt werd geacht voor haar eigen arbeid. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af, maar kende eiseres wel het griffierecht toe en veroordeelde het UWV in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 22/1639 en ROT 22/4561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaken tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W.C. de Jonge),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,het UWV
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen van eiseres. Het gaat om het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA [1] (ROT 22/1639) en het beroep van eiseres tegen het oordeel dat zij geen recht heeft op een uitkering op grond van de ZW [2] (ROT 22/4561).
ROT 22/1639
Het UWV heeft de WIA-aanvraag met het primaire besluit van 21 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 maart 2022 op het bezwaar van eiseres (bestreden besluit I) is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
ROT 22/4561
Het UWV heeft met het primaire besluit van 14 april 2022 bepaald dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering. Met het bestreden besluit van 18 augustus 2022 op het bezwaar van eiseres (bestreden besluit II) is het UWV bij dat besluit gebleven. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Het UWV heeft vervolgens op 28 maart 2023 nog een aanvullend verweerschrift ingediend.
In beide zaken
De rechtbank heeft de beroepen op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van de besluiten

ROT 22/1639

1. Eiseres werkte als medewerker algemene schoonmaak voor gemiddeld 24,75 uur per week bij [naam bedrijf] . (de werkgever). Zij meldde zich op 19 mei 2017 ziek vanwege klachten aan polsen en handen en de rechter enkel. Over de periodes van
29 oktober 2018 tot 19 februari 2019 en van 14 mei 2020 tot 6 september 2020 heeft eiseres in verband met zwangerschap en bevalling uitkeringen gehad op grond van de WAZO [3] . Op 29 december 2020 werd het einde van de wachttijd bereikt.
2. Op 15 februari 2021 heeft eiseres een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 30 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 april 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat het eigen werk van eiseres als medewerker algemene schoonmaak niet geschikt is, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 315133) administratief medewerker (document scannen);
- ( sbc-code 267051) monteur printplaten; en
- ( sbc-code 267071) assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 0,00%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken en informatie bij de medische behandelaars van eiseres opgevraagd en ontvangen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn, zo blijkt uit het rapport van 24 februari 2022, de beperkingen juist vastgesteld. Eiseres blijft minder dan 35% arbeidsongeschikt waardoor zij geen WIA-uitkering kan krijgen. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit I genomen.
ROT 22/4561
4. Eiseres heeft zich laatstelijk ziekgemeld op 15 maart 2022. Naar aanleiding van deze ziekmelding heeft een verzekeringsarts onderzoek verricht en in de rapportage van 13 april 2022 toegelicht dat de beperkingen uit de FML van 15 april 2021 nog steeds van toepassing zijn op eiseres. De verzekeringsarts heeft toegelicht dat nog wel aanvullende beperkingen dienen te worden vastgesteld. Eiseres is aanvullend beperkt geacht voor druk en trillingen op de buikregio, er dient een hygiënisch toilet in de buurt te zijn en werkzaamheden dienen niet plaats te vinden in ruimtes waarin zij alleen is.
De verzekeringsarts heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres belastbaar is voor ten minste één van de eerder (bij de WIA-beoordeling) geselecteerde functies. [4] Omdat dit betekent dat eiseres haar eigen arbeid kan verrichten, kan eiseres volgens het UWV geen ZW-uitkering krijgen.
5. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw onderzoek verricht. In de rapportage van 15 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres geschikt is voor minimaal één van de eerder geselecteerde functies (administratief medewerker), omdat het een licht fysieke functie betreft, die niet rugbelastend of belastend voor de polsen en handen is. Er zijn geen aandoeningen waardoor eiseres deze functie niet zou kunnen verrichten en bij het lichamelijk onderzoek komen geen nieuwe beperkingen naar voren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij uiteengezet dat eiseres deze functie, met haar mogelijkheden en beperkingen, kan verrichten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook nog toegelicht waarom zij geen aanleiding ziet om een urenbeperking vast te stellen. Het UWV heeft vervolgens het bestreden besluit II genomen.

