ECLI:NL:RBROT:2023:6660

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/2533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor bouwen en planologisch strijdig gebruik

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A. Westerhout, heeft bezwaar gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van vijf woonappartementen aan [adres 1]. De vergunning is verleend op 30 november 2021 en betreft een planologisch strijdig gebruik door een overschrijding van de maximale goothoogte. Echter, in het bestreden besluit van 19 april 2022 heeft verweerder de vergunde activiteit van planologisch strijdig gebruik ingetrokken, omdat er geen sprake is van overschrijding van de maximale goothoogte.

De rechtbank heeft op 19 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser stelt dat zijn bedrijf, een slagerij, moet worden aangemerkt als een specifieke vorm van bedrijf volgens de planregels, maar de rechtbank oordeelt dat de verlening van de omgevingsvergunning correct is uitgevoerd. De rechtbank legt uit dat het college van burgemeester en wethouders alleen kan toetsen aan de relevante toetsingsgronden zoals het bestemmingsplan en de bouwverordening. Aangezien er geen weigeringsgronden zijn, moest de vergunning worden verleend.

De rechtbank wijst erop dat de beroepsgrond van eiser over de indirecte doorwerking van milieunormen niet slaagt, en dat de parkeerplaatsen die gerealiseerd worden voldoen aan de Crow-parkeernorm. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2533

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] h.o.d.n.[handelsnaam], uit [plaatsnaam 1], eiser

(gemachtigde: mr. P.A. Westerhout),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee

(gemachtigde: mr. S. van Tuijl).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 30 november 2021 waarbij verweerder een omgevingsvergunning heeft verleend aan [naam bedrijf] voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik.
De vergunning maakt het mogelijk om een gebouw met daarin vijf woonappartementen te realiseren aan de [adres 1], [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5] te [plaatsnaam 2]. Het planologisch strijdig gebruik betreft een overschrijding van de maximale goothoogte.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 april 2022 op het bezwaar van eiser heeft verweerder de vergunde activiteit bouwen gehandhaafd en heeft hij de vergunde activiteit van planologisch strijdig gebruik ingetrokken, omdat geen sprake is van overschrijding van de maximale goothoogte.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser voert aan het perceel [adres 1] direct gelegen is aan zijn perceel aan [adres 6]. Al sinds mensenheugenis zit daar een slagerij met daarachter een slachterij. In 1988 heeft de gemeente (toen nog Goedereede) een bouwvergunning verleend voor de nieuwbouw van de huidige slachterij. De bestemming van de percelen is neergelegd in het bestemmingsplan Stad Goedereede en dorpsgebied Ouddorp 2012 (hierna: het bestemmingsplan). De slachterij heeft als bestemming ‘Bedrijf-gemengd gebied’. Op het perceel [adres 1] rust de bestemming ‘Centrum’.
Volgens eiser moet zijn bedrijf worden aangemerkt als 'specifieke vorm van bedrijf - 3 en 4, 6 tot en met 9 en 13 tot en met 14' als bedoeld in artikel 6.1 sub b van de planregels.
Hij wijst ook op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2177. Weliswaar betrof het hier een situatie waarin de juistheid van een gewijzigde bestemming werd bestreden, maar toch kan hieraan volgens eiser de strekking worden ontleend dat de bestaande situatie (de aanwezigheid van de slachterij al bijna meer dan 100 jaar) moet prevaleren boven een nieuw gewenste situatie. Volgens eiser gaat verweerder voorbij aan de indirecte doorwerking van milieunormen en de milieuzonering in het bestemmingsplan rond milieukwetsbare bedrijven en de daaruit volgende situering van de percelen ten opzichte van elkaar. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Ter beoordeling staat het perceel waar de aanvraag op betrekking heeft.
Dit is het perceel [adres 1]. Het gaat in deze zaak niet om een vaststelling van het bestemmingsplan, waar de door eiser genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 september 2021 op ziet, maar om de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’, waarvoor het toetsingskader van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo geldt. Dit kader komt erop neer dat het college alleen toetst aan het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, het Bouwbesluit en de bouwverordening. Deze vier toetsingsgronden zijn limitatief en imperatief van aard.
Dit betekent dat het college de omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' móet weigeren als het bouwplan in strijd is met één of meer van deze toetsingsgronden en dat het college de omgevingsvergunning móet verlenen als géén sprake is van strijd met deze toetsingsgronden. Als dat laatste het geval is, kan het college geen ruimer toetsingskader hanteren en zal hij dus niet toekomen aan een belangenafweging. Dit wordt ook wel een gebonden beschikking genoemd. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:328).
Zoals verweerder terecht heeft overwogen doen zich geen weigeringsgronden voor als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo. Verweerder moest dus een omgevingsvergunning verlenen. Wat eiser heeft aangevoerd over zijn bedrijf staat daarbij niet ter beoordeling.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat eisers bedrijf in het bestemmingsplan ook niet is aangemerkt als een 'specifieke vorm van bedrijf - 3 en 4, 6 tot en met 9 en 13 tot en met 14' als bedoeld in artikel 6.1 sub b van de planregels.
5. Eiser voert aan dat ook vergund is parkeerplaatsen te realiseren op het perceel [adres 1] en dat niet inzichtelijk is of de te realiseren parkeerplaatsen voldoen aan de Crow-parkeernorm. Ook voert hij aan dat het realiseren van parkeerplaatsen op het perceel [adres 1] ten behoeve van niet op dit perceel gelegen te realiseren appartementen, niet overeenkomt met artikel 8 van de planregels. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat blijkens vergunningstekening DO-01 ten behoeve van de vijf appartementen, negen parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. Dat is 1,8 parkeerplaatsen per appartement. Ter zitting heeft eiser erkend dat met de aanwezigheid op het terrein van 1,8 parkeerplaats per appartement, voldaan is aan de Crow-norm. Of bij toekomstige projecten in de directe omgeving van de locatie [adres 1] voldaan zal kunnen worden aan de parkeernorm zal in het kader van die projecten aan de orde gesteld moeten worden. Dat geldt ook voor zover daarbij sprake zal zijn van het realiseren van parkeerplaatsen op het perceel [adres 1] ten behoeve van niet op dit perceel gelegen te realiseren appartementen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.