ECLI:NL:RBROT:2023:6269

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
C/10/648179 / HA ZA 22-929
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake erfdienstbaarheid en geschil over gebruik en plaatsing erfafscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee eisers, [eiser01] en [eiser02], en gedaagde [gedaagde01] over de erfdienstbaarheid die is gevestigd in een leveringsakte van 31 december 2018. De eisers zijn eigenaren van twee percelen en hebben een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve van hun percelen, die hen het recht geeft om over een strook grond van gedaagde te rijden. Gedaagde heeft de woning op zijn perceel verbouwd tot drie appartementen, wat leidt tot een intensiever gebruik van de erfdienstbaarheid. De eisers vorderen onder andere de opheffing van de erfdienstbaarheid, wijziging van de voorwaarden waaronder deze mag worden uitgeoefend, en het recht om een erfafscheiding te plaatsen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid niet kan worden toegewezen, omdat de eisers onvoldoende hebben aangetoond dat het gebruik van de erfdienstbaarheid zodanig is veranderd dat instandhouding niet van hen kan worden gevergd. De vorderingen tot wijziging van de erfdienstbaarheid zijn ook afgewezen, omdat de eisers niet hebben onderbouwd waarom deze wijzigingen noodzakelijk zijn. Wel is de vordering tot plaatsing van een erfafscheiding toegewezen, met de voorwaarde dat er een strook van minimaal 2,20 meter vrijgelaten moet worden voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid. Daarnaast is gedaagde verboden om voertuigen te parkeren of bouwmaterialen op de percelen van de eisers te plaatsen, op straffe van een dwangsom.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/648179 / HA ZA 22-929
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van

1..[eiser01] ,

2.
[eiser02],
beiden wonend in Rockanje,
eisers,
advocaat mr. M. van Gastel te Hellevoetsluis,
tegen
[gedaagde01],
wonend in Rockanje,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 november 2022, met zestien producties;
  • de nadere producties 17 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord, met drie producties;
  • de nadere producties 20 tot en met 35 van [eiser01] en [eiser02] ;
  • de nadere producties 5 tot en met 8 van [gedaagde01] (productie 4 is ingetrokken);
  • de akte wijziging eis tevens verzoek gerechtelijke plaatsopneming;
  • de spreekaantekeningen van partijen voor de zitting op 5 juni 2023;
  • de akte tevens akte wijziging eis van [eiser01] en [eiser02] ;
  • de akte uitlaten van [gedaagde01] , met een volledige versie van productie 8 en de mededeling dat het wat hem betreft niet nodig is dat de rechtbank de situatie ter plaatse bekijkt;
  • het bericht van de rechtbank, met onder meer de mededeling dat de punten 7 en 8 van de akte van [eiser01] en [eiser02] buiten beschouwing worden gelaten en de mededeling dat de rechtbank de situatie ter plaatse op 13 juli 2023 kan komen bekijken;
  • het bericht van 27 juni 2023 van [eiser01] en [eiser02] , met de strekking dat de rechtbank de situatie ter plaatse wat hen betreft niet (meer) hoeft te bekijken;
  • het bericht van de rechtbank, met de mededeling dat zij de situatie ter plaatse niet zal bekijken omdat daaraan geen behoefte (meer) bestaat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[eiser01] en [eiser02] wonen aan de [adres01] . Zij zijn eigenaar van de percelen kadastraal bekend [gemeente01], [sectie01] , nummers [perceelnummer01] en [perceelnummer02] (hierna: perceel [perceelnummer01] en perceel [perceelnummer02] ). Perceel [perceelnummer02] is bij notariële akte van 31 december 2018 aan hen geleverd. In deze akte is de volgende erfdienstbaarheid gevestigd (hierna: de erfdienstbaarheid):
“ [ [eiser01] , [eiser02] ] en [naam] verklaren bij deze te vestigen en aanvaarden:
- ten behoeve van de percelen kadastraal bekend [gemeente01], [sectie01] nummers [perceelnummer03] en [perceelnummer04] , als heersend erf; en
- ten laste van het gekochte en het perceel kadastraal bekend [gemeente01], [sectie01] nummers [perceelnummer01] en [perceelnummer02] , als dienend erf,
een erfdienstbaarheid van weg, om over een ongeveer twee meter brede strook van het dienend erf, tegen en langs de ongeveer noord (windrichting) grens daarvan, van het heersend erf te gaan naar de openbare weg en omgekeerd. Deze weg mag ook met een auto of ander vierwielig voertuig worden gebruikt, voor zover dat binnen de aangegeven breedte mogelijk is, waarbij enige voor dit gebruik noodzakelijke "ronding" in bochten is toegestaan.