De beroepen van eiseres

6. Eiseres is het niet eens met beide besluiten van het UWV. Volgens eiseres blijkt uit het bestreden besluit I niet dat de heroverweging gericht is geweest op de vraag of de medische beoordeling die ten grondslag heeft gelegen aan het besluit van 21 april 2021 juist was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres niet zelf onderzocht en het volledige medische beeld is niet in de beoordeling betrokken. Het lichamelijk onderzoek van de verzekeringsarts is ten onrechte beperkt gebleven tot de pols- en enkelklachten van eiseres, terwijl zij ook meerdere andere klachten heeft. Zij heeft klachten aan de rug, nek, darmen, longen en gebit waardoor zij ook depressief en vermoeid was. Ook is niet onderzocht of eiseres wringbewegingen of de pengreep kan verrichten. Volgens eiseres heeft ook geen duurbelastbaarheidsonderzoek plaatsgevonden. Eiseres voert verder tegen beide besluiten aan dat de vastgestelde discrepantie tussen de ernst van de geclaimde klachten en belemmeringen en de objectieve onderzoeksbevindingen geen steun vindt in het advies van de orthopedisch chirurg. De geduide functies zijn niet geschikt, zo betoogt eiseres. Eiseres kan alleen werk verrichten waarbij beide handen en polsen beperkt belastbaar zijn. Vervolgens worden, zonder verdere urenbeperking, productiefuncties geselecteerd waarbij de handen worden belast. Ten aanzien van het bestreden besluit II wijst eiseres erop dat zij niet meer zelfstandig kan wonen, niet ADL [5] -zelfstandig is en met haar kinderen bij haar ouders verblijft. Ten onrechte is niet bij de behandelend sector nagevraagd of zij wel 5 kilogram kan tillen, wel of geen problemen heeft met de fijne motoriek en of zij de gehele dag zou kunnen werken met een muis. Ook het schrijven lukt niet goed. Het is ook niet aangetoond dat eiseres met haar rug- en buikklachten en vermoeidheid de gehele dag zittend werk kan verrichten. Eiseres heeft inmiddels een indicatie voor huishoudelijke hulp gekregen. Zij verzoekt in beide beroepen onder meer om vergoeding van de wettelijke rente over de nog te verkrijgen uitkeringen.

