ECLI:NL:RBROT:2023:6260

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
10457588
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opheffing onderbewindstelling met betrekking tot minderjarige kinderen en schuldenproblematiek

Op 18 juli 2023 heeft de kantonrechter te Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opheffing van een onderbewindstelling. Betrokkene, die een verzoek had ingediend om het bewind over haar goederen op te heffen, is een alleenstaande moeder met een aanzienlijke schuldenlast van bijna € 50.000. Het bewind was ingesteld op haar eigen verzoek, als voorwaarde voor schuldhulpverlening. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2023 zijn betrokkene en haar bewindvoerder verschenen. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling het belang van de minderjarige kinderen van betrokkene vooropgesteld, aangezien zij bij haar inwonen en opgroeien in armoede grote impact heeft op hun ontwikkeling. Ondanks de wens van betrokkene om zelf haar schuldenproblematiek aan te pakken, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de onderbewindstelling niet kan worden opgeheven. De hulp van de beschermingsbewindvoerder is noodzakelijk om betrokkene te begeleiden richting de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), wat uitzicht biedt op een permanente oplossing voor haar schulden. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige kinderen is dat de onderbewindstelling blijft bestaan, en heeft het verzoek om opheffing afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10457588 GZ VERZ 23-3173
registernummer: BM 44325
uitspraak: 18 juli 2023
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake opheffing meerderjarigenbewind
over de goederen van:

[betrokkene01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
wonende te [adres01] ,
hierna te noemen betrokkene.

Verloop van de procedure

Op 3 april 2023 is ter griffie het verzoek ontvangen van betrokkene om het bij beschikking door de kantonrechter te Rotterdam d.d. 20 maart 2023 ingestelde bewind over haar goederen op te heffen.
Op 26 april 2023 is ter griffie een schriftelijke reactie van de bewindvoerder, [naam01] h.o.d.n. [bedrijf01] te [plaats01] , ontvangen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juli 2023. Betrokkene en de bewindvoerder zijn verschenen.

Beoordeling van het verzoek

Anders dan de kantonrechter als haar voorlopig oordeel ter zitting heeft gegeven, zal het verzoek om opheffing van de onderbewindstelling worden afgewezen. De redenen hiervoor zijn als volgt.
Hoewel het bewind op eigen verzoek van betrokkene is ingesteld, blijkt uit het dossier dat dit een voorwaarde was voor schuldhulpverlening. Er is sprake van een forse schuldenlast van bijna € 50.000, -.
Betrokkene draagt de zorg voor haar twee minderjarige kinderen van 9 en 17 jaar, die bij haar inwonen. Betrokkene heeft met haar uitkering uit hoofde van de Participatiewet nauwelijks afloscapaciteit. Daarnaast is er in het verleden al eens sprake geweest van een huisuitzetting als gevolg van een forse huurachterstand, waarna betrokkene met haar minderjarige kinderen op straat kwam te staan.
Door de hulp van haar beschermingsbewindvoerder te aanvaarden, die betrokkene kan begeleiden richting de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), bestaat uitzicht op een permanente oplossing voor de onderhavige schuldenproblematiek van betrokkene.
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dit liever ‘zelf te willen gaan doen’, maar zoals hiervoor al is geoordeeld heeft betrokkene nauwelijks afloscapaciteit en zullen deze schulden, anders dan via een minnelijk schuldentraject of de WSNP-regeling, niet opgelost kunnen worden. Als betrokkene haar medewerking verleent aan de onderbewindstelling en tot de WSNP wordt toegelaten, zal zij na 18 maanden schuldenvrij kunnen zijn.
Ingevolge artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dient de kantonrechter bij alle maatregelen die kinderen aangaan het belang van het kind voorop te stellen. Het is een feit van algemene bekendheid dat opgroeien in armoede grote impact heeft op kinderen, vaak met blijvende gevolgen. De kantonrechter is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dat het niet in het belang is van de betrokken minderjarige kinderen dat de onderbewindstelling nu wordt opgeheven. Daarnaast is het evenmin in het belang van betrokkene.
Dat betrokkene geen vertrouwen meer heeft in schuldhulpverlening en de overige omstandigheden die zij heeft aangevoerd ter ondersteuning van haar verzoek om opheffing van de onderbewindstelling, kunnen niet tot een ander oordeel leiden. Zoals hiervoor is geoordeeld leggen onder meer de belangen van de minderjarige kinderen zodanig gewicht in de schaal, dat het verzoek om opheffing van het bewind wordt afgewezen.

Beslissing

De kantonrechter
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
57410
Ingevolge het bepaalde in artikel 806 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan van een beschikking hoger beroep worden ingesteld:
• door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
• door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.