De erfdienstbaarheid staat het overig gebruik door de eigenaar van het dienend erf niet in de weg.
De aanleg van de voor het gebruik noodzakelijke verharding komt voor rekening van (…) het dienend erf. Het onderhoud van de weg is voor rekening van dienend erf. De erfdienstbaarheid staat het overig gebruik door de eigenaar van het dienend erf niet in de weg.”
2.2.
[gedaagde01] is sinds juli 2022 eigenaar van de percelen kadastraal bekend [gemeente01], [sectie01] , nummers [perceelnummer05] , [perceelnummer06] (voorheen [perceelnummer03] ) en [perceelnummer07] (voorheen [perceelnummer04] ) (hierna: perceel [perceelnummer05] , perceel [perceelnummer06] en perceel [perceelnummer07] ). Perceel [perceelnummer05] is plaatselijk bekend als [adres02] (hierna: [adres02] ). Perceel [perceelnummer06] is plaatselijk bekend als [adres03] (hierna: [adres03] ). Perceel [perceelnummer07] ligt tussen perceel [perceelnummer06] (van [gedaagde01] ) en perceel [perceelnummer02] (van [eiser01] en [eiser02] ) in.
2.3.
[gedaagde01] heeft de woning aan de [adres03] laten verbouwen tot drie appartementen. Tijdens deze verbouwing heeft [gedaagde01] gebruik gemaakt van de erfdienstbaarheid. [eiser01] en [eiser02] zijn het niet eens met de manier waarop [gedaagde01] dit heeft gedaan. Zo is er volgens [eiser01] en [eiser02] met te brede en te zware voertuigen gebruik gemaakt van de erfdienstbaarheid, zijn er ten onrechte voertuigen op hun grond geparkeerd en zijn er ten onrechte bouwmaterialen op hun grond neergezet.
2.4.
[gedaagde01] wil de woning aan de [adres02] ook laten verbouwen tot appartementen. Hij was eerder van plan om op perceel [perceelnummer06] twee parkeerplaatsen te realiseren voor toekomstige bewoners van [adres02] . Deze bewoners zouden dan gebruik moeten maken van de erfdienstbaarheid om hun parkeerplaats vanaf de openbare weg te bereiken (en omgekeerd).
2.5.
Hieronder is een door [eiser01] en [eiser02] overgelegde afbeelding weergegeven. Ongeveer in het midden is met een pijl weergegeven hoe volgens hen met gebruikmaking van de erfdienstbaarheid vanaf het heersende erf van [gedaagde01] over het dienende erf van [eiser01] en [eiser02] naar de openbare weg kan worden gereden.
[afbeelding kadasterkaart]

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] en [eiser02] vorderen na twee eiswijzigingen (en verduidelijking van hun vorderingen ter zitting) om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1 primair
De erfdienstbaarheid onmiddellijk of vanaf een door de rechtbank te bepalen datum op te heffen.
subsidiair
De erfdienstbaarheid zo te wijzigen dat deze:
i) slechts mag worden uitgeoefend met een auto of ander vierwielig voertuig dat niet breder is dan twee meter en over een breedte van maximaal twee meter;
ii) niet mag worden uitgeoefend met wielvoertuigen zwaarder dan 2.000 kg of met rupsvoertuigen;
iii) slechts mag worden uitgeoefend door één door [eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] gezamenlijk aan te wijzen bewoner of eigenaar van [adres03] .
