In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Hef Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde wegens huurachterstand. De gedaagde, die de huur van € 960,37 per maand niet tijdig heeft betaald, heeft een huurachterstand laten ontstaan van vijf maanden, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 4.801,85 aan achterstallige huur. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar verzocht om een betalingsregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 was de gedaagde niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter weegt daarbij alle omstandigheden, maar concludeerde dat de financiële en persoonlijke omstandigheden van de gedaagde geen reden waren om anders te oordelen. De kantonrechter heeft de vordering van Hef Wonen toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na de uitspraak.
Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur tot de ontruiming, en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. Dit vonnis benadrukt de verplichting van huurders om hun huur tijdig te betalen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.