ECLI:NL:RBROT:2023:6439

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10379295 \ CV EXPL 23-6627
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Hef Wonen en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Hef Wonen, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde wegens huurachterstand. De gedaagde, die de huur van € 960,37 per maand niet tijdig heeft betaald, heeft een huurachterstand laten ontstaan van vijf maanden, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 4.801,85 aan achterstallige huur. De gedaagde erkende de huurachterstand, maar verzocht om een betalingsregeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juni 2023 was de gedaagde niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter weegt daarbij alle omstandigheden, maar concludeerde dat de financiële en persoonlijke omstandigheden van de gedaagde geen reden waren om anders te oordelen. De kantonrechter heeft de vordering van Hef Wonen toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na de uitspraak.

Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de lopende huur tot de ontruiming, en de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. Dit vonnis benadrukt de verplichting van huurders om hun huur tijdig te betalen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10379295 \ CV EXPL 23-6627
datum uitspraak: 16 juni 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Hef Wonen,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V. te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert, zonder bijstand van een gemachtigde.
Partijen worden hierna ‘Hef Wonen’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 21 februari 2023, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer van 14 maart 2023;
  • de brief van 17 mei 2023 van de zijde van (de gemachtigde van) Hef Wonen.
1.2.
Op 6 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met mr. M. Spruit (gemachtigde van de zijde van Hef Wonen) besproken. [gedaagde01] is, hoewel daartoe correct opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] huurt de woning van Hef Wonen aan de [adres01] in [woonplaats01] . De huur is nu € 960,37 per maand. [gedaagde01] moet de huur elke maand vooraf betalen. [gedaagde01] is met die verplichting in gebreke gebleven, waardoor een huurachterstand is ontstaan.

3.Het geschil

3.1.
Hef Wonen vordert samengevat:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 4.708,22 met rente en de lopende huur vanaf maart 2023;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt gevorderd, bestaat uit de hoofdsom van € 3.841,48, rente van € 17,79 (berekend tot 21 februari 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 348,61 (inclusief btw).
3.2.
Hef Wonen baseert de vordering op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde01] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
3.3.
[gedaagde01] erkent dat hij door omstandigheden een huurachterstand heeft laten ontstaan. Hij zou graag een betalingsregeling willen treffen.

4.De beoordeling

Huurachterstand
4.1.
Tijdens de rolzitting van 14 maart 2023 heeft [gedaagde01] erkend dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden € 3.841,84 bedroeg. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand februari 2023. Bij brief van 17 mei 2023 heeft Hef Wonen berekend dat de huurachterstand, tot en met de maand mei 2023, verder is opgelopen tot een bedrag van € 4.801,85. De huur over de maand juni 2023 is wel betaald.
4.2.
[gedaagde01] heeft de berekening en de hoogte van de huurachterstand niet betwist, zodat de kantonrechter uit moet gaan van de juistheid van die berekening. [gedaagde01] wordt daarom veroordeeld om het bedrag van € 4.801,85 aan huurachterstand, berekend tot en met de maand juni 2023, aan Hef Wonen te betalen.
Ontbinding en ontruiming
4.3.
De huurder is verplicht om de huur (op tijd) te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vordert Hef Wonen de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te ontbinden. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen (ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.4.
[gedaagde01] heeft, berekend tot en met de maand juni 2023, een huurachterstand laten ontstaan van vijf maanden. Door [gedaagde01] zijn geen omstandigheden gesteld op basis waarvan de kantonrechter tot het oordeel kan komen dat een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd is. Hef Wonen heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan artikel 2 van het Besluit gemeentelijke schuldhulpverlening. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is. De financiële en persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] zijn, hoe vervelend ook, geen reden om anders te oordelen. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden toegewezen. De ontruimingstermijn wordt op veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis gesteld.
4.5.
[gedaagde01] moet de huur blijven betalen tot en met de maand waarin hij de woning met al zijn spullen heeft verlaten (ECLI:NL:HR:2018:1810). Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
Betalingsregeling
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Hef Wonen te kennen gegeven dat zij bereid is een (realistische) betalingsregeling te treffen op voorwaarde dat de lopende huur op tijd wordt betaald. Omdat [gedaagde01] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, kon op dat moment geen betalingsregeling worden getroffen. De kantonrechter is namelijk niet bevoegd om zonder toestemming van [gedaagde01] een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter verwijst [gedaagde01] daarom naar de gemachtigde van Hef Wonen voor het treffen van een betalingsregeling.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
4.7.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 348,61 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW). De rente, die berekend tot 21 februari 2023 € 17,79 bedraagt, wordt toegewezen, omdat Hef Wonen genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist.
Proceskosten
4.8.
[gedaagde01] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Hef Wonen tot vandaag vast op € 128,31 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 528,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,00). Dit is in totaal € 1.143,31. Voor kosten die Hef Wonen maakt na dit vonnis moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hef Wonen te betalen € 5.168,25 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 3.841,48 vanaf 21 februari 2023 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [woonplaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van Hef Wonen te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hef Wonen te betalen € 960,37, of zoveel hoger als bij een wettelijke huurverhoging zou zijn toegelaten, met ingang van de maand juli 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Hef Wonen tot vandaag worden vastgesteld op € 1.143,31;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
54214