Voor recht te verklaren dat:
a) auto’s of andere vierwielige voertuigen breder dan twee meter of zwaarder dan 2.000 kg of rupsvoertuigen geen gebruik mogen maken van de erfdienstbaarheid;
b) [eiser01] en [eiser02] een erfafscheiding mogen aanbrengen parallel aan de strook grond waarop de erfdienstbaarheid rust, waarbij een breedte van twee meter voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid behouden blijft en waarbij rekening wordt gehouden met de zogenaamde rondingen, in die zin dat de afstand tussen de erfafscheiding en de openbare weg anderhalve meter bedraagt.
meer subsidiair
Voor recht te verklaren dat:
a. a) auto’s of andere vierwielige voertuigen breder dan twee meter of zwaarder dan 2.000 kg of rupsvoertuigen geen gebruik mogen maken van de erfdienstbaarheid;
b) [eiser01] en [eiser02] een erfafscheiding mogen aanbrengen parallel aan de strook grond waarop de erfdienstbaarheid rust, waarbij een breedte van 2,05 meter voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid behouden blijft en waarbij rekening wordt gehouden met de zogenaamde rondingen, in die zin dat de afstand tussen de erfafscheiding en de openbare weg anderhalve meter bedraagt;
c) slechts één door [eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] gezamenlijk aan te wijzen bewoner of eigenaar van [adres03] van de erfdienstbaarheid gebruik mag maken.
2
Voor recht te verklaren dat het [gedaagde01] en de (toekomstige) bewoners/eigenaren van [adres02] verboden is om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid, ook als zij mede-eigenaar zijn geworden van perceel [perceelnummer07] (voorheen [perceelnummer04] ), op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (of gedeelte van een dag) dat [gedaagde01] of de toekomstige bewoners/eigenaren dit verbod overtreden.
3
[gedaagde01] te verbieden om auto’s of andere voertuigen te parkeren of te laten parkeren of te doen parkeren dan wel bouwmaterialen of andere materialen te plaatsen of te laten plaatsen of te doen plaatsen op de percelen [perceelnummer01] en [perceelnummer02] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag (of gedeelte van een dag) dat [gedaagde01] dit verbod overtreedt.
4
[gedaagde01] te verbieden om gebruik te maken of gebruik te laten maken van de erfdienstbaarheid voor de bouw- en sloopwerkzaamheden voor [adres02] , in het bijzonder het transport van bouw- of sloopmaterialen en/of gereedschappen van en naar de percelen [perceelnummer06] en [perceelnummer07] (voorheen [perceelnummer03] en [perceelnummer04] ), het parkeren van voertuigen (anders dan één eigen auto van [gedaagde01] ) op de percelen [perceelnummer06] en [perceelnummer07] en het plaatsen van een bouwkeet en/of opslag- of afvalcontainers op deze percelen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag (of gedeelte van een dag) dat [gedaagde01] dit verbod overtreedt.
5
[gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen veertien dagen na het vonnis worden voldaan, en in de nakosten.
3.2.
[gedaagde01] vraagt de rechtbank [eiser01] en [eiser02] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen of deze vorderingen af te wijzen. [gedaagde01] vraagt ook [eiser01] en [eiser02] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.
3.3.
Op de relevante stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4..De beoordeling

beoordelingsmaatstaf

4.1.
Deze zaak gaat over de erfdienstbaarheid die is gevestigd in de leveringsakte van 31 december 2018. Bij de uitleg van deze erfdienstbaarheid gaat het erom wat de partijen bij de leveringsakte hebben bedoeld. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving van de erfdienstbaarheid in de akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. Gelet op de rechtszekerheid (met name ook voor derden, zoals [gedaagde01] als opvolgend eigenaar van het heersend erf) mag bij de uitleg van de leveringsakte alleen worden gelet op gegevens die voor derden kenbaar zijn uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven stukken. Als de akte voor meerdere uitleg vatbaar is, moet de rechter vaststellen welke uitleg van de akte naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is (Hoge Raad 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337).
opheffing erfdienstbaarheid?