Beoordeling door de rechtbank

7. Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
ROT 22/1639
8. De rechtbank moet beoordelen of het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 30 december 2020 (de datum in geding I) geen recht heeft op een WIA-uitkering.
9. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op de bestudering van het dossier, de anamnese, eigen onderzoek en wat in bezwaar en op de telefonische hoorzitting van 24 januari 2022 is aangevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in reactie op het beroepschrift in een aanvullende rapportage van 25 juli 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanleiding was om eiseres op te roepen voor aanvullend onderzoek, omdat haar medische situatie al voldoende in beeld was gebracht. De verzekeringsarts heeft bij eiseres uitvraag gedaan naar haar medische klachten en problemen, en heeft daarbij ook gevraagd naar ervaren belemmeringen die uit deze klachten en problemen voortkomen. De verzekeringsarts heeft verder gericht lichamelijk onderzoek verricht, waarbij is gebleken dat de ervaren belemmeringen in de polsen en de enkelklachten op de voorgrond staan, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek hiermee op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
10. De rechtbank is verder niet gebleken dat het UWV een onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding I. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is in de rapportage van 25 juli 2022 voldoende gemotiveerd ingegaan op de verschillende beroepsgronden, waarbij hij alle afzonderlijk (soms pas na de datum in geding I) genoemde klachten langs is gelopen. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op duidelijke wijze uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Uit de informatie van de medisch behandelaars van eiseres blijkt niet dat op 30 december 2022 sprake was van andere medische problematiek dan de verzekeringsarts heeft vastgesteld. Doordat de medische situatie goed in beeld is gebracht, kunnen de mogelijkheden bij verschillende bewegingen bepaald worden, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat geldt ook voor schroef- en wringbewegingen. Dit zijn namelijk bewegingen waarbij meerdere gewrichten zijn betrokken en waarbij eventuele beperkingen bij eiseres voortkomen uit de situatie van de polsen. De problematiek is niet gelokaliseerd in andere gewrichten, zoals de schouders. Met de bevindingen bij eigen onderzoek en de kennis over het medische beeld zijn ook de mogelijkheden van repeterende bewegingen te bepalen. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat de pols vooral niet te zwaar belast moet worden, wat passend is bij de medische situatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich bij zijn oordeel mede gebaseerd op informatie van de orthopedisch chirurg. In een brief van 16 februari 2022 heeft de orthopedisch chirurg vermeld dat op het moment van onderzoek van de rechterpols een normaal litteken is gezien (van een eerdere behandeling aan die pols) en geen zwelling. Er is een volledige mogelijkheid tot bewegen zonder klachten. De orthopedisch chirurg heeft geen andere afwijkingen bij lichamelijk onderzoek van hand en pols vastgesteld. De orthopedisch chirurg heeft met eiseres besproken om de hand en pols meer te gaan gebruiken en op dat moment werd een expectatief beleid afgesproken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierover opgemerkt dat de chirurg er geen medisch bezwaar in zag om activiteiten uit te breiden en dat deze informatie erop wijst dat na de ingreep in december 2020 een goed herstel is opgetreden. Daarom is er geen medische reden voor het aannemen van forse beperkingen in het gebruik van de pols. Gelet op deze informatie volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat sprake zou zijn van een discrepantie tussen de ernst van de geclaimde klachten en belemmeringen en de objectieve onderzoeksbevindingen. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiseres op specifieke items uit de FML meer beperkt is dan door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld, dat zij meer klachten en beperkingen ervaart en zich nog te ziek voelt om te werken is hiervoor onvoldoende. De rechtbank merkt daarbij op dat in de door de wetgever gekozen systematiek voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet de subjectieve beleving van eiseres van de door haar ervaren klachten doorslaggevend zijn, maar de mate waarin de beperkingen voor het verrichten van arbeid door die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Door eiseres is ook geen medische informatie overgelegd op grond waarvan anders moet worden geoordeeld.
11. Volgens eiseres heeft het UWV ten onrechte geen functioneel onderzoek naar haar duurbelastbaarheid verricht, geen urenbeperking aangenomen en de standaard “Duurbelastbaarheid in Arbeid” (Standaard) te beperkt toegepast. De rechtbank volgt deze stelling niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat daar in het geval van eiseres geen indicatie voor is. Er is geen grond voor een beperking van de duurbelastbaarheid. Er is namelijk geen sprake van verminderde beschikbaarheid door een intensieve behandeling, er is geen medisch ziektebeeld met een forse verstoring van de energiehuishouding en er is geen ziektebeeld waarbij conform de Standaard om preventieve redenen een beperking van de duurbelastbaarheid aan de orde kan zijn. Er is dus geen reden om te oordelen dat eiseres niet in staat kan worden geacht om acht uur per dag te werken.
12. Uit het voorgaande volgt dat het UWV de mogelijkheden en beperkingen van eiseres correct heeft vastgesteld. Eiseres stelt zich nog op het standpunt dat de functies van monteur printplaten en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen niet geschikt zijn omdat daarbij de kenmerkende belasting van de pengreep, pincetgreep, cilindergreep en repeterende handelingen aan de orde zijn, op welke punten zij niet is onderzocht. Eiseres kan daarom ook niet de functie van administratief medewerker verrichten, omdat zij een groot gedeelte van de tijd met een toetsenbord en muis moet werken. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de in de FML van 15 april 2021 vastgelegde beperkingen, ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de belasting van de geduide functies de mogelijkheden en beperkingen van eiseres overschrijdt.
13. Het loon dat eiseres met passende arbeid kan verdienen, ligt 0% lager dan wat zij verdiende voordat zij ziek werd. Het UWV heeft daarmee terecht bepaald dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is en vanaf 30 december 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
ROT 22/4561
14. De rechtbank moet beoordelen of het UWV terecht heeft bepaald dat eiseres vanaf 15 maart 2022 (de datum in geding II) geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierbij is sprake van een hersteldverklaring na een WIA-beoordeling. De rechtbank stelt voorop dat de daarbij opgestelde FML en geselecteerde functies het uitgangspunt vormen in deze procedure. Voor de volledigheid verwijst de rechtbank nog naar het hiervoor weergegeven oordeel over de opgestelde FML en de geselecteerde functies. Indien een of meer van die functies niet langer geschikt blijken, zal het UWV moeten beoordelen of er ten minste drie geschikte functies overblijven, met ieder ten minste drie arbeidsplaatsen. Is dit niet het geval, dan is de betrokkene daarmee ongeschikt te achten voor zijn arbeid zoals bedoeld in artikel 19 van de ZW. [6]
15. De rechtbank overweegt het volgende ten aanzien van de grond dat eiseres niet geschikt zou zijn voor haar eigen arbeid (de geselecteerde functies uit de WIA-beoordeling). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportages van 15 augustus 2022 en 25 november 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat er geen reden is voor het vaststellen van een urenbeperking, gelet op de Standaard. Bij eiseres is geen sprake van een aandoening waarbij de energiehuishouding is verstoord. Ook is er geen sprake van structureel verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege het moeten ondergaan van een medisch voorgeschreven behandeling en vanuit preventief oogpunt is er ook geen noodzaak voor het aannemen van een urenbeperking. Eiseres geeft veel klachten aan die niet op grond van objectieve medische gegevens kunnen worden onderbouwd, desondanks is hiermee wel rekening gehouden bij het opstellen van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder uiteengezet dat bij de functie administratief medewerker / documentscanner per werkdag 5 maal maximaal 5 kilogram getild en gedragen dient te worden, en dat dit niet leidt tot een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres. Eiseres heeft niet met (nadere) medische gegevens aannemelijk gemaakt dat eiseres meer beperkt zou zijn dan het UWV heeft vastgesteld. Daarbij merkt de rechtbank (nogmaals) op dat het bij het vaststellen van de FML niet gaat om de door eiseres ervaren klachten, maar om welke beperkingen medisch objectief kunnen worden vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er in de aanvullende rapportage van 21 maart 2023 op dat eiseres per de datum in geding II geschikt wordt geacht voor werk dat voldoet aan de in de FML van 15 april 2021 aangegeven belastbaarheid. Daarnaast zijn nog aanvullende beperkingen gesteld: er moet een hygiënisch toilet in de buurt zijn, geen druk of trillingen op de buikregio en de werkzaamheden mogen niet in een ruimte zijn waarin eiseres alleen is. Naast de functie van administratief medewerker, voldoen bij bestudering van het resultaat functiebeoordeling van 20 april 2021 ook de functies monteur printplaten en assemblagemedewerker aan deze voorwaarden, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ter zitting heeft het UWV desgevraagd uiteengezet dat de geduide functies al geschikt waren voor eiseres, en dat deze met de aanvullende beperkingen onverminderd geschikt blijven. Alle functies worden binnen verricht, zodat er volgens de Arbowetgeving een hygiënisch toilet in de buurt moet zijn. Ook zijn dit functies waarbij eiseres niet alleen in een ruimte zou zijn en geen sprake is van trillingen of druk op de buikregio. Verder is er geen kenmerkende belasting voor de aanvullende beperkingen opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de geschiktheid voor de geduide functies met deze algemene verwijzing naar de resultaat functiebeoordeling en zonder het geven van een nadere toelichting in de rapportage van 21 maart 2023 onvoldoende gemotiveerd. Pas met de toelichting van het UWV op de zitting is voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat de functies geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat op dit punt sprake is van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

