ECLI:NL:RBROT:2023:6534
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van onterechte niet-ontvankelijkheidverklaring in bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen. Eiser, die in Dordrecht woont, had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de heffingsambtenaar van Rotterdam, die op 10 november 2021 een naheffingsaanslag van € 67,06 had opgelegd. Deze aanslag bestond uit € 1,76 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 65,30 aan kosten voor naheffing. Het bezwaar van eiser werd echter bij uitspraak op bezwaar van 8 maart 2022 niet-ontvankelijk verklaard, wat eiser niet kon accepteren en daarom beroep instelde.
Tijdens de zitting op 22 juni 2023 bleek dat eiser en zijn gemachtigde niet waren verschenen, ondanks dat de rechtbank had vastgesteld dat de uitnodiging om te verschijnen op de juiste wijze was verzonden. De rechtbank oordeelde dat er geen geschil was over de kenbaarheid van het parkeerregime en dat eiser geen parkeerbelasting had betaald op het tijdstip waarop de naheffingsaanslag was opgelegd. Eiser had weliswaar een betaalbewijs overgelegd, maar dit betrof een andere tijd. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de niet-ontvankelijkheidverklaring in bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van de naheffingsaanslag in stand. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding in bezwaar, maar de rechtbank veroordeelde verweerder tot een proceskostenvergoeding in beroep van € 209,25, omdat eiser gedeeltelijk in het gelijk was gesteld. Tevens werd verweerder opgedragen het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.