4.2.
[eiser01] en [eiser02] vorderen primair opheffing van de erfdienstbaarheid. Bij het vestigen daarvan werd [adres03] bewoond door een alleenstaande vrouw en was een beperkt gebruik van de erfdienstbaarheid te verwachten. [eiser01] en [eiser02] hoefden niet te voorzien dat [adres03] door een volgende eigenaar zou worden verbouwd tot drie appartementen, laat staan dat de erfdienstbaarheid gebruikt zou gaan worden door (toekomstige) bewoners van [adres02] . Deze ontwikkelingen leiden tot een zoveel intensiever gebruik van de erfdienstbaarheid dat instandhouding daarvan van [eiser01] en [eiser02] niet verlangd mag worden.
[gedaagde01] weerspreekt deze vordering. Hij was aanvankelijk van plan om op het heersend erf enkele parkeerplaatsen te realiseren voor toekomstige bewoners van [adres02] , maar hij heeft inmiddels begrepen dat dit juridisch gezien niet mogelijk is. De verleende omgevingsvergunningen voorzien ook niet in parkeerplaatsen op het heersende erf voor (toekomstige) bewoners van [adres02] . De verbouwing van [adres03] tot drie appartementen was niet onvoorzienbaar. [adres03] had ook verkocht kunnen worden aan een gezin dat van meerdere auto’s gebruik maakt. Al met al is volgens [gedaagde01] geen sprake van een zoveel intensiever gebruik van de erfdienstbaarheid dat opheffing ervan redelijk is.
4.3.
Op grond van artikel 5:78, aanhef en onder a BW kan de rechter op vordering van de eigenaar van het dienende erf een erfdienstbaarheid wijzigen of opheffen op grond van onvoorziene omstandigheden die zodanig zijn dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van de eigenaar van het dienende erf kan worden gevergd:
4.4.
[gedaagde01] betwist dat op het heersende erf parkeerplaatsen zijn of worden gerealiseerd voor (toekomstige) bewoners van [adres02] en dat die bewoners gebruik zullen maken van de erfdienstbaarheid. [eiser01] en [eiser02] hebben niet onderbouwd dat dit (wel degelijk) is gebeurd of zal gebeuren. Er is daarom geen reden om de erfdienstbaarheid op te heffen in verband met, kort gezegd, [adres02] .
4.5.
Het is aannemelijk dat de erfdienstbaarheid vaker gebruikt zal worden na de verbouwing van [adres03] tot drie appartementen. Dat is op zichzelf echter onvoldoende reden om de erfdienstbaarheid op te heffen. Daarvoor is vereist dat het gebruik van de erfdienstbaarheid zoveel intensiever wordt dat instandhouding van de erfdienstbaarheid van [eiser01] en [eiser02] niet kan worden gevergd. Zij hebben onvoldoende onderbouwd dat die situatie aan de orde is. Het kan zo zijn dat [eiser01] en [eiser02] niet hebben gedacht aan de mogelijkheid dat [adres03] verbouwd zou worden tot drie appartementen, maar of een wijziging van de situatie is voorzien of voorzienbaar is, is niet doorslaggevend. Mede gezien de leeftijd van de eigenaar van het heersende erf ten tijde van de vestiging van de erfdienstbaarheid moeten [eiser01] en [eiser02] overigens wel hebben kunnen voorzien dat [adres03] op enig moment en misschien al binnen afzienbare tijd verkocht zou kunnen worden aan (bijvoorbeeld) een stel of een gezin dat meerdere auto’s heeft en/of vaker dan de toenmalige bewoner bezoek ontvangt dat met de auto komt en gaat. Ook als de erfdienstbaarheid verschillende keren per dag door verschillende personen wordt gebruikt, wat niet vaststaat, wil dat nog niet zeggen dat ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet van [eiser01] en [eiser02] kan worden gevergd. Zij hebben niet verder onderbouwd dat zij bij een normaal gebruik van de erfdienstbaarheid ontoelaatbare hinder zullen ondervinden.