ROT 22/1639
16. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit I, waarin het UWV heeft bepaald dat eiseres vanaf 30 december 2020 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering, is ongegrond.
17. Er is geen reden voor een veroordeling in de proceskosten, vergoeding van het griffierecht of vergoeding van de wettelijke rente.
ROT 22/4561
18. Het bestreden besluit kent een motiveringsgebrek. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit II wordt vernietigd.
19. De rechtbank ziet in de ter zitting gegeven aanvullende motivering van het UWV aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit II geheel in stand blijven. Gebleken is dat eiseres ook met de aanvullende beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in beroep heeft vermeld, geschikt is voor haar eigen arbeid, waarmee de drie geselecteerde WIA-functies worden bedoeld. Het UWV heeft daarom terecht bepaald dat eiseres vanaf 15 maart 2022 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
20. Omdat het beroep van eiseres gegrond is, moet het UWV aan eiseres het griffierecht van € 50,- vergoeden.
21. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [7] als volgt vast. Voor het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand door een derde kent de rechtbank 1 punt toe voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting. De waarde per punt bedraagt € 837,- en de wegingsfactor is 1. De rechtbank stelt deze kosten daarmee vast op € 1.674,-. De door eiseres verzochte wettelijke rente komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het UWV betaling hiervan pas door deze uitspraak aan eiseres is verschuldigd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak ROT 22/1639 ongegrond;
- verklaart het beroep in de zaak ROT 22/4561 gegrond;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit II geheel in stand blijven;
- bepaalt dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht inzake ROT 22/4561 van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt het UWV inzake ROT 22/4561 in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
- wijst het verzoek tot vergoeding van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Bij een ziekmelding na een WIA-beoordeling (en betrokkene heeft niet in enig werk hervat) wordt als eigen arbeid aangemerkt gangbare arbeid, zoals blijkt uit de WIA-beoordeling. Het gaat er daarbij om dat ten minste drie functies (met elk minimaal drie arbeidsplaatsen) geschikt moeten zijn. [8]

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
2.Ziektewet
3.Wet arbeid en zorg
4.Zie rechtsoverweging 2 voor de geselecteerde functies.
5.Algemene dagelijkse levensverrichtingen
6.Zie hiervoor een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022,
7.Besluit proceskosten bestuursrecht
8.Dit blijkt onder meer uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 23 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2658 en ECLI:NL:CRVB:2022:2672.