4.6.
De vordering tot opheffing van de erfdienstbaarheid wordt daarom afgewezen.
wijziging erfdienstbaarheid?
4.7.
[eiser01] en [eiser02] vorderen subsidiair dat de erfdienstbaarheid op verschillende punten wordt gewijzigd. Ten eerste vorderen zij dat de erfdienstbaarheid alleen nog mag worden uitgeoefend met een auto of ander vierwielig voertuig dat niet breder is dan twee meter en over een breedte van maximaal twee meter.
[gedaagde01] meent dat geen grond bestaat voor toewijzing van deze vordering. In de leveringsakte staat “ongeveer twee meter”, niet “maximaal twee meter”. Het moet wat [gedaagde01] betreft mogelijk blijven om de erfdienstbaarheid te gebruiken met zijn Ford Transit of voertuigen van vergelijkbare afmetingen. Deze Ford heeft met buitenspiegels een breedte van 2,474 meter, met ingeklapte buitenspiegels is de breedte 2,114 meter en zonder buitenspiegels 2,059 meter, aldus [gedaagde01] .
4.8.
Gelet op de in 4.1 weergegeven maatstaf moet bij de beoordeling van deze vordering worden gekeken naar de omschrijving van de erfdienstbaarheid in de leveringsakte. Daarin staat dat de erfdienstbaarheid rust op “een ongeveer twee meter brede strook van het dienend erf” en dat deze weg ook “met een auto of ander vierwielig voertuig [mag] worden gebruikt, voor zover dat binnen de aangegeven breedte mogelijk is, waarbij enige voor dit gebruik noodzakelijke "ronding" in bochten is toegestaan”.
4.9.
[gedaagde01] benadrukt terecht dat in de akte een breedte van “ongeveer twee meter” is vermeld en niet “maximaal twee meter”. [eiser01] en [eiser02] hebben niet nader onderbouwd waarom wijziging van de erfdienstbaarheid op dit punt noodzakelijk is, mede gelet op het wettelijke criterium daarvoor (zie 4.3). Voor zover bij de bouwwerkzaamheden aan [adres03] is gehandeld in strijd met de erfdienstbaarheid, is dat op zichzelf onvoldoende reden om de bestaande erfdienstbaarheid te wijzigen, zeker nu tussen partijen vaststaat dat deze werkzaamheden inmiddels zijn afgerond. De vordering dat de erfdienstbaarheid alleen nog mag worden uitgeoefend met een auto of ander vierwielig voertuig dat niet breder is dan twee meter en over een breedte van maximaal twee meter wordt daarom afgewezen.
4.10.
Verder vorderen [eiser01] en [eiser02] de erfdienstbaarheid zodanig te wijzigen dat deze niet mag worden uitgeoefend met wielvoertuigen zwaarder dan 2.000 kg of met rupsvoertuigen. [gedaagde01] merkt terecht op dat een dergelijke beperking niet valt te lezen in de leveringsakte. Verder is van belang dat “rupsvoertuigen” een erg algemene term is. Rupsvoertuigen zijn er in vele soorten en maten en kunnen ook vier wielen hebben (en daarmee onder de tekst van de leveringsakte vallen). Wat hiervan zij, [eiser01] en [eiser02] hebben mede in het licht van wat in 4.9 is overwogen onvoldoende onderbouwd waarom wijziging van de erfdienstbaarheid noodzakelijk is. De hierop betrekking hebbende vordering wordt dan ook afgewezen en hetzelfde geldt voor de in dit verband gevorderde verklaring voor recht.
4.11.
Daarnaast vorderen [eiser01] en [eiser02] de erfdienstbaarheid zodanig te wijzigen dat die slechts mag worden uitgeoefend door één door [eiser01] , [eiser02] en [gedaagde01] gezamenlijk aan te wijzen bewoner of eigenaar van [adres03] . [gedaagde01] weerspreekt ook deze vordering terecht. [eiser01] en [eiser02] hebben niet onderbouwd waarom van hen niet gevergd kan worden dat de erfdienstbaarheid zonder deze wijziging in stand blijft. Naar de letter heeft toewijzing van de vordering zelfs tot gevolg dat een auto die door twee gezinsleden gezamenlijk wordt gebruikt nog slechts door één van hen geparkeerd mag worden op het dienend erf. De noodzaak daarvan valt niet in te zien. Ook deze vordering wordt dus afgewezen en hetzelfde geldt voor de in dit verband gevorderde verklaring voor recht.
plaatsing erfscheiding
4.12.
Ten slotte verlangen [eiser01] en [eiser02] in het kader van hun eerste vordering een verklaring voor recht dat zij op hun grond een erfscheiding mogen plaatsen waarbij een ruimte van twee althans 2,05 meter wordt vrijgelaten voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid.
[gedaagde01] betwist niet dat [eiser01] en [eiser02] een erfscheiding mogen plaatsen, mits de erfdienstbaarheid wordt gerespecteerd.
4.13.
[eiser01] en [eiser02] hebben het recht om op eigen grond een erfafscheiding te plaatsen, mits zij de erfdienstbaarheid en eventuele andere rechten van derden respecteren en geen misbruik van recht maken. Hierbij is van belang dat de grond van [eiser01] en [eiser02] waarover feitelijk gereden kan worden momenteel veel breder is dan de voorgeschreven breedte van ongeveer twee meter voor de erfdienstbaarheid. Ter beoordeling staat welke beperkingen de erfdienstbaarheid stelt aan de erfafscheiding die [eiser01] en [eiser02] willen plaatsen.
4.14.
Het is onmogelijk om met wiskundige precisie te bepalen hoe breed de strook grond is die [eiser01] en [eiser02] bij het plaatsen van een erfafscheiding moeten vrijlaten om de erfdienstbaarheid te respecteren. Dat neemt niet weg dat de leveringsakte gelet op 4.1 objectief moet worden uitgelegd. Het woord “ongeveer” maakt duidelijk dat geen sprake is van een maximum (zie ook 4.9), maar maakt net zo goed duidelijk dat de strook niet veel breder hoeft te zijn dan twee meter. Dit laatste wordt even verderop in de leveringsakte bevestigd, waar staat dat de erfdienstbaarheid mag worden gebruikt “voor zover dat binnen de aangegeven breedte [dus ongeveer twee meter; toevoeging rechtbank] mogelijk is”. Een breedte van (ongeveer) 2,50 meter, zoals [gedaagde01] lijkt te bepleiten, hoeven [eiser01] en [eiser02] niet toe te staan; 2,50 meter is niet ongeveer twee meter. [eiser01] en [eiser02] moeten dus een strook grond vrijlaten die breder is dan twee meter, maar de strook hoeft niet veel breder te zijn dan twee meter en hoeft (dus) niet 2,50 meter breed te zijn. Gelet hierop brengt de meest objectieve uitleg van de akte die hier mogelijk is mee dat “ongeveer twee meter” neerkomt op twee meter met een bandbreedte van 10%. Dit betekent dat [eiser01] en [eiser02] bij het plaatsen van een erfafscheiding een strook grond van minimaal (twee meter plus 10% van twee meter is) 2,20 meter breed moeten vrijhouden om de erfdienstbaarheid te respecteren.
4.15.
[eiser01] en [eiser02] willen de draai van en naar de openbare weg vergemakkelijken door geen erfafscheiding te plaatsen binnen anderhalve meter van de openbare weg. [gedaagde01] meent dat dit niet volstaat om “de draai” te kunnen maken, maar hij heeft dat onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat er redelijk wat ruimte is om vanaf het heersende erf naar de strook op het erf van [eiser01] en [eiser02] te draaien (of omgekeerd), waarbij enig manoeuvreren mogelijk is. De ruimte om vanaf de openbare weg met een voertuig naar de strook op het erf van [eiser01] en [eiser02] te rijden (of omgekeerd) moet ook als voldoende worden beschouwd, in ieder geval voor voertuigen die minder breed zijn dan 2,20 meter. De rechtbank kan zich voorstellen dat het maken van de draai lastiger is als er auto’s in de buurt van de strook geparkeerd staan, zoals [gedaagde01] benadrukt, maar dat is zonder nadere toelichting onvoldoende voor de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is.
4.16.
De vordering over de erfafscheiding is dus toewijsbaar, met dien verstande dat een strook grond van minstens 2,20 meter breed moet worden vrijgelaten in plaats van de gevorderde 2 of 2,05 meter. De erfdienstbaarheid mag worden gebruikt met auto’s en andere vierwielige voertuigen waarmee over deze strook gereden kan worden.
gebruik erfdienstbaarheid door eigenaren/bewoners [adres02] (vordering 2)
4.17.
[eiser01] en [eiser02] vorderen een verklaring voor recht die inhoudt dat [gedaagde01] en de (toekomstige) eigenaren/bewoners van [adres02] de erfdienstbaarheid niet mogen gebruiken.
[gedaagde01] weerspreekt deze vordering. Hij was aanvankelijk van plan om op het heersend erf enkele parkeerplaatsen te realiseren voor toekomstige bewoners van [adres02] , maar hij heeft inmiddels begrepen dat dit juridisch gezien niet mogelijk is. De verleende omgevingsvergunningen voorzien ook niet in parkeerplaatsen op het heersende erf voor (toekomstige) bewoners van [adres02] .
4.18.
[eiser01] en [eiser02] hebben niet onderbouwd dat de erfdienstbaarheid ondanks de betwisting door [gedaagde01] (wel degelijk) is of zal worden gebruikt door bewoners of eigenaren van [adres02] . In zoverre wordt vordering 2 afgewezen wegens het ontbreken van belang.
[eiser01] en [eiser02] hebben niet toegelicht waarom het [gedaagde01] als eigenaar van het heersend erf niet toegestaan zou zijn om gebruik te maken van de erfdienstbaarheid. Sterker nog, de zinsnede “anders dan één eigen auto van [gedaagde01] ” in vordering 4 impliceert dat dit volgens [eiser01] en [eiser02] juist wel is toegestaan. Vordering 2 wordt daarom ook afgewezen voor zover die ziet op het gebruik van de erfdienstbaarheid door [gedaagde01] .
verbod op parkeren of plaatsen van bouwmaterialen op de strook (vordering 3)
4.19.
[eiser01] en [eiser02] voeren aan dat het tijdens de werkzaamheden aan [adres03] meer dan eens is voorgekomen dat auto’s op hun grond zijn geparkeerd of dat bouwmaterialen op hun grond zijn opgeslagen. Zij hebben belang bij een verbod hierop dat wordt versterkt met een dwangsom, ook omdat niet valt uit te sluiten dat [gedaagde01] in het kader van de werkzaamheden aan [adres02] opnieuw gebruik zal maken van het heersende erf en (daarmee) van de erfdienstbaarheid.
[gedaagde01] meent dat er geen grond is voor toewijzing van deze vordering. Tijdens de werkzaamheden aan [adres03] zijn slechts enkele keren voertuigen geparkeerd of bouwmaterialen geplaatst op de grond van [eiser01] en [eiser02] en tijdens de werkzaamheden aan [adres02] zal dat niet meer gebeuren.
4.20.
De erfdienstbaarheid houdt in dat vanaf het heersende erf over het dienende erf naar de openbare weg mag worden gereden en omgekeerd. Het parkeren van auto’s en het plaatsen van bouwmaterialen op het dienende erf valt hier niet onder en is niet toegestaan. [eiser01] en [eiser02] hebben met beeldmateriaal voldoende gemotiveerd gesteld dat meer dan eens voertuigen op hun grond zijn geparkeerd of bouwmaterialen op hun grond zijn opgeslagen en [gedaagde01] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist, waarmee dit is komen vast te staan. [eiser01] en [eiser02] hebben er een redelijk belang bij dat [gedaagde01] dit niet meer doet of laat doen. Gelet hierop wordt deze vordering toegewezen. De rechtbank acht de gevorderde dwangsom te hoog en zal deze matigen en maximeren zoals in de beslissing wordt vermeld.
verbod op gebruik erfdienstbaarheid voor werkzaamheden [adres02] (vordering 4)
4.21.
Deze vordering is niet ingesteld bij dagvaarding en in de dagvaarding (dus) niet toegelicht. Deze vordering is ingesteld bij de akte wijziging eis tevens verzoek gerechtelijke plaatsopneming, maar is in die akte niet toegelicht. Ook in de spreekaantekeningen van [eiser01] en [eiser02] heeft de rechtbank geen specifieke toelichting op deze vordering kunnen terugvinden. Als de rechtbank het goed begrijpt, is de achtergrond van deze vordering met name dat [eiser01] en [eiser02] vrezen dat bij de werkzaamheden aan [adres02] opnieuw (zwaar) bouwmaterieel zal worden ingezet waarmee zal worden gereden over de strook, waardoor opnieuw schade zal worden toegebracht aan hun eigendommen. Dat is volgens hen in strijd met de erfdienstbaarheid.
[gedaagde01] betwist dat de erfdienstbaarheid in het kader van de werkzaamheden aan [adres02] zal worden gebruikt.
4.22.
Deze vordering zal worden afgewezen, enerzijds omdat die onvoldoende specifiek is toegelicht en anderzijds omdat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat de door [eiser01] en [eiser02] gevreesde situatie zich daadwerkelijk zal voordoen. Daarbij is van belang dat de mogelijkheden om de erfdienstbaarheid te gebruiken met zwaar bouwmaterieel sterk zullen afnemen als [eiser01] en [eiser02] uitvoering geven aan hun gestelde voornemen om een erfafscheiding te plaatsen, omdat de breedte van de strook grond waarover met voertuigen kan worden gereden dan aanzienlijk wordt beperkt.
proceskosten
4.23.
De rechtbank zal de proceskosten (met inbegrip van de nakosten) compenseren, in die zin dat alle partijen hun eigen kosten dragen. Alle partijen zijn namelijk over en weer op meerdere punten in het ongelijk gesteld (vergelijk artikel 237 lid 1 Rv).

5..De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser01] en [eiser02] een erfafscheiding mogen plaatsen parallel aan de strook grond waarop de erfdienstbaarheid rust, waarbij een breedte van ten minste 2,20 meter voor de uitoefening van de erfdienstbaarheid behouden blijft en waarbij rekening wordt gehouden met de zogenaamde rondingen, in die zin dat de afstand tussen de erfafscheiding en de openbare weg ten minste anderhalve meter bedraagt;
5.2.
verbiedt [gedaagde01] om auto’s of andere voertuigen te parkeren of te laten parkeren of te doen parkeren dan wel bouwmaterialen of andere materialen te plaatsen of te laten plaatsen of te doen plaatsen op de percelen [perceelnummer01] en [perceelnummer02] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag (of gedeelte van een dag) dat [gedaagde01] dit verbod na betekening van dit vonnis overtreedt, met een maximum van € 25.000,00;
5.3.
verklaart 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.5.
compenseert de kosten van het geding, in die zin dat alle partijen hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. van der Waal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023. [1]

Voetnoten

1.3914/1451